Orgaan ter verspreiding Christelijke Zeeuwsch-Vlaanderen. Te u I L L E T 0 nT Woensdag 9 October 1918 Jaargang. Buitenlandsch Overzicht. Uit het Buitenland. ABONNEMENT: Een Dorpsvertelling Dit blad verschiint DINSDAG- en V R IJ D A G A Y O N D, uitgezonderd op Feestdagen, M den uitgever D. H LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN. - TELEFOON «r. 20. f i —t Franco per post voor Nederland f 1.10. Per drie maanden bij bezorging ADVERTENTIE N. Van 1-4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer ƒ0.10. - Handelsadvertentiën over twee kolom 6 cent per regel. Abonnementen per contract. Inzending van advertentiën tot 12 uur 's middags op de verschijndagen. V Socialisme en Godsdienst. Die twee verdragen elkaar nietkunnen niet samengaan. Het socialisme is de groote tegenstan der van den godsdienst. De Belgische socialist Anseele sprak het in 1894 uit„Wanneer men ons, socialisten, vraagt, wat onze godsdienstige denkbeelden zijn, dan zullen wij met Liebknecht antwoorden ziïjti god loochenaars." In ons land denken de socialisten er niet anders over. Gerhard schreef ronduit in Het Volk, dat de geloovige arbeider, die zich bij het socialisme aansluit, onvermijdelijk zijn kerkgeloof zal ver liezen. Laten onze arbeiders zich gewaar schuwd liopden. Als men het socialisme een vinger reikt, neemt het de hand, en rust niet, aleer het den heelen mensch heeft. Wacht u voor den eersten stap stemmen op een socialist. W ant het socialisme is met uw stem alleen niet tevreden, het zal niet rusten vóór het u geheel heeft ingepalmd en vervreemd van uw godsdienst. Wie op een hellend vlak den eersten stap zet, loopt groot gevaar, at te glijden. Het is niet mogelijk, den godsdienst te beschouwen als privaatzaak, dat wil zeggen, alléén in het particuliere leven en niet op het terrein der Staatkunde met Gód en Zijn Woord te rekenen. Zoo beschouwt ook het socialisme den godsdienst, naar het eigen getuigenis van een zijner voormannen. Het meent den mensch niet te kunnen brengen tot de politieke vrijmaking, zoolang hem niet alle godsdienstige denkbeelden zijn ontnomen. Aldus Bern stein. En dit is het beginsel, dat allo kop stukken van het socialisme leidde van zijn eerste optreden afallen waren vrijdenkers, volkomen los van kerk en godsdienst. Eerst later aldus vervolgt Bern stein toen de socialistische partij talrijker werd, vond men zijn toevlucht tot de valsche leuze: de godsdienst is privaatzaak. Men deed dat, omdat men het noodzakelijk vond de kleine lui en vooral de landelijke bevolking niet af te schrikken. Duidelijk wordt het hier door een der leiders van het socialisme in Duit.schland gezegdals de socialisten u lokken met het praatje, dat ge uw godsdienst bij hen wel kunt, behouden, dan spelen ze valsch spel. Ze meunen er niets van. Doen het alleen, om de geloovige arbei ders te lokken. In het sociaal-democratische maaml schrift De Nieuwe Tijd, wordt het aldus gezegd Wanneer de godsdienstige arbei ders tot ons komen, om met ons den klassenstrijd te strijden, aanvaarden ze de feiten,waarop onze wereldbeschou wing rust. Tot hen zeggen wij„Komt, wat uw geloof ook zij" en voegen er bij dit is het onze, en denken er bijdit zal ook het uwe worden. En zoo is het. Christendom en socia lisme gaan niet samen, 't Is 'teen of 'tander. Beide aanhangen gaat niet. V Om te onthouden. In het Zeeuwsch-Nieuwsblad van 28 Was het wonder, dat de gedachte meer malen oprees in zijn hartik zal maar toegeven. De school is er immers toch nog nietlicht komt ze er nooitzult ge bij zoo groote ongewisheid uw gezin in moeiten brengenwie weet, is het dan later niet alles vergeefs geweest, zoo fluisterde een stem in zijn binnenste. Moest hij zijn verstand niet gebruiken mocht hij, waar de uitkomst zoo onzeker was, daaraan de belangen van zich zelf en de zijnen roekeloos opofferen? En bovendien, (zóó sprak een vrome