Zaterdag 25 Juli 1914 Antirevolutionair 298te Jaargang N°. 1992. Orgaan voor de Znidhollanduche en Keenwsche Eilanden. KIM loe de spijsvertering werkt. IN HOC SIGNO VINCES OP DEN UITKIJK. LAND- EN TUINBOUW. Reclames - Mededeelingen W. BOEKHOVEN. SOMMELSDUK. Advertenties 10 eentper rogal en maai, Seolaieei 20 per regel. Boekaankondiging 5 Gent per regel en Bienstainvragen en Dienstaanbiedingen 50 Gent per plaatslag. Groots letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan Alle stokken v©öf de Redactie bestemd, Adverteistlësi era verdere Administratie fraaco toe te zenden aam den Uitgever Hotel Restaurant „EET GOUDEN HEET", M®4t@rsiasM. DINERS 60 cent en honger. LOGIES MET ONTBIJT g S. C. F. 7, i LEE-Moom Dsae Courant verschijnt elkea Woensdag en Zaterdag. Abonnementsprijs per drie smanden fe. p. p. 5© C@st. Buitenland bij vooruitbetaling f 4,50 pee jaar. Afzonderlijke nummers 5 Cent. ÜJTGEVÉ®' 5'eleS®©a InéercoBaaa. Mo. Advertenties worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 nar. Is Flakkëe clericaal We lazen 't kort geleden in een Ingez Stuk, dat mét de Mulo School in verband stond. We laten de kwestie van H. B. S. en Muloschool rusten en willen alleen wij zen op het misverstand met dat woord cle- ricaal. Hoe is dat woord ontstaan? Zóó: In de eerste christengemeenten was ieder door drongen van het algemeen priesterschap der geloovigen. En zelfs nu nog wordt ge zegd, dat elk huisvader een priester moet zijn, die als Israels hoogepriester de noo- den en behoeften, zij 't zonder Urim en Thurnin, zij 't zonder 12 steenen op den Borstlap, de nooden en behoeften van zijn gezin en zich zelf dagelijks Gode moet be kend maken; die 't reukoffer des gebeds 's morgens en 's avonds ontsteken moet en dank- en zoenoffer Hem wijden moet enz, Wat is echter in den tijd na die Jeru- zalemsche Gemeente gebeurd? De Katho lieke kerk werd gevestigd door den Canon, door de Traditie, door 't Bisschopsambt en de Geloofsbelijdenis. Dat Bisschopsambt was van hoog ge wicht. Extra ecclesiam non est salus, zei mend. i. Buiten de kerk geen zaligheid en wie zich van den bisschop afkeert, be hoort niet meer tot de kerk. Toen is ontstaan de regeering van Bis schoppen; van Presbijtors; van Diakenen; van Subdiakenen enz. enz. Van Metropoli tanen, Synoden en van de Clerus. De idee van 't algemeene priesterschap van elk kerk lid ging te loor, verdween, toen't Bisschops ambt inboog aanzien kwam. En de Bisschop vooral werd de clerus, onder wie de lagere geestelijken stonden, terwijl't Volk genoemd werd leek ene, dat afgeleid is van een Grieksch woord, dat Volk beteekent. Cle rus beteekent erfdeel. Die Clerus plaatste zich op Oud testa- mentiseh standpunt d. i. Middelaar als Mo- zes. als Aaron tusschen God en Volk. Wie nu zegt, dat Flakkee clericaal is, begrijpt van clericaal net zooveel als een mol van zonlicht, Flakkee is antirevolution airanti-liberaal anti-vrijzinnigis voor een zeer klein deel Roomschen clericaal zijn alleen de Roomsch- Katholieken. Hoe eindigt een dientsbetrekking Nu 't staken niet van de lucht is (want niet alleen in den Haag is dit zoo met de trambeambten, maar in Zaandam en op an dere plaatsen idem) willen we op dit on derwerp even nader ingaan. Staken is maar één soort van beëindi ging van dienstbetrekking. Er zijn er meer. Ér zijn er wettelijk zeven. Ie. Van rechtswege, met of zonder op zegging, als de tijd is verstreken die bij overeenkomst of reglement, bij wet of ver ordening, of, bij gebreke daarvan, door 't gebruik is bepaald. 2e. Door den dood van den werknemer of soms ook door dien van den werkgever. 3e. Wat minderjarigen betreft, bij rech terlijke beschikking op verzoek van hun wettelijken vertegenwoordiger. 4e. Door ontslag of opzegging wegens dringende redenen. 5e. door ontbinding der overeenkomst door den rechter wegens gewichtige redenen. 