Zaterdag 30 Mei 1914.
29,te Jaargang JN\ 1976.
voor de Zaifllltollaiifilj§c1ie eat ZeetiwseBie Skilanden.
EERSTE BUI
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
W. BOEKHOVEN,
Pinksterfeest.
„HET GOUDEN HERT".
R. C. F. 11 LEE-Ioonen.
OP DEN UITKIJK.
Deze Courant versohijnt eiken Woensdag en Saterdag.
Abonnementsprijs per drie maanden fr. p. p. 50 Cent.
Buitenland bij vooruitbetaling ƒ4,50 per jaar.
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
SOMMEIjSDIJK.
feletoofi Iatereomm. Ko. S.
Advertentiën 10 Cent per Eegel es %j% maal. Reclames 20 per regel.
Boekaankondiging 5 Cent per regel es */8 maal,
Dienstaanvragen en Dienstaanbiedingen 50 Cent per plaatsing.
Groot© letters en vignetten ■worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaas.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdagmorgen 10 uur.
Alle stukken voor «Se fltedactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie franco toe te «enden aan «Sera Uitgever.
Aioiel fiesiaiirarat
Gedempte Boerensteïger 63A, 63B
iS®ê«erdassa.
DINERS 60 cent en hooger.
LOGIES MET ONTBIJT
Het door ieder aanbevolen adres.
UITGEYEB
„Ze zijn vol zoeten wijn Ook
een antithese De thesis is deze, dat
de Beloofde Trooster de Kerk des
Nieuwen Testaments en die der
toekomstige eeuwen binnentrad.
Gij zult ontvangen de Kracht des
Heiligen Geestes, die over u ko-
m n zal en gij zult Mijne getuigen
zijn zoo te Jeruzalem als in geheel
Judea en Samaria en tot aan 't
uiterste der aarde En op den Pink
sterdag kwam de vervulling. Zij,
de discipelen, werden vervuld met
den Heiligen Geest en begonnen
te spreken met andere talen, zoo
als de Geest hun gaf uit te spre
ken. Zóó, dat de menigte te zamen
kwam en beroerd werd zóó, dat
de godvruchtige Joden zich ont
zetten, zeggende tot elkander Zie,
zijn niet alle dezen, die daar spre
ken Gallileërs Wat wil toch dit
zijn
Zoo was de thesiseen uitstor
ting van genade en kracht over
de Kerke Gods, waarover de God
vruchtige Joden zich verbaasden
die diepen indruk op hen maakte;
een onvergetelijken, omdat ze
der profetie gedachten, waaraan
in zijn pakkende rede ook Petrus
dacht.
Maar de antithese werd gehoord
En anderen spottende, ze zijn vol
zoeten wijns
Zoo is het leven nog. Naast elke
thesis openbaart zich een antithese.
Naast de Kerk des Heeren, waar
men bidtde danszaal en kroeg
waar men schatert en joelt van
wereldvreugde. Naast den Bijbel
als troostwoord voor de vermoei
de zielen, de oppervlakkige litte
ratuur, die spot en glimlacht met
't Goddelijkenaast den Sabbatdag
den feestdag.
En steeds weer op allerlei ma
nier openbaart zich in gezin en
School, in Kerk en Maatschappij,
in den Staat en op allerlei terrein
dezelfde antithese Of men ze zien
wil of niet; ze wil doen verdwij
nen of verscherpenze is er.
Erkennen of ontkennen dat groote
werk Gods
Erkennen of ontkennen den invloed
des Geestes op 't terrein des levens
erkennen of ontkennen de kracht
des Evangelies en de liefde Gods
in Christus geopenbaard over een
wereld, die in de zonde ligt
En toch zonder den Heiligen
Geest zal de Kerk sterven en haar
kracht op 't menschdomjvernietigd
worden.