duivel,) als het Gods wil was, dat er een chris telijke school kwam, welnu, dan zou die er immers tóch wel komenGod had hem daar toch niet voor noodig. Heins onderkende deze verleidelijke stemmen zeer goed: hij wist, dat ze valsch waren, maarzou hij er tegen bestand zijn 1 W ant wat stond er met voor hem 'op het spel; zijn neen tegen over den burgemeester zou wellicht zijn September j.l. komt een artikel voor over het kabinet. Na gewezen te hebben op de klappen, die de liberale partij in den verkiezings strijd heeft opgeloopen, spreekt de schrijver over het nu opgetreden kabinet. Rechts is met haar 50 zetels niet in de meerderheid, zoo wordt betoogd. De „wildeu", Staalman en Van der Laar rekent de schrijver niet tot rechts. Hij noemt daarom het optreden van een rechts kabinet een teieurstelling. „Eigenlijk had dit niet behoefd. Want constitutioneel was het absoluut niet noodzakelijk. Een constitutioneele ver plichting bestaat alleen, wanneer er een meerderheid is, een kleine desnoods, maar een meerderheid. En dit is niet het geval. Daarom was er voor de rechterzijde geen plicht om op te treden en hadden wij de voorkeur gegeven aan een parlementair nationaal kabinet. Maar ook de leiders van links hebben dit verijdeld. Het is bekend genoeg, dat de iinksche Staatslieden ook, in hun adviezen aan de Koningin, hebben aan gestuurd op de vorming van een rechtsch kabinet." We hopen het te onthouden, in geval de oppositie eens wat al te kras mocht optreden. zijn er op til in Duit-schland. De Rijksdag' is bijeengeroepen, omdat de nieuwe Rijkskanselier, prins Max von Baden, belangrijke mededeelingen heeft te doen inzake den vrede. We kunnen dus eerstdaags een nieuwe stap verwachten. Uit Weenen wordt trouwens hetzelfde bericht. Minister Burian heeft gezegd, dat er weer een nieuwe stap -is te wachten. Terwijl Wekerle verklaarde, zoo veel kan ik u thans mededeelen, dat wij ook op het oogenblik weer onvermoeid in het belang van den vrede werkzaam zijn en ook thans dienaangaande overleggen. Ook het belicht uit Weenen, dat prof. Lammasch een memorie zal zenden aan Wilson over zijn vermaarde 14 punten. Nu vraagt men zich natuurlijk af, in welke hoedanigheid zal Lammasch die memorie sturen Wie de Oostenrijksche parlementsverslagen heeft gelezen, zal er niet over in twijfel verkeeren, dat de dagen van Hussarek zijn geteld. En nu wordt juist Lammasch genoemd als zijn opvolger. Die opvolger zal natuurlijk voor alles tot taak hébben vrede te sluitenmisschien zal dat zijn eenige taak zijn. En zou nu prof. Lammasch niet de man voor dat werk zijn Naar de Taeglisclie Rundschau ver telt, zullen de hoofdpunten van den Rijks kanselier Max van Baden zijnherstel en schadevergoeding van België; zelf standigheid van Elzas-Lotharingen, en bepaling van het lot van de Oostelijke grensstaten door volksstemming. Dit klinkt niet onwaarschijnlijk. Zoo het juist blijkt, met welk een snelheid ontwikkelen zich dan de (ge beurtenissen in Duitschland. De tegen slagen op het Westfront en in 'tOosten doen terdege hun invloed gelden. Half September verklaarde de ,vic kanselier von Payer, dat er aan de dingen in het Oosten niet geraakt mocht worden, en thans zouden dan de vredes verdragen van Brest en van Boekarest over boord worden geworpen. De afstand tusschen deze twee uiter sten is zoo snel afgelegd, dat het voor den toeschouwer wel onmiskenbaar is, welken kant we opgaan. Het gaat naar den vrede. De midden- staten kunnen het niet volhouden tegen een wereld van vijanden op den langen duur. heroverd. Met moed zullen ze nu verder strijden tot bevrijding van hun land. Ze hebben Prilep weer ine handen. Met den burcht van Marco Kraljewitsj Marco Kraljewitsj is reeds eeuwen dood. Marco de koningszoon Doch volgens het Servische volksge loof slaapt hij slechts in een kelder onder den burcht van Prilep, waar hij eertijds woonde. Zijn degen