6. door ontslag of opzegging met scha deloosstelling. 7. Op onrechtmatige wijze d.w.z, door ontslag of opzegging zonder dringende of gewichtige reden en zonder schadeloosstel ling. Geval één: eindiging der dienstbetrekking zonder opzegging. Dit gebeurt, als ze voor bepaalden tijd is aangegaan, zonder dat, 't zij bij overeen komst of reglement, 't zij uit kracht der wet of verordening, 't zij door 't gebruik, opzegging is bedongen. Indien een boer werkkrachten aanneemt voor den oogsttijd, dan is 't natuurlijk, dat de arbeiders ge daan krijgen als de oogst afgeloopen is. Neemt een cargadoor bootwerkers aan voor een bepaalde boot, dan is de dienstbetrek king afgeloopen, als de boot leeg is. Noch tans: als er een beding gemaakt is, dat de boer of cargadoor, al zou de oogst af en de boot leeg zijn, ze van le voren aal waarschuwen, dan dient hij dat vroeg ge noeg te doen en anders zit hij er tusschen. Als de eisch is geweest: «waarschuwen» en de boer heeft dat verzuimd, dan kan hij den arbeider zoo maar niet op straat zot ten, maar dan heeft deze recht op schade vergoeding. Een goed accoord maakt ook hier een zachte scheiding. Opzeggingstermijn. Do patroon of patiunes; mijnheer of me vrouw; de fabrikant eenerzijds, maar ook de werklieden kunnen den dienst opzeggen. Dan eindigt de dienstbetrekking. Behalve in 't geval dat we in ons eerste artikel reeds noemden nl. de oogst is af en de boot is leeg, eindigt de dienstbetrekking altijd met ogzegging, indien de duur 'der dienstbetrekking noch bij overeenkomst of reglement, noch bij wet of verordening,noch ook door 't gebruik is geregelddus wan neer ze voor onbepaalden tijdis aangegaan. Eu is die dienstbetrekking aldus voor onbepaalden tijd aangegaan, dan mag de opzegging alleen geschieden tegen den dag of een der dagen, welke door 't gebruik zijn aangewezen. Wat is 't gebruik? Men ontslaat of vraagt ontslag tegen het tijdstip, dat't loon wordt uitbetaald. Dit gebruik was vroeger niet bindend. De werkgever kon vroeger zeggen »'t Is nu Donderdag hier heb je je geld, zoek je werk elders»terwijl ook de ar beider kon zeggen: «Baas ik kom morgen niet». Dit is echter bij de wet op't arbeids contract verboden, tenzij alweer werkgever ea werknemer zóó met elkaar gekontrak- teerd hebben. Maar hebben deze twee zoo'n contract niet gemaakt, niet vastgesteld, dat ieder op zijn eigen houtje kan ontslaan of weggaan, dan is ieder aan 't gebruik gebonden. En al is er geen gebruik», dan is men toch nog aan de wet gebonden, die den opzeg gingstermijn regelt. En deze termijn is gelijk aan den tijd, die gewoonlijk tusschen twee opeenvolgende uitbetalingen van het in geld vastgesteld loon verstrijkt, doch voor ar beiders, die 4 gld. of minder per dag ver dienen, niet langer dan zes weken. Wie dus met zijn arbeiders overeenkomt dat tegen eiken dag ontslag kan worden gegeven, zal daarbij'toch den opzeggings termijn in acht dienen te nemen, tenzij hij bij schriftelijk aangegane overeenkomst of reglement dien termijn ter zijde schoof en dus recht verkreeg, onmiddellijk te ontslaan, waartegenover voor den werkman natuur lijk dan staatrecht tot onmiddellijk vertrek. Voor beide partijen is een opzeggings termijn noodzakelijk. En zes weken te voren mag de arbeider eischen, dat hij reodsgewaarschuwd worde. In dien tijd kan hij naar een nieuwen dienst uitkijken. Minderjarigen en diensteindiging. Dienstopzegging kan plaats hebben van rechtswege. Ze heeft ook plaats, maar dan is 't een finale diensteindiging door den dood van den werkman. En soms ook door den dood van den werkgever, maar dit hangt af van de weduwe of de andere erf genamen. Wat minderjarigen betreft zit 't zóó:Als de vader of voogd of andere wettelijke ver tegenwoordiger van een minderjarige de ar beidsovereenkomst nadeelig acht voor zijn pupil, of acht, dat ten opzichte van dien jongen de voorwaarden niet worden nage leefd, kan hij zich wenden tot den kanton rechter, in wiens ressort de minderjarige zijn verblijf houdt met 't schriftelijk, onge regeld, verzoek de arbeidsovereenkomst ont bonden te verklaren. Als de voogd of de wettelijke vertegen?