Orgaan ter verspreiding der Christelijke Beginselen in Zeeuwseh-Vlaanderen.
No. 42.
Zaterdag 1 Juni 1918.
le Jaargang.
Uit de Schrift.
Buitenlaiidsch Overzicht.
ABONNEMENT:
Dit blad verschijnt DINSDAG- en VRIJDAGAVOND, uitgezonderd op Feestdagen,
bij den Uitgever D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN. TELEFOON Nr. 20.
Per drie maanden bij bezorging 1,Franco per post voor Nederland 1.10.
ADVERTENTIE N.
Van 1—4 regels 0.40. Voor eiken regel meer ƒ0.10. Handelsadvertentiën over twee
kolom 6 cent per regel. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie
wordt de prijs tweemaal berekend. Abonnementen per contract.
Inzending van advertentiën tot 12 uur 's middags op de verschijndagen.
DE EEUWIGE JEUGD.
Het Pinksterfeest, dat we vierden,
spreekt ons van een nieuwe lente, maar
van een eeuwige lente. Het is het feest,
dat jubelt van nieuwe bloei en wasdom,
maar van een onverwelkelijke bloei, van
een geestelijke, duurzame, wasdom.
Uit den Heiligen Geest is de oorsprong
van het geestelijk leven. En dat leven
is veel uitneraender dan het natuurlijke.
Het natuurlijke ontkiemt, komt tot
bloei, gaat over in rijpheid, maar dan
verwelkt het en verkwijnt en sterft.
Zie het menschelijk leven slechts: het
ontplooit zich uit de teere knop der jeugd,
vertoont zich steeds meer in schoonheid
en jeugdige kracht, wordt al rijker naar
ziel en lichaam, wint al strijdende in de
wereld aan kracht en invioed, wordt
rijp in den middelbaren leeftijd.
Maar dan, als het over de helft gaat,
begint het te verminderen in kracht, de
bloei verwelkt, de kracht vergaat, de
geest wordt dof, de hand siddert, de
voet weigert te gaan, het hoofd neigt
ten grave.
Welsprekender en tevens treuriger kan
de dag des ouderdoms' niet beschreven
worden, dan de Prediker doet.
Het is de dag, zegt hij, waarin de zon
en het licht en de maan, en de sterren
verduisterd worden, wanneer de wachters
des huizes zullen beven en de sterke
mannen zich zullen krommen, en de
maalsters zullen stilstaan, omdat zij
minder geworden zijn, en die door de
vensters zien, verduisterd worden, en
de twee deuren aan de straat gesloten
worden, als er een nederig geluid van
maling zal zijn, en hij opstaat op de
stem van het vogeltje, en al de zange
ressen nedergebogen zullen worden.
Zoo verloopt inden regel het natuurlijke
leven.
Maar de geestelijke wasdom is veel
uitnemenderin den grijzen ouderdom
zullen zij nog vruchten dragen.
Als de bloei in het natuurlijke voorbij
is, blijft ze in het geestelijke. Sterker
nog, juist waar de natuur begint te vei-
welken, begint de genade te bloeien.
Vruchten dragen behoort in het natuur
lijke tot de gezonde dagen alleen, maar
in het geestelijke leven, dikwijls juist niet.
Vooral alsgroote zwakte komt, worden
wij sterk in den Heere, en brengen veel
vrucht voort, die Gode welbehaaglijk is.
Er kan bij den natuurlijken mensch
een terughuiveren zijn voor den ouder
dom. Want ouderdom beteekentterug
treden, verarmen, verliezen aan kracht
en vreugde des levens, loslaten van ge
nieting dezer wereld, gedurige kwelling,
vereenzaming.
Is het niet om van terug te schrikken
Voor die gelooft, niet.
Voor hen zijn er, als de kwade dagen
komen, genaderijke beloften, waarmee
ze die dagen rustig kunnen afwachten.
Ze zullen dan vruchten dragen tot
verkwikking van zich zelf en anderen.
