(Zaterdag 5 September 1914. 29st* Jaargang N°. 2004 voor de %uiilliollan(E*<*lie en Zeeuwsclie Eilanden. EEK'; BLAB. Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGNO VINCES TUINBOUW. Deze Courant verschijnt eiken Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. 50 Cemt. Buitenland bij TOOruitbetaling f 4,50 per jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. W. BOEKHOVEN. SOMMELSD1JK. AdTertentiën 10 cent per regal en */s saaal, Reclames SO per regel. Boekaankondiging 5 Cent per regel en maal. ÜienstaanTragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing. Öroot® letters en vignetten worden berekend naar de plaatsrnimte die zij bssKai Advertentiën worden ingeaeht tot Dinsdag- en Vrgdag^torgea - J uur Alle stokken voor «ie ttedactse foesterntiL Advertenties* verdere Administratie ?ranco ïoe Se «enden aan den SJitjjfever Oorlog en Maansver duistering. fiiotel ttestaurant „HET GOUDEN HERT", DINERS 60 cent en hooger. LOGIES MET ONTBIJT g R. C. F. l ft, LEE-Moonen. OP OEH UITKIJK. triTGiYEB Vetefoon latercombi. Mo. 3. Verleden week maakten bij de Zons verduistering sommige bladen de opmerking dat deze eclips voor Rusland een ramp kon zijn en een paniek kon veroorzaken onder de optrekkende soldaten, waarvan de ge volgen allerverschrikkelijkst konden zijn in vlucht, in moedeloosheid en ontzenuwing. Tot heden hebben we van de gevolgen niets vernomen, maar feit is toch, dat deze verduisteringen op alle bijgeloovigen door alle eeuwen heen een slecht effect hebben gemaakt. In den Peloponnesischen oorlog, 431-404 vóór Christus was een maansverduistering de oorzaak van de nederlaag van het Atheensche leger, en den dood van zijn aanvoerder Nicias in 413. Pericles, in den Griekschen-Persischen oorlog 493439, wilde de vloot in zee doen steken, maar door een maansverduis tering weigerde de loods uit te varen. Pe ricles zag met spijt dien angst aan en sloeg op eens zijn mantel over het hoofd van den loods en zei: »'t Is nu donker voor je, is dat geluk of ongeluk»? Geen van beiden, denk ik! was 't antwoord van den beangste. Welnu, antwoordde Pericles, als er nu duisterheid in de lucht is, waarom zou dat dan een slecht voorteeken zijn? En de loods liet zich bepraten en stak in zee. Columbus, de ontdekker van Amerika in 1492, heeft zoo'n dito avontuur beleefd, 't Zou maansverduistering worden. Maar hij was door de inboorlingen gevangen ge nomen op een der ontdekte eilanden. Pas op, zei hij tegen die lui, als je me niet onmiddellijk vrij laat en van levensmiddelen voorziet, zal ik 't licht der maan voor je verbergen. Ze lachten hem eerst uit om zijn bedreigingen, maar toen werkelijk de maan begon te verduisteren, gaven ze ter stond aan zijn bevel gehoor en smeekten hem om genade. Dit gebeurde op 1 Maart 1504, op denzelfden datum dat een maan- eclips ook in Europa werd waargenomen. Den 21sten Augustus 1564 kwamen tal van Pranschen onder de suggestie of in vloed van een zonsverduistering. De voor spelling van die eclips bracht talloos velen naar de biechtstoel, ook al oorlog en misère verwachtende, 't Liep den Pastoor veel te druk en slimmerd als hij was, raadde hij de menschen, zijn goede parochianen aan, om zich zoo geweldig niet te haasten, om dat de zoneclips toch een week was uit gesteld. Bij een maaneclips waren in Engeland eenige eenvoudige boeren bezig den buik van een ezel te openen, om de Maan eruit te halenze hadden de Maan gezien in 't water en toen de ezel klaar was met drin ken, was er een stuk af; ergo: dat had de Ezel opgegeten. Peit is, dat in alle Landen in vroegere eeuwen oorlogen en