zegt het verhaal heeft hij in de rots gedreven, en^ zijn paard Sjrratz slaapt naast hem. Soms wordt hij wakker en kijkt om zich heen. Wanneer zijn degen van zelf uit de rots zal zijn gevallen, zal de held weer te voorschijn komen eu zich aan het hoofd der Serviërs stellen. Hij is hun nationale held. Eii welk/ een invloed hij uitoefent op de volksverbeelding, bleek nog in No vember 1912, toen tijdens den eersten Balkan oorlog de Servische legers Zuid waarts tegen en vóór Prilep kwamen en den Marco-burcht. Generaal Misjitsj voerde hen aan. Hij zag, hoe zijn Serviërs, reeds dagen vóór de bestorming van de burcht van Marco, in een staat van matelooze span ning verkeerden. Daarom wees hij in een bevel op de noodzakelijkheid om aan de aitillerie den tijd te laten haar voorbereidingswerk te voltooien, en werd 't gevaar in t licht gesteld, dat overhaasting een begin van succes in een ramp kon doen verkoeren. Het zou dollemanswerk zijn 1 Om vóór een behoorlijke artilleristische voorbereiding een duchtig versterkte burcht te gaan bestormen. En tóch deden de Serviërs het. Nauwelijks waren de eerste kanon schoten gelost, of ze waren niet langer te houden, sprongen uit de loopgraaf en bestormden als wolven de steile helling. Waarschuwing noch bedreiging konden helpen. De soldaten renden vooruit, dwars door het vuur van vriend en vijand, en een oogenblik latsr wapperde dé Servisphe vlag van de veroverde burcht van Marco Kraljewitzj, die meer dan vijf eeuwen lang Turksch was ge weest. Dat was in het jaar 1912. Later kwam de tegenspoed kwamen de rampen van den wereldoorlog héél Servië ging voor de Serviërs ver loren. Thans kwam er wéér kentering. De burcht van Marco Kraljewitzj kwam weer in hun bezit. Men Kan begrijpen, wat indruk dat moet maken op de licht ontvlambare verbeelding der Serviërs, hoe déze zege praal hen aanvuren zal tot verdubbelden moed zijn geen groote gebeurtenissen te wachten. De Duitschers blijven bestendig terug trekken. Zelfs is een bedreiging van hun positie aan de Belgische kust verre van denkbeeldig. In Bulgarije is de strijd thans uit. De belangrijkste punten zijn door de gealli eerden bezet. En Bulgarije schijnt zich thans geheel aan den kant van de entente te willen scharen. De koning heeft zelfs afstand gedaan ten behoeve van kroonprins Boris. In Palestina en Syrië moeten de Turken nog steeds terug. Ook Damascus is thans in handen gevallen van de geallieerden. Het lijkt er veel op, dat de Turken hun matten moeten oprollen. Belangrijke dingen zijn er komende, De tijd waarin we leven, is rijk aan groote gebeurtenissen. Deserteur I Het woord heeft iets onsympathieks en onwillekeurig is men geneigd de deserteurs te rangschikken ojider de misdadigers. Dat inderdaad de meesten van hen daarvan niet ver ver wijderd zijn is waar tal van gruwel daden, diefstallen enz. hier te lande zijn door deze ongewenschte gasten bedreven, maar toch, onder hen. die dag i^an dag onze grens overschrijden, strijdensmoe, gebroken soms naar lichaam en geest, zijn ook andere elementen, dat blijkt uit hetgeen de heer J. J. Bekaar in het Hbld. vertelt over een bezoek aan 't kamp te Bergen, aan welke beschrijving we het volgende ontleenen Een der 'deserteurs, bleek gezicht met fijne trekken, een wat vermoeiden glim: lach om den mond geplooid, vertelt van den stormloop op een vijandelijke stelling en van de spanuing, welke daaraan vooraf gaat „Zelf schrijf je brieven en je denkt aan huisje ziet pijnlijk duidelijk voor je, hoe alles thuis zal zijn. Intusschen heb je allemaal je horloges op de seconde gelijk gezet. Je komt hoe langer hoe meer in spanning, naarmate het oogenblik nadert. Dat uit de loopgraven gaan is 't ergst. „Man denkt sicli immer das dommere, das ekligste." Dan komt de storm. Eerst is de vijand altijd even verbluft; dan komt het razende tek-tek van zijn mitrailleurs en het sissen van