- woordiger zich echter om zoo'n jongen zich niet bekommert, kan de ambtenaar van 't Openbaar Ministerie zich zijn lot aantrek ken en doen wat des verzorgers behoorde te zijn. Dan wordt 't dus eenreehterszaakje en óf kantonrechter óf de voogd óf de werk gever en de pupil zijn dan bij 't beding betrokken. Eu voor den werkgever is er geen kooger beroep. Zooals de rechter, na't „hoor en wederhoor" beslist, gebeurt het. Gedempte Boerensteler 63A, 63B Direct nabij de Hoofdsteeg, f 1.25, f 1.50 en f 1.75 Tel. No. 10595. Aanbevelend, MSet door ieder aanbevolen adres. Dien keek even op van 'r boek. 't «Kleintje», dat al 'n heelen tijd zoet zat te spelen, werd knorrig en gaf 'n schreeuw. Die zat niet liever dan plat op den grond, midden tusschen haar schatten: 'n oude bouwdoos, 'n blokkendoos, 'a houten en een elastieken pop, groote en kleine knik kers en al wat verder moederzorg verzint, om het «kleintje» zoet te houden en ver maak te geven. Uren kon ze zoo spelen, 't meisken. Maar nu, ineens, haperde er wat. Ze had al zitten schuiven en rijden; met 'ngrauw en 'n schrauw had ze haar ongenoegen te kennen gegeven; Dien met booze oogen aangekeken, dat ze de hulp niet kreeg, die ze verwachtte Ontstemd keek Dien toen op wat had dit driftige ding nu toch weer Kon ze haar nu niet es rustig laten lezen Ze moest ook altijd op haar wenken worden bediend, verwend als ze werd 1 Dien zou wel es willen weten, of er van haar ook zooveel moeite genomen was, toen zij zoo jong was Gek, dat ze daar niets meer van weet In elk geval, zulke kinderen moesten maar vroeg leeren, dat de wereld om haar niet draaide, dan viel 't later niet al te hard tegen En Dien sloeg de uitgelezen bladzij om 't werd nu pas echt mooi'r waren er nu twee, die om 't meisje liepen en als Dien 't good begreep, dan was er nog 'n derde op komst. Dan pas werd 'n boek «echt» Maar nü werd het 't kleintje ook te machtig. Toen Dien opkeek, flikkerde er hoop in haar starende kijkers en 'n heftig diende der oudere zus ter tot aanmoediging en tot 'n bewijs, hoe »kleintje's« wensch geen uitstel duldde. Eerst 'n oogenblik dreigende stilte. 't Kleinkinderoog blijft in 'n staring van niet-begrijpen op de groote zuster geves tigd; 'n weemoedig verwijt ligt er in dien blik; 't oogje wordt wazig, vochtig, 't vult zich met tranen't lipje hangt, 't begint zenuwachtig te bevenkleine schokjes gaan door 't kinderlichaampje daar is de uitbarsting 'n Vólle schreeuwbui, met gesloten oogen, wijdgerekten mond en fel keelgehijg. 't Krachtig geluid van 'n goed ontwikkeld kind van anderhalf jaar, dat z'n zin niet krijgt. Boos kijkt Dien van 'r boek op. Zien wie 't het langst uithoudtzus of zij1 Kwaad doet 't het kind niet Toch voelt Dien een kneep van wroe ging in haar binnenste. Ma móést er uit; noodige inkoopen gaan doen en had haar, Dien, haast gesméékt, toch vooral goed naar zus te kijken en zich niet te verdia- pen in haar boek. Op de teenen, of ze 't voor zichzelf niet weten wil, sluipt Dien naar'traam, schuift 't gordijn wat weg, kijkt in 't spionnetje de straat af, of ma nog niet terugkomt. Gekheid! Dat kan immers nog niet. Bovendien, de buitendeur is op slot, ma moet toch eerst aanbellen, dan is 't nog tijd genoeg, om 't «kleintje» op 'r arm te nemen en zoet te sussen. Zus zit even stil. Met de armpjes hoekig gebogen in de lucht, staart ze in verwachtig Dien na, maar de teleurstelling is te grooter, nu deze stil zitten gaat en doorleest. 