Antirevolutionair
voor
nieuws* en Advertentieblad
Zeeland.
«r
FEUILLETON,
In den Levensstrijd.
Uit de Pers.
No. 951.
Zaterdag 21 September 1912.
10* Jaargang.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,—Franco
per post: voor Nederland ƒ1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders.
Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond,
uitgezonderd op Feestdagen,
bij den Uitgever D. H. LITT001J Az. te TER NEUZEN.
Inzending van advertentiSn vóór uren op den dag der uitgave.
ADVERTENTIEN:
Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ1x10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIES TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER.
Advertentiën voor dit blad worden
aangenomen tot 's namiddags I UUR op
den dag der uitgave.
V De Troonrede.
Er ligt op de tafel der Tweede Kamer nog
zóó veel te wachten op afdoening, dat het,
om den heeren werk te geven, onnoodig was
er nog meer bij te voegen.
Sterker nog, er kan nu reeds voorspeld
worden, dat lang niet alles afgedaan zal wor
den, wat door het Ministerie reeds aan de
Kamer was voorgelegd. Tal van wetsontwerpen
zullen overblijven, om later te behandelen. Dat
is trouwens altijd zoo na afloop van een vier
jarige periode, wanneer nieuwe verkiezingen
een nieuwe Kamer brengen.
Toch lieeft H. M. de Koningin in de rede,
waarmede de tegenwoordige zitting werd ge
opend, aangekondigd dat binnen zeer korten
tijd nog eenige wetsontwerpen de Kamer
zullen bereiken, waaronder zelfs zeer belang
rijke.
In de eerste plaats noemen wij bet voorstel
tot Grondwetsherziening. Sinds onder leiding
van den vader des tegen woordigeu ministers
de Grondwet werd herzien, zijn heel wat
vraagstukken op den voorgrond geschoven,
die om oplossing vragen. Wij wijzen slechts
op de regeling van het kiesrecht, dat eene
oplossing vraagt, zoo mogelijk voor goed. Die
oplossing is niet te vinden, tenzij de Grondwet
worde gewijzigd. Daarom dient deze vooraf
te gaan.
En dan wordt toegezegd de indiening van
een drietal wetsontwerpen naar aanleiding
van het rapport der Ineenschakelings-commis-
sie, dat wil zeggen, ontwerpen tot regeling
van de verschillende onderwijsvraagstukken.
Behalve deze worden nog enkele andere
ontwerpen aangekondigd, die we thans niet
behoeven te noemen.
Vooral de toezegging van de bovenbedoelde
wetsontwerpen doet ons genoegen.
Natuurlijk niet, omdat we meenen, dat deze
nog voor de verkiezingen van 1913 zullen
behandeld worden. Iedereen begrijpt, dat
hiervan niets meer komen kan. Er blijft,
zooals gezegd, ook zonder de toegezegde ont
werpen, nog heel wat onafgedaan liggen.
Toch verheugen we ons over de beloofde
indiening der wetsontwerpen ter herziening
van de Grondwet en ter afdoende regeling
van het onderwijsvraagstuk.
Immers met deze ontwerpen komen we
direct met groote beginselvragen in aanraking.
Vragen, die heel ons volk interesseeren
17)
Toen hij bij het huiswaarts keeren in de verte
Bram Sanderse zag loopen, balde hij onwille
keurig de vuisten en wrevele gedachten stegen
in zijn hart. Was hij-zelf wel de schuldige;
viel alle verantwoording niet op zijn makker
en dien ellendeling van 'n Hein
Zoo bedroog hij zich zelfberouw bleef verre,
Anderen waren de oorzaak bij hem lag
weinig of geen schuld.
En hoe langer hoe verder doolden zijn ge
dachten af op het pad der zelfmisleiding.
Was het zijn schuld, dat 't zoo liep Dat
moeder stierf Dat vader omkwam Dat er
armoede heerschte Waarom dat alles
Waarom gaf God geen uitkomst Waarom
liet Hij het zoo ver komenwaarom moest
oom Barends zich in weelde badenwaarom
trok die zich niets van hun ellende aanwas
het niet de broer van zijn moeder
Wonderlijkjuist toen zijn gedachten dien
keer namen zag hij den heer Barends een eind-
weegs vooruit den hoek eener straat omslaan.