Wanneer de hooge leeftijd wordt be
reikt, is God zoo wijs en barmhartig
geweest, dat hij tegelijk ook onze gees
telijke ervaring gerijpt heeft. Dan is
voor een onstuimigen geest, zachtmoedig
heid en lankmoedigheid gekomen, die
weldadig werkt. Dan staan, te midden
van een hevige beweging onder de
jongeren van jaren, de ouden van dagen
vast en bewaren veleu voor het vallen
in uitersten, door hun levenswijsheid.
Worden ze door krankheid aan hun
leger gekluisterd, zo dragen vruchten
van lijdzaamheid. Zijn ze arm en hulp
behoevend, hun tevredenheid doet een
weldadigen invloed uitgaan in de om
geving. Zoo dragen ze vrucht in den
grijzen ouderdom nog.
Zelfs zullen ze nog bloeienze zullen
vet en groen zijn. Geen kwijnend be
staan zullen ze leiden, maar ze zijn
innerlijk vol levenssappen en pronken
weelderig nog in blad en bloesem. God
is niet karig voor zijn oude dienstknechten
en dienstmaagden, maar door Zijn Geest
verdubbelt Hij de vertroostingen, naar
mate hen meer Qe zwakheid bevangt.
Steeds nieuwe kracht vloeit hen toe in
de ziele, God verzadigt hen met het
goede.
En het is alzoo, dat zij waarlijk niet
om medelijden behoeven te vragen,
want naarmate de uitwendige mensch
verdorven wordt, wordt ook de inwendige
mensch vernieuwd van dag tot dag.
Dat is een wonderlijke ouderdom,
maar een heerlijke.
Wij. haalden de beschrijving van den
ouderdom aan, die de Prediker geeft,
die ontroerende beschrijving van de
uitputting, verkwijning, verdorring des
levens, een schildering, somber en troos
teloos, schier om wanhopig te worden.
Maar zie nu, hoe Gods kind geestelijk
veeleer het tegenbeeld daarvan vertoont,
verheven, ais hij is, boven deze bange
verachtering, door zijn geestelijken bloei
in den grijzen ouderdom zullen zij nog
vruchten dragen, zij zullen vet en groen
zijn.
Ja, ook voor hen komt een ure, dat
de wachters gaan boven, en de sterke
mannen zich krommen, wanneer namelijk
de beenen hen weigeren te dragen
maar géén nood, ze weten hetdie den
Heere verwachten, zullen de kracht
vernieuwen, ze zullen opvliegen gelijk
de arenden, ze zullen loopen en niet
moede worden, wandelen en niet mat
worden.
De ure komt ook, dat de maalsters
ztillmi stilstaan, dat dfe mond niet meer
zoo gemakkelijk eet als te voren,
maar geen nood, God voedt hen met
het brood des levens.
Die door de vensters zien, zullen
verduisterd worden, de oogen verliezen
hun licht, het wordt donker rondom,
maar geen nood, in de ziele gaat een
venster open, dat uitzicht geeft op het
nieuw Jeruzalem, do stad des Grooten
Konings, de eeuwige stad, die funda
menten heeft, welks kunstenaar en bouw
meester God is.
Zoo worden ook de deuren aan de
straat gesloten, de doofheid belemmert
den toegang van de velerlei geluiden
dezer aarde maar geen nood, er is
een hooren van andere stemmen. Gods
vertroostende toespraak klinkt in het
hart, en dat hooren ze nog goed, beter
dan vroeger zelfs.
Het komt eindelijk zoover, dat al de
zangeressen worden nedergebogen, dat
het geluid der stem, eertijds vol en krach
tig, dof en ijl en zwak wordt, maar
geen noot}, daar binnen is het zingen,
het lieflijke, welluidende zingen, het
eeuwige zingen van Gods goedertieren-
heên.
Wat Zou een rechtvaardige, een kind
Gods oud worden Hij wordt nooit oud.
In den grijzen ouderdom zal hij nog
vruchten dragen, hij zal vet en groen zijn.