In den reusachtigen strijd van
Kapitaal van Arbeid heeft ook de
Kerk van dien H. Geest te getui
gen en door haar daden, dat zij
door dien Geest de macht en de
kracht bezit om den juisten weg
in dien renzenstrijd, en de goede
middelen toe te passen. De kerk
des Heeren heeft den Heiligen
Geest, en zij zal getuige zijn te
midden der woelende wereld en der
laaiende hartstochten, wat de wille
Gods ook op 't terrein des maat-
schappelijken levens. Natuurlijk
blijve de Kerk binnen haar ter
rein maar haar kracht en invloed
moet door vermaan en waarschu
wing, door onderricht en studie,
naar buiten. En zoo haar woord
uitsprekende in de Kerk, bewerkt
ze de wereld daarbuiten. Haar in
vloed zoekt ze in de Kerk, maar
die gaat dan van, zelf buiten de
kerk, als ze de teekenen des tijds
maar verstaat.
En ver taat ze die niet Ver
staat ze niet de roeping, die de H
Geest in deze dagen haar oplegt,
dan zinkt ze in deze dagen in. God
verhoede 't, dat ze haar dure taak
niet begrijpe.
Een klagende Donïinee.
Kort geleden garen we de meening weer
van oud-minister Talma over den plicht
der predikanten in verband met 't sociale
leven; met 't nieuwe sociale leven, dat we
sinds een 15 tal jaren zijn ingegaan, nu
allerlei stroomingen van anarchie, christen
democratie, sociaal-democratie, christen-so-
cialisme, christelijk-socialisme, van antire
volutionair, roomsch-katholiek, christelijk-
historisch, christelijk-nationaal enz. enz de
bedding der politiek doorgraven. De Oud-
Minister wees er in zijn brochure op, dat
de Hoogeschool wel theologen aflevert, en
dat de studenten wel met de kennis van
allerlei godgeleerden uit ouden en nieuwen
tijd de academie verlaten, maar van Marx
of Henri George, of Ricardo of andere eco
nomen en sociologen zoo droef weinig af
weten. De heer Talma klaagde in zijn rede,
die hij voor de studenten hield over die
eenzijdigheid der theologische wetenschap,
zóó, dat 't hem bij 't verlaten der academie
overkomen was, dat hij een vurig socialist,
een jong mensch nog maar, doch met liefde
voor 't socialistisch beginsel bezield, niet
kon weerleggen. Ja, dat hij zelfs't antwoord
moest schuldig blijven op de vraag van
dien jongen manHoe houdt U dan, domi
nee als U niets weet van 't sociale leven,
hoe houdt U dan nog die menschen in Uw
kerk, die de slachtoffers van die sociale
misstanden zijn. Hoe kunt U dan, dominee,
dan menschen den weg wijzen in dat zware
en moeilijke vraagstuk?
Ja, hoe kan een dominee dat, als hij in
dat sociale vraagstuk niet ingeleid is?
Ook anderen dan Talma klagen.
Lees eens: »De Goddelijke orde der men-
schelijke samenleving, van prof. Thompson,
hoogleeraar te Philadelfia in Amerika. Op
de eerste bladzijde van zijn boek, handelend
over de Christelijke Sociologie spreekt hij
hetzelfde als Talma. Hoor hem in die eer
ste regelen al:
>In de keuze van de onderwerpen de
zer lezingen werd ik geleid door mijn er
varingen, die ik opdeed in den omgang
met jeugdige candidaten tot den heiligen
dienst, van welke velen tot mijn eigen
studenten behoorden en anderen aan dit
Seminarie hun opleiding hadden ontvan
gen. Ik bemerkte, dat zij menigmaal eenig-
zins verlegen stonden tegenover de ver
schillende vraagstukken, waarmede het
dagelijksch leven en de litteratuur onzer
dagen hen in aanraking bracht. Een
kwarteeuw geitden zouden zij zich kun
nen beperkt hebben tot de uitlegging van
Gods Woord en tot de vraag stukken van
zuiver theologischen aard in hun toe
passing op het leven in de lijn van des
leeraars verhouding tot zijn gemeente.
Thans echter zien zij zich verplicht eeni-
ge belangstelling te toonen aan een rij
van nieuwe onderwerpen. Er kwamen
sociale bewegingen op, die tot den wor
tel der dingen schijnen af te dalen.*
De professor van Amerika slaat den spij
ker terdege op den kop. Een kwarteeuw
geleden kon men theologie bestudeeren zon-
Direct nabij de Hoofdsteeg,
f 1.25, f 1.50 en f 1.75
Tel. No. 10595. Aanbevelend,
der Marx te kennen; maar dit gaat mm niet
meer.