geruchten van oorlogen, pestilenties en wonderheden met zons- en maansverduisteringen, met kometen en ster ren werden in verband gebracht. En dat feit is natuurlijk, omdat de Oude Tijden de tijden der oorlogen zijnjuist de vele oor logen maakten 't niet onnatuurlijk om ze in verbard te brengen met allerlei natuur verschijnselen, onkundig als de groote Massa was met de beweging van ons Zonnestelsel en dus door onkunde bijgeloovig en door 't bijgeloof, juist daarom, alle oorlogen en rampen in verband gebracht met de geheim zinnige Natuur en haar krachten, met goden en booze geesten, die hun toorn open baarden in sterrenverschieten, kometenver- schijningen en sterrenval, in zon- en maansverduisteringen. En dat bewees weer dat elk schepsel der vervloten Eeuwen een Godsbegrip had; daarmee is geschapen en daarmee stierf; dat de mensch is, zooals Gods Woord zegt, van Gods geslacht en met Hem door zijn geweten in verband staat. In de Paaschweek van 837 zag Koning Lod. de Vrome een komeet; maar daarin ook een onfeilbaar voorteeken van de om verwerping van zijn troon; gansche nach ten bracht hij door in gebed, uit vrees voor den dood en hij stierf drie jaar pas na de kometenversGhijning. Deze komeet van 837 heeft zich gedu rende de christelijke jaartelling reeds 24 maal aan de Aardbewoners vertoond. Ze verscheen in 1066, toen Willem de Ver overaar, door haar geleid, zijn zegevieren den intocht in Engeland deedze verscheen weer in 1456Mohamedanen en Christenen vreesden haar en zagen er Gods toorn in; de Christenen zagen in den goudgelen staart een kruis; de fantasie der Mohamedanen maakte hem tot een Turksch zwaardgeen wonder: in 1453, dus 3 jaar pas geleden, had Mohamed II Konstantinopel veroverd en een eind gemaakt aan 't Griekscke Kei zerrijk, wiens laatste keizer Constantijn Palaologus, was gesneuveld. Toen in 1456 werd bevel gegeven om de kerkklokken te luiden tot bezwering van den komeet en tot afwering dier overwinnende Turken. Zelfs een zonsverduistering deed eens dienst bij een politieke verkiezing in Frank rijk, ponder den burgerkoning Lodewijk Fi- lips (18301848). Er waren in een district 3 candidaten. >Mijnheer de Morny», zei één der candi daten tot zijn tegenstander in een publieke vergadering, «waarom waren de kiezers zoo sympathiek voor u eu zoo koel voor mij (10 Juli was 't een zonsverduistering). «Wel», zei de Morny, «ik heb ze tegen 10 Juli een zonsverduistering beloofd, maar als uw loyale concurrent heb ik er bijge voegd, dat gij er hun ongetwijfeld ook een beloven zoudt, maar dat de dag van de uwe nog niet precies bepaald was.» De Morny werd gekozen door kiezers, wier verstandelijke ontwikkeling toen, en dat reeds bij algemeen stemrecht, onder dat «Souvereine» Pransche volk, met souve- reine minachting mocht worden bejegend door den candidaat hunner keuze. In 1680 verscheen een komeet, die als voorbode van een tweeden Zondvloed werd beschouwd. Te Parijs maakten velen hun testament; eenige hovelingen aan 't hof van Lodewijk XIV spotten er mee. Maar, mijne heeren, zei 's konings broer, gij spot met dien stergij hebt gemakkelijk praten, want gij behoort niet tot de Vorsten; gij zult er geen last van hebben. En oorlog, en pestilentie, en dood van vorsten en vorstinnen, en vergaan der we reld door nieuwen zondvloed of hemel vuur: 't werd met zons- en maansverduis tering, met kometen en sterrenregen in verband gebracht. Het eind der wereld is voorspeld op 20 Mei 1773; in 1832 op den 29en October; op 12 Aug. 1872 en 13 Nov. 1899, al welke voorspellingen voortvloeiden uit mo- Gedempte itoerensteiger 63A, 63B