De eeuwige jeugd, het droombeeld van
zoo vele volken, door vele heidenen vurig
begeerd, maar nooit ontvangendie
eeuwige jeugd wordt geschonken in de
vreeze des Heeren, gewerkt, innerlijk,
door den Heiligen Geest. Een iegelijk
begeere dien Pinkster Geest, die de jeugd
vernieuwt als eens arends.
Oostburg.
Lijst van Candidaten
der Anti-Revolutionaire partij in dep
kieskring Middelburg.
1. A. W. F. IDENBURG.
2. C. VAN DER VOORT VAN ZIJP.
3. J. VAN DER MOLEN.
4. F. H. DE MONTÉ VERLOREN.
5. Du. E. J. BEUMER.
6. Mr. V. II. RUTGERS.
7. Mr. J. A. DE WILDE.
8. Mr. A. A. DE VEER.
9. L. F. DUYMAER VAN TWIST.
10. J. SCHOUTEN.
V Een stukje historie.
Bij de verkiezingen in'1913 beloofden
de socialisten en liberalen het staats
pensioen.
De wetten-Talma, al stonden ze in het
Staatsblad, zouden niet worden uitge-
voord.
Links won den stembusstrijd, maar
was onmachtig tot regeeren.
Er kwam een nood-ministerie, dat de
linkerzijde uit Jfet moeras zou helpen.
Extra-parlementair noemde men het.
Dat ministerie wilde het op een
accoordje gooien.
Links moest de invaliditeitswet-Talma
uitvoeren, rechts zou dan het staats
pensioen moeten slikken.
Op 0 Febr. 1914 kwam Treub dan ook
met zijn ontwerp Ouderdomsrente, waar
van hij in de Memorie van Toelichting
zei, dat dit ontwerp in verband gebracht
moe?t worden met de invaliditeitsver
zekering.
Eerst 1 November 1915 diende Treub
zijn drie wetsontwerpen in, waarbij de
sociale verzekering geheel werd herzien
en waarbij een sterk verband werd
gelegd tusschen deze verzekering en. de
gratis-ouderdomsrente. Een ontwerp-
pensioenbelasting, waaruit de kosten van
liet staatspensioen zouden worden be
taald, werd eveneens ingediend.
Dit accoord bevredigde nagenoeg nie
mand en leidde tot de: val van minister
Treub op 28 Jan. 1916.
Lely volgde Treub op.
Deze liet de pensioenbolasting weer
los en behield het verband tusschenin va-
liditeits-verzekering en staatspensioen.
Daarop werd op 18 Mei 191G het
ontwerp staatspensioen door de Tweede
Kamer aangenomen.
Op 11 October 1916 kwam toen het
Begrootings-ontwerp, waarbij minister
Lely de gelden aanvroeg tot uitvoering
der Radenwet.
Den 26 Mei 1917 werd dit door de
Tweede Kamer afgestemd. Links maakte
daardoor de sociale verzekering onmoge
lijk. De uitvoering van de Radenwet
was toch een onmisbare voorwaarde
om te komen tot het in werking stellen
van de verzekeringswetten van Talma.
Nu kwam de tijd, dat de Tweede
Kamer moest aftreden. Toen werd het
conenant overeenkomst) gesloten,
waarbij bepaald werd, dat wat zat zou
blijven zitten (dus géén verkiezingsstrijd),
onder uitdrukkelijke voorwaarde, dat
geen ontwerp van politieleen aard sou
behandeld worden door de nieuwe Kamer.
Later achtte de Eerste Kamer, dat
door de ontbinding der Tweede Kamer,
alle aanhangige wetsvoorstellen verval
len waren. Dus ook het ontwerp-
staatspensioen. Dit besluit werd ge
nomen onder medewerking van linksche
en rechtsche leden.
Nu diende in dit voorjaar Duys het
ontwerp opnieuw in. Dus in strijd met
de afspraak! Want dit is wel terdege
een politiek wetsontwerp
De heeren der linkerzijde verdedigden
hun woordbreuk met het praatje, dat ze
bij de afspraak niet aan het staats
pensioen gedacht hadden.