Wat gedachte schiet hem plotseling door
het hoofd Verbeeldt hij het zich of is het
questies, waarbij het gaat om de groote hoofd
lijnen van Staatsbestuur.
Waar het ministerie zich haast, om nog
vóór de verkiezingen deze ontwerpen op de
tafel der Kamer te leggen, noodigt het daar
mede van zelf de kiezers uit, zich uit te spreken
omtrent bedoelde groote beginselvragen.
Daarmede dwingt het de politieke kermis
reizigers, die straks den boer op zullen gaan,
om de kiezers te bewerken nu eens over
wat anders te praten dan over het glaasje
bier te Brussel of over juffrouw Mathildè,
en dergelijke wereldschokkende onderwerpen.
De strijd moge dan fel wezen en hierop
mogen we ons gerust voorbereiden het zal
dan toch een strijd worden, waarbij de flauwe
grappen der Roodhuyzens en der Muralts op
de rechte waarde zullen geschat worden.
Het zal op nieuw zijn een groote beginsel
strijd.
Én daarover verheugen we ons.
De Koningin en het relletjes maken.
Onder dit opschrift schrijft de Rotterdammer
Mr. Troelstra is aan den vooravond van den
Rooden Dinsdag weer duchtig van leer ge
trokken.
In de Kamer weet hij zich over het gemeen
in te binden en meer dan elk ander zijner
partijgenooten, dan Duys en Schaper vooral,
toont hij op het hooghouden der parlementaire
vormen prijs te stellen.
Maar is hij onder de roode broederen, dan
vlamt het revoltutionair sentiment hoog op en
komen vreemde dingen te voorschijn.
Zijn oproerige, onvoorzichtige rede tijdens
de zeeliedenstaking te Amsterdam ligt nog
versch in het geheugen.
Berucht is ook zijn uitspraak, afkomstig van
een hier ter stede gehouden redevoering in
1909 naar aanleiding van de circulaire van
B. en W. van Rotterdam over het optreden
der heeren Ossendorp c.s. Toen sprak hij
„Wij sociaal-democraten weten niet, waarom
de geschiedenis van het Oranjehuis op school
moet worden geleerd. Oranje is nooit in onze
geschiedenis een nationaal symbool geweest,
maar altijd een aanleiding tot strijd. Oranje
heeft als demagoog gebruik gemaakt van de
laagste klassen der bevolking, om deze, als
zij waren gebruikt, in den steek te laten."
Een dergelijke anti-koninklijke uiting heeft
hij Maandag 1.1. weer ten beste gegeven.
Tegensprekend de bewering alsof men naar
Den Haag gekomen was, om wanordelijkheden
te veroorzaken, vervolgde hij de Koningin is
werkelijkheid, dat hij gisterenavond, in Brams
gezelschap, ook bij het omslaan van een hoek,
tegen oom Barends is aangezwaaid En her
innert hij zich nog wel die enkele woorden
van minachting, die hem het bloed, reeds zoo
verhit, naar het hoofd hadden doen vliegen
Is het een droomis 't wezenlijk gebeurd
's Avonds zinspeelt grootvader op 't voor
gevallene van gisteren. Een woord van ver
wijt, van vermaan mag niet gansch wegblijven,
al zal het ook in alle liefde worden uitgesproken.
Maar Steven maakt een afwerende beweging;
„Nee, grootvader, u kunt er op aan, nooit, nooit
zal 't weer gebeuren. Nooit meer."
't Komt er zoo stellig uitzoo vastbesloten.
„Och, Steef, in eigen kracht
„Grootvader, 't is Brams schuld maar ik
zal hem uit den weg blijven. Hij krijgt me
niet meer mee. Heusch, 't zal niet meer ge
beuren."
Grootvader zwijgthie/ baat geen redeneeren.
Schuldbesef is geen plant, die wast op den
akker van den onboetvaardige.