Direct nabij de Hoofdsteeg, Rotterdam. f 1.25, f 1.50 en f 1.75 Tel. No. 10595. Aanbevelend, Het door ieder aanbevolen adres. gelijke botsingen van de Aarde met, andere hemellichamen. Oorlogen en Verduisteringen van maan en zonIn onze dagen hecht men er zelfs in eenvoudige kringen geen waarde aan. De wetenschap heeft ons verklaard, waar door die verduisteringen ontstaan; ze zijn natuurlijke, natuurwettelijke verschijnselen en hebben met oorlog en vorstendood niets uitstaande. Dat er bij Jezus geboorte een ster werd gezien van eigenaardige schitte ring, is nog geen bewijs voor iets wonder lijks; dat Joël profeteerde van «de zon, die zal veranderd worden in duisternis, en de maan in bloed, eer dat die groote en vree- selijke dag des Heeren komt», is nog geen bewijs, dat een zonsverduistering den on dergang der wereld beduidt. Trouwens! we hebben 't Woord des Heeren vast te houden, dat de sterren wichelarij om daar uit de toekomst te voorspellen, verbiedt. We hebben Zijn Woord, dat ons toeroept: «Waakt, want gij weet noch den dag, noch de ure, waarin de Zoon des menschen komen zal." Hij zal komen als een dief in den Nacht. Wees dan gijlieden bereid, zooals op een graf poort staat. IV. »'t Kan niet, het kan niet zijn De waard uit «Het ivoren Aapje», 'n Hollandsch-Vlaamsch cafótje in de Brus- selsche benedenstad, voelde hoe de pilaren onder 't gebouw zijns buiks sidderden en de kracht uit zijn knieën verzonk. Met de linkerhand hield hij zich kramp achtig vast aan den zinken hoek van zijn toonbank en de rechter, die 't ingeschon ken glas hooghief, beefde plotseling zoo, dat de helft van het vocht er uit gutste. De bezoeker stond ijzig kalm. Stond voor de toonbank; had heimelijk schik in den angst van den waard. «Dat gaat zoo niet, baas! mijn glas moet vol overigens, 't is als ik het zei: morgen, vandaag misschien al zijn ze hier De waard wordt nu doodsbleek. Ziju bezoeker drinkt langzaam het bij gevulde glas leeg, houdt met de punt der tong hehoedzaam een verkenningstocht langs de vochtige lippen en als het laatste drank pareltje in veiligheid is gebracht, laat hij er op volgen: «Ik denk, dat lange Jan uit de «Müuchener Bierhalle» niet de laatste zijn zal om terug te keeren en dan zal-ie met jou de rekening wel effen maken als-ie een kerel is!" De baas is een bezwijming nabij. Zijn enkelen wankelen en machteloos zijgt hij op 't krukje achter hem neer. Schouderschokkend gaat de bezoeker heen hij gunt den gierigen grijpwolf graag dezen schrik en wat hem betreft blijve het niet bij dezen schrik. Jasper Vermooren, de waard uit «Het ivoren Aapje» is voor enkele jaren uit Holland naar Brussel afgezakt. Kwade ton gen wilden beweren, dat hij daarginds geen blanco-strafregister achterliet; iemand die hem ginds gekend had, betitelde hem eens als een «verloopen en verzopen sjappie», maar Jas had zich aan wat de luiden kal den, nooit gestoord. Hij had hier 't cafétje iugericht. Vroeg iemand hem naar den zonderlin gen naam, dan keek hij verontwaardigd en vroeg terug. o£-ie dan zijn eigen letter kunde, zijn groote schrijvers en bun beste werken niet kende. Dan zweeg de vrager bots en vond zichzelf er toch ook wel wat verheven door, dat-ie in zoo'n café z'n biertje dronk en niet in een ander van minder allooi, met veel platter naam. Jasper had hier vlijtig getapt. Buik en buidel waren gelijkelijk in om vang toegenomen. De nering in deze volks buurt liep drukbiertjes en borreltjes ston den in »'t Aapje" nooit stil. Toen was «lange Jan" gekomen. De „Mof", de «Duts", de «Pruis, Nu ongeveer een jaar geleden. Lange Jan, de Duitscher, die