Wel vreemd voor het „deukend deel
der natie 1"
Natuurlijk zal de Eerste Kamer het
verwerpen. Thans is het wetje los van
de invaliditeitsverzekering ingediend. Dus
onaannemelijk voor rechts. Er is thans
van geen compromis (overleg, overeen
komst) sprake. Er moet gestemd worden
over het beginsel der staatspensioneering.
En daarover alleeu
De Rijksfinanciën.
Terwijl de zorg over de steeds toene
mende uitgaven eenerzijds met den dag
grooter worden, kan tevens anderzijds
met voldoening worden geconstateerd,
dat de inkomsten de daaraan gestelde
verwachtingen verre overtreffen. Jammer
echter, dat zelfs de zoo zeer bevredigende
toeneming der ontvangsten zoo bitter
weinig beteekent tegenover de enorme
uitgaven voor voedselvoorziening, mobi
lisatie enz. Hoöwel het op zichzelf be
schouwt, natuurlijk een verblijdend teeken
is, dat de inkomsten in zoo ruime mate
blijven vloeien.
In April brachten de gewone ontvang
sten bijna 4 millioen méér op, dan in
dezelfde maand van 1917. Het opbrengst-
cijfer was ruim 22 millioen, terwijl de
raming 18 millioen was.
Alleen de successierechten, welker op
brengst uiteraard zeer wisselvallig zijn,
brachten ruim 1 millioen meer op.
Voorts brachten vooral 3 bronnen aan
zienlijk méér op dan in April van 't vorig
jaar. 't Waren de inkomstenbelasting, de
suikeraccijns en de registratierechten.
Heel wat minder bracht op de accijns
op het gedistilleerd, (bijna 8 ton). Dit
wijst op het gelukkige verschijnsel van
minder alcoholverbruik. Waarschijnlijk
zal, nu het graan in de eerste plaats
voor voedsel wordt gebruikt, de opbrengst
nog meer dalen. Wat, zooals vanzelf
spreekt, de volkswelvaart slechts kan
bevorderen.
De accijns op het geslacht bleef 7 ton
achter bij Maart j 1., wat in deze vleesch-
looze dagen niet behoeft te verwonderen.
Veeleer verbazen we er ons over, dat
onder de tegenwoordige omstandigheden
nog een opbrengst van meer dan a/a mil
lioen verkregen is. Ook deze bron zal
de eerste maanden wel in verminderde
mate blijven vloeien, waar de minister
gezegd heeft, dat pas in het midden van
dezen zomer vermoedelijk weer vleesch,
maar slechts in beperkt rantsoen, ver
krijgbaar zal zijn. ,f
Dat invoerrechten en loodsgelden steeds
minder opbrengen, zal niemand verwon
deren, die rekening houdt met de zoo
zoor bemoeilijkte handel.
Leverden de gewone middelen ruim
22 millioen opde buitengewone gaven
b-'ina zooveel. Alleen de oorlogsvvinstbe-
lasting leverde f 14,689,000, op, tegen
15,027,000 in Maart j.l. en 7,392,000
in April 1917. De verdedigingsbelastingen
brachten ruim 7 millioen op.
In de eerste 4 maanden van dit jaar
had de Staat aan inkomsten uit de ge
wone middelen 79,612,500 of ruim 10
millioen meer dan in do eerste 4 maan
den van 't vorige jaar.
De belastingen in verband met de
buitengewone omstandigheden brachten
in de eerste 4 maanden van dit jaar op
ƒ83,100,000, tegen slechts 27,149,000 in
1917. Daartoe droeg alléén de oorlogs
winstbelasting 61,548,000 bij, tegen bij
na 11 millioen in de overeenkomstige
maanden van 't vorig jaar.
De bekende opcenten ten behoeve van
het leeningfonds 1914 brachten den staat
in April ruim 4 millioen op.
Al zijn de uitgaven dus fabelachtig
groot, toch kunnen we met de opbrengst
der belastingen tevreden zijn. Al zal
stellig de eerste jaren de belastingsehroef
nog leelijk moeten aangedraaid worden.