't Geschreeuw verandert nu van toon. Van weemoedig en hartverteederend wordt het meer krijgszuchtend en uitdagend. De kleinkindervuisjes knijpen zich samen en «kleintje» slaat er mee tegen liaar eigen hoofd, wat de drift nog aanblaast. De boe nen komen in heftige beweging en de hak ken roffelen op 't karpet, 't Schreeuwen wordt meer «intens» nog; plotseling ont spannen zich de kleine beukvuistjes, in blinde woede grijpen de vingers wat ze maar bij zich voelen en woest smijt «klein tje» haar schatten door 't vertrek Dien's boek klapt hard dicht. Zóó kan ze toch niet lezen; zóó is er tenminste niets geen aardigheid aan. «Ze» zijn nu juist in 't prieel, waar'tbeslissende gesprek wel zal plaats hebben en dan moet je daar dat blazen en trappen, dat slaan en krijschen van «kleintjes» doorheen hooren Hou je schreeuwleelijk»zegt Dien kwaad. Maar tegelijk voelt ze weer dat knijpen van binnen, de beschuldiging van liefdeloosheid, van haat en opstand, ze schaamt zich, om zóó haar ziel aan God of mensehen te laten zien! IJverig gaat ze aan 't oprapen. Zoodra «kleintje» ziet, dat ze Dien's roer loosheid overwonnen heeft, houdt ze stil. Door heftig «neen» schudden geeft ze slechts te kennen, hoe hét «dat» niet is, wat flew aanbrengt en dus nog altijd de oorzaak van de huilbui niet weggenomen is. Dien blijft zoeken en probeeren. Gek, nu krijgt ze er zélf zin in. Ze wil nu weten, wat «kleintje» zoo in be weging bracht. Och 't is toch wel 'n aardig kind. Uren kon ze vroeger al stil in baar wieg liggen kijken naar 't bladerenbeweeg van de linden vóór 't huis. Uren kan ze nu nog zitten spelen, als er zoo af en toe maar éven naar haar gekeken wordt En ze vindt 't zoo heerlijk, als es iemand zich met haar bemoeit! «Kleintje» kon 't ten slotte niet helpen... Dat ze, vóór 'r geboorte al, Dien's wensch heeft verstoord en haar plannen verijdeld. Dien had «er uit» gewild, De kriebel zat 'r in de bsenen en ze wou wat vau de we- rold zien. Méér tenminste dan er hier op 't stille dorp te beleven viel. Bijna was 't klaar; vader en moeder had ze voor 't plan gewonnenze zou bij 'n deftige familie ko men, 's winters in Den Haag en 's zomers in Nunspeet en toen kwam net «kleintje» alle voornemen verstoren. Onge vraagd en onverwacht. Met 'r krijschend geschrei, of 't vanzelf sprak, dat Dien's toekomstplannen weggevaagd werden, a!s «kleintje»'s adempje er over ging. Moesten niet haar luiers gespoeld, haar doeken ge droogd, haar badjes gewarmd? Bijna had ze 't kleine wezentje gehaat, 'n Wrang «waarom» wrong zich rond in 't binnenste des harten, waar de roerselen des levens zijn. Voor 'n ander hield ze zich in, maar als ze alleen was liet ze haar gedachten gaan, vlamde haar antipathie voor «kleintje» naar huiten 't Is waarer kwam eenige kentering. De consciëntie was gaan knijpen en de band des bloeds trok. Met 't voorjaar zou Dien belijdenis doen en ze kon toch niet met 'n wrok in 't hart tot de Tafel des Heeren toegaan! «Ta ta tal» kraait ineens «kleintje» en jucht nu van vreugd. Eindelijk had Dien, al zoekend en tastend geraden wat ze wou't elastieken poppetje, dat al spelend buiten haar bereik was geraakt. «Ta ta ta» juicht ze en met stralende oogjes laat ze Dien 't herkregen kleinood zien, «Toch een leuk ding wel», denkt deze. Schertsend steekt ze de handen uit. Ja, dat wil «kleintje» 1 Lang genoeg zat ze al op den harden vloer. Wég flapt ze de pop. Vol blijde verwachting schuift ze over den grond, zenuwhikkend van kinder lijke opwinding. Dien neemt «kleintje» op en draagt ze rond. Speelt en monkelt met 't kind. Hoe wilder hoe liever! Voelt dat koude, harde brok weerzin smelten in 'r hart. Daar gaat de bel «Mama!» zegt Dien en houdt «kleintje» rechtop. «Zus naar mama toe? Even aarzelt «kleintje». Maar dan mama ravot zoo niet met haar, zwakalsdieis »kleintje«'swan gen gloeien nog van de pret de