Wat moet een dominee weten?
De professor van Amerika geeft de reden
van den hoogst ernstigen tijd, dien we be
leven, ook voor een predikant. Dit zegt hij:
Men heeft er de dominees toe zoeken
te brengen om op christelijk standpunt
de geheele structuur (bouw) der Maat
schappij af te keuren en de hand tot
omverwerping te leenen.
Zij kwamen tot de ontdekking, dat
sommige passages in den Bijbel, waar
aan zij in dat verband nooit gedacht had
den ter veroordeeiing vac iets, werden
bijgebracht; die zij altijd voor bewijs
hadden aangezien.
Men leeraarde hen, dat 't christendom
een revolutieleer in zich besluit, die heel
het stelsel der maatschappelijke orde van
zaken onder den ban legt en dat niets
dan de ontrouw der berk aan de recht-
streeksche onderwijzingen van haar Grond
vester kan verantwoordelijk gesteld wor
den voor de stille berusting en het on
derscheid van rijk en arm en in andere
misstanden, die een naam-Cliristendom
kenmerken.
Men vraagt hen die misstanden der
Maatschappij eens in het licht hunner
christelijke belijdenis te beschouwen en
dan eens te zeggen, of 't niet hun plicht
is om mede te helpen aan de vestiging
eener geheel nieuwe orde van zaken,
waarin de maatschappelijke kansen zijn
afgeschaft; de arme is gewaarborgd te
gen den zwaren druk van het gebreken
't voortbrengingsvermogen en de werkin
gen van het maatschappelijk leven in die
beddiDg worden geleid, dat ze in meer
regelrechten zin en op meer gelijke wijze
het voordeel van allen bevorderen..
Zie, zoo bedoelt de professor: als aan
den dominee zulke dingen gevraagd worden
en als de kerkleden met zulke gedachten
bij hem komenhoe moet dominee die vra
gen dan oplossenhij moet er een gegron
de meening over hebben, die zijn vragers
tevreden kan stellen of in elk geval op zijn
vragers den indruk maakt, dat de dominee
ernstige studie van die zaak gemaakt heeft;
en 't christendom kan verdedigen ook in
zijn sociale optreden tegen eiken ondermij-
ner van dat christendom.
Zie, zoo bedoeld de professor: welk so
ciaal program kan de dominee plaatsen te
gen het bovengenoemde alles wegwisschen-
de en omkeerende revolutionaire program,
dat 't christendom belacht en de Maatschappij
op haar hoofd wil zetten?
Hoe denkt de dominee over Kapitaal en
Arbeid? Over Woningverbetering en Pensi
oen? Gaat dat hem niet aan? De kerkle
den wonen toch in een woning? Kan 't hem
niet sohelenhoe en waar En gaat hem
heel 't sociale leven der armen en der rijken
zijn kerkleden niet aan? Wat gaat hem
dan wel aan? Alleen hun ziel? Maar die
staat met 't sociale leven ook in verband,
niet waar?
„De" Pers was uit haar hum.
'k Bedoel hiermee de „groote" pers welke
op een kleine uitzondering na geheel in
handen der vrijzinnigen is, die daardoor
veel meer invloed weten uit te oefenen op
ons volksleven, dan met hun getalsterkte
wel overeen komt.
We hadden een koning op bezoek.
De koning van Denemarken met zijn
gemalin kwamen een kijkje nemen in oud-
Holland en zulk een gebeurtenis is voor
die pers een smakelijk, vet kluifje. Dat
geeft copy, die een deel van haar publiek
verbazend aardig vindt.
't Is voor die pers niet altijd gemakke
lijk haar groote lappen papier vol te krij
gen met stukken die geacht mogen worden
kost te zijn naar den mond harer lezers.
Een flink „doorwrocht" hoofdartikel
Moet men er niet vaak zoeken!
Wie uit de pers zou willen loeren de
toepassing der vrijzinnige beginselen op de
verschillende terreinen des levens, die zou
bedrogen uitkomen. De heeren van de re
dactie weten wondergoed dat de groote
massa der lezers het verloren ruimte ach
ten zou, als daarvoor de kolommen van
het blad werden gebruikt.