V Onze Schooldag
Een goed instituut die Schooldagen
Er gaat kracht van uit en onze lezers
verheugen zich reeds met ons op den
4en Juni a. s., wanneer D. V. in Ter
Neuzen de vrienden van het Vrije Chris
telijk onderwijs bij elkander zullen komen.
Ér behoeft toch voor die vergadering
geen aanbevelend woord uit te gaan
Sprekers van naam Prof. Diepenhorst
als eerste, en Ds. Hofstede aan de
overzijde van den Braakman goed be
kend als tweede spreker zullen ons
voorlichten en onze geestdrift aanwak
keren voor den strijd der toekomst.
De strijd wacht ons. Die Heer Lobman
heeft het nog pas in de 2e Kamer zoo
duidelijk mogelijk gezegd „de bijzondere
school voor heel de natie", is een leuze
die wij nooit laten glippen.
Want dat art. 192 der Grondwet in
zijn tegenwoordigen vorm den vrede
heeft gebracht, wie is het, die dat ge
looft
Zelfs zal het de vraag zijn of dat
artikel waarlijk voor het heden bevredi
ging heeft geschonken, en zoo zulks al
bet geval is, dan aan de linkerzijde toch
maar bij enkelen, bij de Roodliuizens,
wier namen ons heel wat vriendelijker
in de ooren klinken, dan die van de
volbloed-frontmakers als de DeMuralts.
Laat men a.s Dinsdag er eens uit
breken zooals men dat noemt. De
zaak verdient onze belangstelling.
Men zie verder do advertentie in dit
nummer.
V Niet sprokkelen.
In de rubriek „Uit de Pers" nemen
wij in dit nummer een driestar over uit
de Standaard (no. 14133), met welker
strekking wij ons volkomen kunnen ver
eenigen.
Daarom bevreemde het ons te meer
in de Standaard (no. 14135) een driestar'
over „Goes" te lezen, waarvan het slpt
luidt
„Goes keert thans tot zijn eigen aard
en karakter terug en vraagt om een
Antirevolutionairen candidaat.
Juist daarom is het uitnemend, dat
men thans eenparig het oog gevestigd
heeft op Mr. J. A. de Wilde.
Reeds voor veertien dagen wezen
we er op dat hij de candidaat voor
Goes en Tholen zijn moest.
Eerst scheen ditjuiet te lukken.
Thans daarentegen is de schikking
beklonken. Twee man voor heel Zee
land is zelfs nog uiterst weinig. Maar
minder dan twee candidaten ging dan
toch in geen geval."
Nu staat Mr. de Wilde no. 7 op de lijst.
Als wij ons niet geheel en al vergissen,
dan is uit het bovenstaande geen andere
conclusie te trekken, dan dat men in
Goes en Tholen niet op no. 1, doch op
no. 7 van de lijst moet stemmen.
Maar in welk „district" moet men dan
speciale aandacht schenken aan de can-
didatuur van den heer Idenburg en waar
bv. aan die van den heer Rutgers, die
vrijwillig ten einde een ander Kamerlid
te behouden, genoegen nam met een
verschuiving van no. 4 naar no. 6 en
wiens kansen daarom niet mogen dalen
Wij vreezen echter met dit al ten
zeerste, dat de Standaard onze eenvou
dige kiezers, die met de nieuwe regeling
allerminst vertrouwd zijn, door zulke
tegenstrijdige adviezen op een dwaalspoor
brengt, want wat voor Goes geldt, kan
toch voor eiken anderen kring gelden.
Als men overal die consequentie trekt,
komt de heer Idenburg er niet of op bet
kantje af, en dat zou een schande zijn.
Wij dringen er nu reeds bij onze lezers
op aan Laat U niet verschalkenStemt
nummer één van de lijst!
Géén doordenkend kiezer gaat anders
te werk.
We herhalen het: Elk verstandig
kiezer begint onveranderlijk met, den
man te stemmen, die boven op zijn lijst
staat,.'1
Het groote offensief der Duitschers
is nu dan losgekomen.