granaten, dat de lucht heelemaal ver scheurt. Van de eerste linie komt er geen man door. Van de tweede komen er eenigen aan den draad daar ga je mot handgranaten gooien en do vijand doet 't zelfde. Nu moet je den draad doorsnijdendie is electrisch geladen. Je schaar is wel geïsoleerd, maar zij kan vochtig zijn en je bent daarbij nerveus, je werkt haastig en je ziet de koppen van de vijanden tegenover je Want (tenminste zoo ging 't mij) ik was wel nerveus, maar ik dacht toch helder bij alles zelfs sneller en helderder dan anders. Maar dat blijft niet zoo. Je gaat weer vooruit onder 't vuur je komt aap een tweeden draad. Je ziet je vrienden vallen. Je wilt dat niet zien, je wilt er niet aan denken maar je ziet het des te duidelijker. En nu komt het moment, dat je niet meer denkt, dat je totaal onverschillig bent, en je gaat brullen en schreeuwen wat de anderen ook al doen. Je dringt in de vijandelijke loopgraaf en het nioet tot een bajonet gevecht komen. Maar dat is zoo on appetijtelijk dat terugtrekken van jet bajonet uit een menschenlichaamje draait je geweer om en slaat er met de kolf op. Met dat al weet je niet of je met genoeg man bent overgebleven om de loopgraaf te houden. Er was geen tijd om te tellen je moet vooruit tegen de kogels in. Och', 't is nooit gezegd, dat er een kogel voor je bestemd is. Je wordt ook door allerlei omstandigheden getroffen. We lagen bij Bockdanow en we wachtten op het bevel tot stormen. Een Pool, een landsman van me, was banghij wou blijven liggen. Hij lag voor me, hij richtte zich wat op en riep me toe „Blijf liggen, als zij stormen." Toen trof hem een kogelhij was dood. Dat waren Siberische scherpschutters, die lagen overal tusschen de Russen verspreid. Een anderen keer komt er een Rus sische overlooper naar me toe, zooals er veel kwamen, uit honger. Ik gaf hem wat ik had een stuk hard brood. Hij at het met zijn sterke tanden op, uaast me zittend. Daar kwam een shrapnel de Russen schoten altijd op overlooper, ze schoten zelfs met artille rie op één man. De jongen wijst naar de lucht, be duidt me, te gaan liggen. Ik blijf kalm zitten. Hij springt op om me op den grond te duwen en tegelijk wordt hij getroffen en valt boven op me, nog met een vriendelijken glimlach. Zoo'n trouwe kerel, voor een stukje brood.... en dat was niet eens een Duitscher Ja, zoo is de oorlog. Hebt u ook in het begin geestdrift gekend In de eerste maanden toen was je man. Maar nu zie je 't doel van de zen oorlog niet meer. Stond de vijand in ons land, dau greep ik de wapens. Men laat zijn huis en haard niet ver nielen. Maar wij staan al jaren in 's vijands landWaarom liuu huis en haard te vernielen Mijn geestdrift kwam, merkwaardig genoeg wat terug in het lazeret. Je werd daar verpleegd door lieve zusters, die levendig belang in je stelden, die je zoo'n beetje als held fêteerden ik leefde weer op, schreef vaderlandsche gedichten ach ja, vrouwen brengen je altijd aan 't dichten. Nu zon ik 't niet meer doen De oorlog heeft me ook van mijn familie los gescheurd. Ik was met verlof in Bel gië en kreeg de tijding, dat ik terug moest naar het front. Dat was een slag in mijn gezin. Mijn vrouw snikte „Ik sterf van angst ik houd dat niet uit, als je weer eiken dag in levensgevaar moet zijn". Toen nam ik mijn besluit. „Ik heb eerst aan mijn land gedacht nu mag ik ook aan vrouw en kind den ken", zei ik ik deserteerde. Maar mijn vrouw had een gouvernementsbetrekking; zij en het kind moesten leven. Men heeft haar dadelijk voor het feit gesteld echt scheiding of geen brood meer. Daarbij, haar familie is arm. maar van adel een geslacht van Pruisische officieren. En zoo kreeg ik afschrift van het vonnis ondergang wezen. Maar rogeerde dan de burgemeester of God? Was hij-alleen van menschen afhankelijk Zou 's Heeren arm niet machtig zijn hem te beschermen Heins moest het zich bekennenGod kon zorgendoch