Wat men wil is nieuws.
En dat geeft de groote pers dan ook,
veel en vlug.
Zij heeft er de centen voor.
Tonnen gouds „zitten er in die groote
bladen en voor hun nieuws hebben ze het
geld voor 't grijpen. En zoo zwermen hun
redacteuren en verslaggevers, al of niet
„speciaal", door buiten- en binnenland, om
„nieuws", gelijk de nijvere bijen uitzwer
men om honig.
Overal steken ze hun persneus in.
Met de mijnlift dalen ze af in de inge
wanden der aarde, met het vliegtuig stij
gen ze hoog in de lucht. Ze zitten ruste
loos tusschen de wielen, jakkeren voort
in hun outo's, staan te stampvoeten voor
het telegraafioket geen bruiloft,
geen begrafenis, geen meeting, geen volks
oploop van eenige beteekenis, of zij zijn
er bij en de krant spreekt er over mee.
Men snapt niet hoe ze 't zoo klaarspe
len. Als de gemeenteraad van onze hoofd
stad een „geheime" vergadering houdt, de
persmenschen onbarmhartig worden geban
nen en de deuren goed afgesloten
dan staat het gesprokene binnen enkele
uren in de krant, als hadden zij er van
het begin tot het einde bij gezeten.
Ze zijn vlugger bij het vuur dan de snel
ste brandweerze weten het stakingsnieuws
éér dan de leiders zelf; dat Van Kol naar
Japan gaat met een regeeringsopdracht,
weten ze haarfijn, als het departement
zelf er nog onkundig van schijnt; bij een
opstootje staan ze al vlak achter de vech
tersbazen als politiehelmen nog nergens te
zien zijn al moeten we toegeven
dat dit, naar de sprake gaat onder de me
nigte, heelemaal geen kunst is
„Nieuws, nieuws!" is de dagelijksche
eisch van de „groote" pers, die als een
onverzadigbare veelvraat nooit genoeg heeft
en altijd met open muil om meer dwiDgt.
Eu het mag gerust erkend dat in deze
richting die „groote" Pers het verst heeft
gebracht. Zij heeft er het kapitaal en per
soneel voor! Onze kleine, Christelijke pers
kan in dat opzicht onmogelijk tegen haar
op. Dat is de pers, vaak zonder noemens
waardig kapitaal, die zich, nu ja! zoowat
door het leven weet te slaan, maar wel
genoodzaakt is, eea dubbeltje driemaal om
te keeren vóór ze het uitgeeft; die geen
auto's huren noch dure telegrammen be
kostigen kan; die geen klinkenden sala
rissen kan uitkeeren om daarmee knappe
nieuwsjagers aan zich te verbinden; die
een open roeischuitje afhuren moet, ter
wijl de „groote" vrijzinnige pers in haar
eigen salonboot zit die dus zeer
goed weet hoe ze op het gebied der pe
perdure nieuwsklopperij tegen die „groote"
pers evenmin op kan als een wurm tegen
een jachthond
En dan komen somsde eigen
mannen van invloed en van middelen om
dit gebrek zooveel mogelijk te verhelpen
en de „eigen" Pers in staat te stellen de
wieken wat breeder uit te slaan
pardon! om met meelijdenden glimlach en
laatdunkend schouderophalen 't gewurm
aan de riemen in zoo'n roeibootje te criti-
seeren en te constateeren, dat de salon
boot met de nieuwste motor-constructie
toch veel harder vaart en veel geriefelijker
is dan zoo'n ouderwetsch achterlijk wie-
belschuitje.
De „groote" Pers geeft groote verslagen
bij gelegenheid van vorstelijke bezoeken.
Men mag dit niet hooger aanslaan, dan
't werkelijk is, n.l. het bedienen van 't
publiek, zooals het dit zelf gaarne wil. 't
Is altijd weer om het „nieuws te doen.
Komt Sara Bernhard, de tooneelspeelster,
ons land bezoeken; komt Jan Olieslagers
vliegenkomt Tom Pouce z'n klein
heid laten bewonderen; komt Christiaan
X van Denemarken ons vorstenhuis be
zoeken en ons land bezichtigenaltijd is
er een deel des volks dat hierin belang
stelt en de „groote", vrijzinnige Pers le
vert het, wat het vraagt: nieuws.