Zij blijken den tijd, waarin de krijgsbe
drijven nagenoeg rustten, goed besteed
te hebben.
Van de behaalde voordeden bij den
eersten aanval hebben de Duitschers
een- goed gebruik gemaakt. Hun ver
nieuwd offensief is geen poging, om alleen
maar de terreinwinst in de richting van
van Amiens of Hazebrouck (welke plaat
sen nog steeds ernstig bedreigd worden)
uit te breiden, maar een nieuwe aanval
op een ander front in een andere richting.
Daardoor maken ze gebruik van de
omstandigheid, dat een groot doel van
de reserve's der geallieerden opgehoopt-
zijn bij Amiens en in Vlaanderen, om
de Fransche Kanaalhavens te bescher
men.
Hoe eenvoudig dit moge lijken, toch
is het iets geweldigs.
De bekwame Fransche militaire des
kundige, kolonel de Civrieux, besprak in
de Matin van 94 Mei de mogelijkheid
van een aanval op de Chemin des Dames,
het punt, waar het nieuwe offensief der
Duitschers^ is losgekomen.
„Politieke redenen, die mogelijk voor
zoo'n onderneming zouden pleiten (om
namelijk het leger van den Duitschen
kroonprins een overwinning te laten
behalen, en daardoor diens positie te
versterken), moeten wijken voor militaire
overwegingen, die een zoodanige spoedige
en volledige frontverandering in de
operaties van de Duitschers zeer twijfel
achtig maken. Want in dezen tijd, en
in het bijzonder op het gevechtsterrein
in Frankrijk, vraagt een slag een zoo
danige voorbereiding en neemt zij zulk
een hoeveelheid van materiaal in beslag,
dat het waarlijk onmogelijk lijkt, hem
met ecnigen kans op succes om te
draaien."
Zulk een beweging betoogt de Fransche
kolonel dan verder, zou alleen mogelijk
wezen voor een Napoleon, en aan dezen
nog alleen, omdat bij over zulke betrek
kelijk kleine bewegelijke legers beschikte,
die zoo weinig munitie met zich hadden
te voeren. Daarom meende Civrieux, dat
de slag zou moeten vallen in dezelfde
richting als de vorige, tegen Amiens.
Wat nu gebeurd is, scheen hem te
geweldig toe, om mogelijkheid te kunnen
worden. En met hem alle deskundigen
der entente.
Doch zoo iets te doen, kenmerkt juist
een groot veldheer. En dat is Hinden
burg ongetwijfeld, al mag het betreurd,
dat zóó groot genie aangewend moet
worden tot vernietiging en meuschen-
slachting.
De eerste dag van het offensief
bracht den Duitschers reeds groote winst.
De bekende heuvelrug de Chemin des
Dames werd in vluggen stormlooji over
schreden. Onze lezers zullen zich her
inneren, dat het de entente in 1917 eerst
in een lange reeks van bloedige gevech
ten gelukte om den Duitschers deze rug
te ontnemen. Dat heette toen oen krijgs
bedrijf van den eersten rang. De (Mie-
min des Dames was een stelling van
overheerschend belang. Telegrammen
van gelukwensch stroomden den Fran-
schen president toe. Thans ging in
enkele uren die zoo belangrijke heuvel
rug verloren.
Daarna werd in snellen marsch het
moeilijke terrein naar de Aisne door
schreden, waarvan Havas en Reuter
gisteren nog meldden, dat het de Duit
schers zou tegenhouden. Zelfs de sterke
Aisne-linie viel, en de Vesle werd ge
forceerd.
De Duitschers kunnen over de resul
taten van den eersten dag meer dan
tevreden zijn. Ruim 15000 gevangenen
vielen hun in handen
Als het Focb niet gelukt, snel het gat
te stoppen, kon de groote .doorbraak
wel eens slagen. Het lijkt er veel op,
In den grijzen ouderdom
zullen zij nog vruchten dra
gen, zij zullen vet en groen
zijn. Ps. 92 Ifj.
De Mildt.