in dezelfde straat z'n „Bierhalle» had ingericht, met een groote zaal vol spiegels, vol verguld sel, vol geschitter van kristal, met groote marmeren toonbank en dito tafeltjes. Toch, ondanks al die „luuks» goed koop. Dat werd Jasper een doorn in den buik, een winkelhaak in den geldbuidel. De «Halle» deed op den duur het «Aapje" de tering aan. Tegen die royale pracht: overvloed van lectuur, een eerste-klas biljart, speeldoozen, planten en bloemen, met echt bier en min stens éven vette borrels, kon hij op den duur niet concurreeren. Al z'n kwaadspreken hielp hem niet. Hij trachtte als vrijdenker te poseeren en de gunst te winnen van de „mapons», door uit te strooien dat z'n tegenstander door «'tgeld van de papen" werd voort geholpen - het baatte hem niet veel. Hij strooide den laster rond, dat 't bij «langen Jan» in den tuin achter de „Halle" geen „zuiver spul» was 't bezorgde hem een krassen uitbrander van de politie, die 't er bij herhaling „niet bij zou laten zitten.» «Jas» vermagerde van broodnijd. Tot, plotseling! de uitkomst kwam. De eerste oorlogsgeruchten dwarrelden door de stad en bleven ook onheilspellend hangen binnen de wanden van 't „Aapje». De nering fleurde weer wat op. »Ja9" had 'n jongen op de fiets, die hem steeds de laatste bulletins der gazettes aanbracht en de buurt kwam bij hem plakken, drinken en rondjes geven. Daar kwam het «ultimatum af.» Gevolgd door de uitbarsting van ontem baar patriottisme en blinden haat tegen al wat „Dutsch» was. Gloeiende redevoeringen werden binnen 't «Aapje» gehouden. De werklieden, die er dronken, beefden van nationale veront waardiging. Voor 't Vaderland, pour la patrie! was er de leus. Vlaam en Waal, 't was er al verbroederd. De Vlamingen brulden het lied van den «Vlaamsehen leeuw» en de Walen brulden evenhard de «Marseillaise" Jasper gaf 's avonds ruime maat. Mengde zich af en toe in 't gesprek. Bracht het sluw op de Duitsche spion nen, waar 't land van wemelde, en die de gastvrijheid vergolden door 't land te ver raden en te verkoopen aan den vijand. Plotseling werd aan 'n tafeltje, waar «Jas" pas gediend had, over „lange Jan, den Pruis» gesproken en een vuist bonkte op 't blad. De roode bier- en drankhoppen gingen op als de kop van 't krijgspaard, dat de klaroen hoort schallen. »'t Is een spioen." schreeuwde men. «In 't gevang met dien ventl" «Steek zijn nest in brand!" »'n Woeste menigte vloog op, om aan den spion «recht» te doen. «Jas» wreef zich vergenoegd de han den Dienzelfden avond werd in de «Halle» alles kort en klein geslagen en de eigenaar meer dood dan levend naar 't bureau en vandaar naar den trein ge bracht uit den lande Toen schonk zich «Jas" 'n extraatje in, Het «Aapje» had het voorgoed op de „Halle" gewonnen En nu, ineens! dit schrikkelijke. Het leger is verslagen: de koning en de ministers zijn reeds in Antwerpen; de wacht is ontwapend; de barricaden ge slecht; de uhlanen zijn reeds op 'n uur afstand gezien 't Kan niet; het kan niet waar zijn I» Zoo jammert het ontrust geweten. Maar dan haast hij zieh om zijns levens wil. Papieren en geld steekt hij zooveel mogelijk bij zichde Vlaamsche huishoud ster krijgt haar congé; de ijzeren bouten gaan voor 't raamde deur sluit hij achter zich toe en in den donkeren avond ver laat hij de stad, westwaarts naar Gent naar Holland al is zijn lei daar niet schoon misschien dat men 't in oorlogstijd vergeet Voort 1 drijft hem 't ontrust geweten; voort, immer voort„Lange Jan» draaft hem na met gevelde lans, verbeeldt zich 't verhitte brein Ver achter hem dreunt de grond van 't getrappel der dui zenden