Steven is blij, als hij den anderen dag weer
aan den arbeid kan. Arbeid leidt de gedachten
afhet werken zal hem verlossen van het
drukkende gevoel, dat hem kwelt, ondanks al
zijn spitsvoudige redeneeringen, om de schuld
van zich af te schuiven.
ons de moeite van het relletjes-maken niet
waard.
Met meer tartende minachting over het
Koninklijk Huis te spreken is moeilijk denkbaar.
Nu zou dit niet zoo ernstig wezen indien
we hier te doen hadden met de boutade van
een heftig volksmenner.
Maar de man die ze^ sprak, heeft hooger
positie.
Gelijdelijk kwamen
aanvaarding van een
groote^ hervormingen, die er
de vrijzinnigen tot de
program, waarvan de
op voorkomen,
door Troelstra en de zijnen geïnspireerd zijn.
Hun drijven beheerscht de linksche politiek.
Of het ook is een nationale politiek
„Roode Dinsdag."
De Haagsche correspondent van de Rotter
dammer schrijft
Of de dag van gisteren een nationale, een
Oranjedag zou zijn, of dat een bepaalde partij
zou domineeren, daar ging het eigenlijk om.
En zij, die het ergste gevreesd haddon werden
gelukkig beschaamdstrubbelingen van ernsti-
gen aard kwamen niet voor. Wel was het
natuurlijk druk en roerig op straat, in het
bijzonder in de omgeving van het Binnenhof,
wel moesten enkele charges uitgevoerd worden
door de bereden politie, bijgestaan door een
80-tal marechaussees en vielen er klappen,
maar geen bloed behoefde er te vloeien. In
zooverre was deze Dinsdag dan ook niet „rood."
Evenmin door de algemeene stemming op
straat, die veeleer overwegend Oranjegezind
was. Meerderen dan andere jaren waren thans
met de Oranjekleur getooid, niet minder groot
was het enthousiasme, toen H. M. de Koningin
zich vertoonde. Ze werd op ongedwongen en
spontane wijze toegejuicht door de duizenden,
die in dichte rijen langs den weg geschaard
stonden. Toen geen spoor van het „Rood",
dat het „Oranje" dreigde te verdringen.
Eerst tegen 3 uur kwamen de socialistische
betoogers in dichte drommen van „Houtrust"
terug. Het was de bedoeling in 10 groepen
naar het Binnenhof te marcheeren en zich
daartoe, het koste wat het wilde, toegang te
verschaffen ten einde te manifesteeren voor
het gebouw der Kamer, En aldus de heer
Vliegen „gebeurde er iets wat op wan
orde geleek, dan zou dat komen voor rekening
van hen, die verhinderden op organisatorische
wijze te manifesteeren voor den eisch van
algemeen kiesrecht". Ook Mr. Troelstra had
Vrijdagavond in Concordia" reeds voorspeld,
dat in en om het Binnenhof op indrukwekkende
wijze zou worden gemanifesteerd. Men wilde
het lied der „Internationale" tegen de rhuren
Ja, Steven heeft het zich wel goed herinnerd,
toen bij het omslaan van den hoek eener straat
te binnen schoot, hoe hij op den bewusten
Zaterdagavond tegen den heer Barends was
aangezwaaid.
De heer Barends was voor zaken in de stad
geweest.
Hij haastte zich weer huiswaarts en in ge
dachten verdiept, had hij bij den hoek der
straat niet gelet op een zwaaiend en zingend
troepje, dat van de tegenovergestelde zij kwam.
Plotseling had hij een schok gevoeld, 't was
Steven, die tegen hem aanholde. Het bloed
steeg den trotschen reeder naar het hoofd
wie waagde het, hèm tegen 't lijf te loopen.
En zijn toorn werd er niet minder op, toen
hij de spottende, grijnslachende gezichten be
merkte, die tartend in dronkemansjool hem
aanzagen.
Mijnheer Barends was verstandjg. Hij be
greep, dat zwijgend verder gaan 't beste was.
Reeds had hij zicli half omgewend, toen hij
in éen van den dronken troep Steven Harm-
sma, zijnneef, herkende.
Verachtelijk krulde zich zijn lip, terwijl zijn
ergenis te meer rees.