hij miste de stellige overtuiging, de geloovige verzekerdheid God zal zorgen. Zoo bleef hij geslingerd tusschen men- schenvrees -en Godsbetrouwen. Zijn lied zweeg. Maar niet de stem van 't wankelmoe dig hart. Zijn vrouw bemerkte wel, wat strijd haar man te strijden had. En ze verzwaarde dien niet, door mor ren en klagen. Maar ze verlichtte dien evenmin, door een woord van bemoedigend geloofsver trouwen. Hoe kon ze ookVoor het oog der moeder rezen de bezwaren van allerlei aard nog in veel tastbaarder vorm dan voor haar man. Ze had zich zoo verheugd, dat nu, na jaren van drukkende zorgen eenige verademing was gekomen. Eu thans, was de hemel niet zwarter bewolkt dan ooit? Bij beiden was het geloofsoog beneveld als bij Petrus, die zag op wind en golven. Wie zal het onverklaarbaar vinden, wie er een hard oordeel over uitspreken? 't Werd avond. Nog eenigen tijd werkte Heins voort. Toen wierp" hij liet schootsvel af, bergde zijn gereedschap weg en maakte zich gereed uit te gaan. „Waar ga-je heen vroeg zijn vrouw. „Naar boer Donker". „Wat doen?" „Eens met hem praten en overleggen", klonk het kort. „Doe dat", was het antwoord, „zul je niet eerst eten „Nee, ik zou geen stukje binnen kun nen krijgen nu. Misschien straks, als ik terug ben". Een paar minuten later was Heins op Even buiten het dorp, juist bij den lantaren, die aan den ingang stond, kwam hij iemand tegen. Hoe vriendelijk van aard hij ook was en nooit iemand zijn groet onthield, ditmaal merkte hij den wandelaar niet eens op, zoozeer was hij in gedachten verdiept. Deze had hem echter wel degelijk be merkt en eensklaps hoorde Heins zich op.' luiden, scherpen toon een „goeden avond" toewenschen. Werktuiglijk keek Heins uit zijn ge peinzen op't was meester Pennema die in gansch geen vriendelijke stemming den terugtocht had aanvaard naar het dorp. In zijn booze bui schreef hij het zwijgen van den schoenmaker aan opzettelijke onwellevendheid toe en zijn „goeden avond" was allerwaarschijnlijkst niet al te hartelijk bedoeld. „Goeden avond, meestergroette Heins terug, toen hij Pennema zag. Deze bleef een oogenblik stilstaan, „o, Ik dacht soms, dat je geen kleine menschen meer zag. Je hebt tegenwoor dig zulke groote vrienden hé?" klonk het half spijtig, half spottend. „Meester", zei Heins, niet in een stem ming om veel te praten maar toch niet voor verwaand of onbeleefd willende doorgaan, „ik zag u niet, anders had ik u zeker gegroet". „Je zag me niet. Was je zóó verdiept Och ja, geen wonder hé, als je zulke groote plannen koestert „Goeden avond meester", luidde liet bescheid van onzen schoenmaker, die in 't geheel niet in een stemming verkeerde, om zich de les eens te hooren lezen en zich bovendien van geen kwade bedöe- lingen bewust was. Hij stapte verder. De toorn rees op meesters gelaat. Een schimpend woord lag hem op de lippen. Maar hij bedwong zich. Neen, liij zou zich niet vergeten hier op straat uit te varen, maaren hij sloeg boos met zijn wandelstok op den hard bevroren weg, hij zou ze wel krijgen. 't \Vas éen complot, maar ze waren er nog niet! Heins was doorgeloopen. Deze ontmoeting had hem als 't ware zijn toestand nog duidelijker voor oogen gesteld en nóg grooter werden de be zwaren, die hem drukten. Spoedig was de Kastanjehoeve bereikt. Vriendelijk werd hij ontvangen. Donker en zijn vrouw bemerkten al gauw, dat er wat schortte. Ze wisten hem spoedig aan 't praten te krijgen. De kinderen waren te bedde anderen werden naar de keuken gestuurd. Toen kwam het verhaal. Wat te doen? Was het te verantwoor den voor Heins, met het oog op zijn gezin, nu nog langer vol te houden. Mocht hij zijn toekomst er aan wagen (Wordt vervolgd). t 13) door ZELAND1A. Groote dingen Van de fronten De Serviërs hebben een deel van vadef- landschen bodem Verhalen van Duitsche deserteurs.

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1918 | | pagina 1