Als nieuws-reportage is dus dit naloo-
pen en natuffen van vorsten-op-bezoek
prijzenswaard. Maar men moet er niet in
willen zien een afzonderlijke hulde, die
deze Pers brengt aan het vorstelijk Gezag
in 't algemeen en aan ons Vorstenhuis in
't bizonder.
Och, kom! Men weet toch beter.
Nog pas heeft „De Standaard" herin
nerd aan de anti-Koningsgezinde stukken,
welke omstreeks 1848 voorkwamen in onze,
nu zoo deftig met oranje omstrikte vrij
zinnige Pers. En hetzelfde blad wees terecht
op de stemmen, die in de Concentratie
meetings nog pas op Hemelvaartsdag ge
hoord zijn tegen Heemskerk's grondwets
herziening, omdat die tenminste in de woord
schikking de Koningin eeren wilde boven
de Staten-Geneiaal
Wij laten ons niet bedotten.
De OraDje's in de Republiek, toen ze
maar »stadhouder< waren, hadden veel meer
werkelijke macht, dan de Oranje's van het
koningschap sinds 1841. Multatuli heeft
terecht gespot, dat men van den souverei-
nen vorst destijds gemaakt heeft een „be-
ministerd« Koning met een heel ristje rech
ten, maar een schijntje van koninklijke
macht.
Om tot de pers terug te keeren.
Die »groote« Pers is nijdig.
Zij is op haar nieuwsjacht bemoeilijkt
en mocht niet overal mee, waar de vorste
lijke personen hun voetzool zetten.
En ze geeft zulk pakkende nieuws.
Ze weet eiken avond precies te vertellen
of de Koninklijke hoeden met 'n aigrette
of 'n pleureuse waren versierd; of H. M.
'n lange of 'n korte mantel aanhad; of ze
hooge of lage hakken had onder haar schoei
sel en honderd van zulke wetenswaardighe
den meer. Elk lachje, elke glimlach zelfs
wordt getrouw genoteerd. Elke buiging en
hoofdwending komt 's avonds in de krant.
Elke groet, elk handgewuif, elk onwille
keurig gebaar wordt in den legger der krant
voor 't nageslacht vereeuwigd.
Do >Pers« gaat overal mee.
Zij hangt den koninklijken stoet als 'n
klis aan de flanken of aan den staart. De
heeren staan zoo'n ganschen dag op de
wacht of de kleinste kleinigheid hun ook
copy verschaffen kan
Daar glijd een voorrijpaard even uit. 'n
Incident! De koning van Denemarken is in
'n wip uit 't rijtuig. Hij gaat vóór H. M.
heen, waarschijnlijk omdat het in een rij
tuig moeilijk gaat achter iemand om te
buigen. Hij is volmaakt kalm. Hij... hélpt
zelfs om 't paard weer op z'n pooten te
brengen.
Later komt hij te Zoetermeer bij 'nboer
om diens stal en veestapel te zien.
Hij zou er 'n kop koffie drinken.
En daar is het toch wezenlijk gebeurd
dat Z. M. met zijn koninklijke vingers den
koffiepot heeft aangeroerd en zichzelf e/aar
kopje ingeschonken heeft. Meer nog: V >f
morste wat misschien aan de tui°h
gelegen heeft't zou eea nauwkeurig on-°
derzoek waardig zijn. En toen dat
moest nu eens op 'n mooi schilderstuk
worden gezet! toen zoo meldt ons de
„groote" Pers toen kwam het onge
hoorde; »Met een vaatdoek maakte hij per
soonlijk een en ander weer schoon". Is dat
niet subliem?
Maar ik kóm er niet.
Ik kan best begrijpen, dat H. M. onze
Koningin én voor zichzelf én voor haar
gasten weieens een weinig meer vrijheid
verlangt 1 Stel, dat iemand onzer 'n paar
dagen „uit" is en dan geen seconde z'n
neus buiten steken kan of 10 a 20 men
schen met potlood en kodak staan
gereed om hem te „nemen" en te „khkmc.