kans is verleidelijk en «kleintje» leeft nog bij indrukken Plotseling slaat ze de warme armkens om Dien's hals, schudt heftig van neen, woelt haar gezichtje kroelend in Dien's gelaat weg en kiest naïef tégen mama. «Schat!» zegt Dien en knuffelt het ding, terwijl ze de deur met haar gaat opendoen. Moeders oogen straalden. Eindelijk had God haar gebed verhoord en zij had haar dochter herwonnen. Kleintjeis voortaan van haar beide „en heeft er twéé, die over haar moederen UITKIJK. De Slakkenplaag. (Slot). Gelukkig, dat de slak vele natuurlijke vij anden heeft: allereerst droogte, koude en vooral zonneschijn. En verder verschilllende dieren alskraaien en spreeuwenpadden en kikvorschen en mollen, hoenders en een den, varkens. Wie dus van de slakkenplaag verlost wil worden j— om van andere pla gen niet te spreken bescherme de vogels, doode geen padden en kikkers, die hij in zijn aardbei-bedden ziet (heusch, zij eten geen aardbeien 1) vervolge de mollen niet te zeer, en, late, zoo mogelijk, kippen, een den, duiven en varkens vrij op het geteis terde terrein rondscharrelen. Maar wat ver der tegen de slakkenplaag te doen Want deze natuurlijke vijanden kunnen in natte jaren zonder hulp, de slakken niet baas wor den. Een voorbehoedmiddel ligt direct voor de hand daar groote vochtigheid aan de voort teling der slakken bevordelijk is, moeten we zorgen, dat de grond van onze akkers en tuinen zoo droog mogelijk zij, en in de eerste plaats moeten we dus onze gronden droogleg gen, 't zij door het graven van greppels en slooten, of door draineerbuizen. Is het een graanakker, jwaar de slakken plaag heerscht, dan is vroeg zaaien, alleen reeds ter bestrijding dezer plaag, gewenscht 't zijn toch, zooals we reeds opmerkten, de jonge plantjes, welke van de slak het meest hebben te lijden, en is men in 't voorjaar, wanneer de slakken zich in massa's vertoo- nen, het graan al wat opgeschoten, dan wordt het niet licht aangevallen. Maar als de plaag er eenmaal is, zooals thans in vele tuinen en onze veld- en tuin gewassen en kostelijke vruchten dreigen ver nietigd te worden, wat dan Ook dan staan wij er niet machteloos tegenover. Tal van middelen zijn er, die wij kunnen aanwenden. Een Mexicaansch landbouwblaadje beveelt het eenvoudige maar vervelende middel aan van afzoeken en zegt ook, dat stukjes hout, 20 cent per Regel. Wanneer het voedsel eenmaal in de maag is aangekomen, werken de maagsappen er op indaarna gaat de spijsbrei, onder den invloed van kronkelende darmbewegingen, in de ingewanden over. Indien dit regelmatig geschiedt, gaat alles goed. Ongelukkigerwijze geschiedt het bij de verzwakten, bij de bloed armen, bij allen wier bloed om de een of andere reden te wenschen over laat, op gansch andere wijze. De maagsappen worden zeer langzaam af gescheiden, en de verwerking van het voed sel is lang en moeilijk. Bovendien zijn bij de verzwakten de kronkelende darmbewegingen krachteloos nauwelijks gevoeligen de spijs brei in plaats van snel in de ingewanden over te gaan, blijft in de maag. Dan zegt de lijder„Mijn eten bezwaart mij". Somwijlen zijn daarvan brakingen het gevolg. Zoo ge beurt het met hen die geen rijk en zuiver bloed hebben. De organen nemen hunne voe ding en hun kracht op uit het bloed. Indien de organen slecht gevoed zijn, door een te arm bloed, dan doen zij onvolkomen hun werk, somtijds doen zij het zelfs in het ge heel niet. De Pink Pillen geven rijk en zui ver bloed met iedere pil en zetten daardoor alle verflauwde organen in gang. Verkrijgbaar k f 1,75 per doos, en f 9 per zes doozen, aan het Generaal Depót der Pink PillenDacostakade 15, Amsterdam. Voor Goedereede en Overflakkee de Fa. DIJ- KEMA DOORNBOS te Sommelsdijk, en in alle goede apotheken en drogisterijen.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1914 | | pagina 1