paarden En vroolijk schalt er de muziek: «Die Wacht am Rhein.» UITKIJK. De Kankerziekte der Ooftboomen. Omtrent de ziekte, waarover in den loop der jaren reeds zooveel is geschreven en ge dreven, deelt het Instituut voor Phytopatho- logie te Wageningen het volgende mee. Het meest bekende verschijnsel van deze algemeen voorkomende ziekte is het aanwe zig zijn op de takken of stammen van meer of minder diep ingevreten wonden, die om ringd zij door stervende of reeds gestorven weefselwoekeringen, welke in eenigszins con centrische kringen voorkomen daarbij is de schors op die plekken gescheurd of gebars ten. In het midden van zoo'n plek staat dik wijls nog een stompje van een gestorven zijtak. Deze verschijnselen, welker ontstaan hieronder zal beschreven worden, treden op bij boomen, die aangetast zijn door de kan- kerzwam Nectria ditissima Tul. Niet alleen ooftboomen (vooral appel en peer), doch ook andere loofboomen als beuk, eik, eschdoorn, acacia, iep, kastanje en heesters als vogel kers en hazelaar kunnen worden aangetast. De kankerzwam kan zich alleen vestigen in wonden, welke door andere oorzaken, meestal vorst of hagel, zijn onstaan. Herhaalde in werking van vorst op dezelfde plaats van een tak doet eveneens kankerachtige wonden ontstaan, terwijl het zuigen van bloedluizen gezwellen in 't leven kan roepen, die sterk aan kankerzwellingen doen denken. Men kan dus spreken van echte kanker, vorstkanker en bloedluiskanker. De echte kanker verraadt zich het eerst, doordat de bladeren van sommige takken veel te vroeg geel worden, wat meest ge paard gaat met groote vruchtbaarheid, voor zoover de hoeveelheid betreft, van zulke tak ken de vruchten blijven echter klein. Onder zoekt men deze takken nauwkeurig, dan vindt men bruine, zwartachtige vlekken op de schors, meest aan den voet van een knop of zijtak. Deze plekjes zijn bekend onder den naam van schorsbrand, zonnebrand of ook wel enkel brand. Zij zijn het gevolg van vorst zij komen meest voor aan den van een oog knop of zijtak, omdat de weefsels op die plaat het meest waterhoudend zijn en dus het gemakkelijkst bevriezen wanneer nu in zoo'n wond de kankerzwam vasten voetjheeft gekregen, worden de plekken grooter en die per; de bast scheurt in onregelmatfge krin gen af en sterft tusschen de scheuren in. Boven en beneden de wond verdikt de tak zich abnormaal sterk, als gevolg van stoor nis in den sapstroom, daar de in den bast gelegen vaten vernield zijn. Hoe grooter de wond wordt, hoe grooter ook die stoornis wordt tot eindelijk de tak rondom is aange tast en de sapstroom geheel belet wordt, waardoor het deel van den tak boven de wond moet afsterven. Wanneer jonge takjes nabij het begin van de in het laatste jaar gevormde scheut zijn aangetast, sterft vaak het takje nog in datzelfde voorjaar boven die plaats af, zonder dat nog van eenige weefselwoekering of verdikking sprake is, wel ziet men op de zieke plek de hieronder beschreven grijze sporenhoopjes van de kankerzwam te voorschijn komen. Men ziet dikwijls boomen met tal van zulke doode topeinden, het verschijnsel wordt met den naam „topvuur" of „topkanker bestempeld. (Bij pereboomen wordt dit afsterven van jonge takjes ook wel veroorzaakt door den schurfzwam dan heeft echter het takje een basterig, schurftig voorkomen over een groo ter of kleiner deel van zijn lengte). In het voorjaar en den voorzomer ziet men op de brandplekjes kleine grijze hoopjes ter grootte van een speldeknop, deze bestaan uit de zomervoortplantingsorganen van de zwam

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1914 | | pagina 1