,,'Kanaljekwam het over zijn woede-
trillende lippen.
't Woord was verstaan.
Bram bracht het vaardig aan Steven over.
der Kamergebouwen op het Binnenhof doen
opdonderen
Eilacie, dat manifesteeren heeft zich bepaald
tot eenige botsingen met de politie, die er wel
voor zorgde, dat dit mooi bedachte plannetje
niet ten uitvoer werd gebracht. Op het Plein
en in de Gravenstaat werd de opmarsch ge
stuit de Kamerleden Troelstra, Duys en
Hugenholtz, die zich aan het hoofd van enkele
troepen hadden gesteld, moesten het onder
vinden, dat de „sterke arm" niet met zich
spotten liet de hoofdcommissaris Versteeg
had zelf de leiding der politiemaatregelen in
handen en wist door tactisch optreden erger
te voorkomen. Eerstgenoemde Kamerleden
zochten nu hun troost op den Vijverberg, waar
Troelstra en Duys, ieder op een bank staande,
hun getrouwen toespraken totdat ze ook
vandaar verdreven werden.
Gelukkig dat onze Hollandsche aard zich ook
ditmaal niet verloochende. Ware gevolg ge
geven aan de opruiende taal der volksleiders,
het onheil ware niet te ovezien geweest. Doch
de storm, die gezaaid werd, heeft zich niet in
die mate kunnen ontwikkelen.
Ruim een uur duurden de relletjes, toen
kalmeerden de gemoederen en werd meer
gemoedelijk gemanifesteerd, in kleinere troepjes
zingende door de stad.
De politie achtte het raadzaam enkele bel
hamels te arresteeren en moest hier en daar,
vooral op het Plein, de sabel hanteeren, ge
lukkig zonder iemand ernstig te kwetsen.
Tegen vijf uur was het Binnenhof weer vrij
en hadden voor zoover bekend geen
verdere onregelmatigheden plaats vele betoo
gers waren toen ook reeds vertrokken, terwijl
cite anderen zich verspreidden.
Wel is er een ontzaglijke menschenmassa
Dinsdag in de Residentie op straat geweestin
de binnenstad kon men als 't ware over de
hoofden loopen. Niet alleen reeds de duizenden
die voor de plechtige Opening der Kamers
waren gekomen, maar daarbij voegden zich nu
nog een circa 25.000 (ruwe schatting) kies-
rechtbetoogers. Het was dan ook een „reuzen"-
dag, wat de drukte betreft en niet minder voor
onze Haagsche politie, die met de versterking
van elders in vele opzichten zicli kranig van
haar zware ta&k heeft gekweten.
Een zeer woelige dag alzoo, die echter nog
ordelijk werd beëindigd.
De Troonrede.
De Standaard (antirev.) schrijft o.m.
Werkplan en promesse saamgevat, maakt
in deze Troonrede een uitstekend geheel.
^^et^zou^moeiljjk^jjn^te zeggen, wat er nog
„Hoor-je Steef, wat je mooie oom daar tegen
je zegt Laat je-je dat zeggen van hém en
Brams loerende oogen waren als vonken in
den lichtontvlambaren haard van Steefs harts
tocht.
't Volgende oogenblik stond Steven met den
arm hoog opgericht en gebalde vuist voor oom
Barends.
Hij hijgde van boosheid.
Al de haat, zoo lang gekoestprd, kwam boven
en de drank hielp hem.
Hem aanhitsend stonden Hein en Bram
achter hem.
Maar hij had dat niet eens noodig.
Al de wrok van maandenlang kwam tot uit
barsting.
Snel rees de vuist en
De toegedachte slag miste.
De heer Barends had zich snel afgewend.
Hij wilde zich niet tot middelpunt van een
straatoploop maken, en de nieuwsgierigen,
die van alle kanten, belust op een opstootje
of vechtpartij, kwamen toeijlen, hadden zich
vergeefs gehaast. Enkele scheldwoorden hoor
de de heer Barends zich nog naroepen, ma..r
al heel spoedig was hij buiten bereik van den
troep.
't Kookte bij hem.
(Wordt vervolgd.)
DOOR ZELANDIA.