Antirevolutionair voor nieuws* en Advertentieblad Zeeland. FEUILLETON. No. 934. Woensdag 24 Juli 1912. 10" Jaargang. „Hoe ik van de „Titanic'' gered werd." ABONNEMENT: Per drie maanden binnen Ter Neuzen ƒ1,—. Franco per post: voor Nederland ƒ1,10. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec teuren en Brievengaarders. Dit blad verschijnt Dinsdag- en Vrijdagavond, uitgezonderd op Eeestdagen, bij den Uitgever D. H. LITTOOIJ Az. te TER NEUZEN. ADVERT ENT1ËN: Van 1—4 regels ƒ0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. INGEZONDEN STUKKEN TE RICmÏN~AAÏ' DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIES) TE BEZOROEN BIJ DEN UITGEVER. V Een Slotwoord. Van den lieer Staalman ontvingen w§ een slotwoord, waaraan we nog gaarne plaats ver- leenen, maar waarmede wij ook onzerzijds de discussie sluiten. Amsterdam, 19 Juli 1912. Aan de Redactie van „Luctor et Emergo" te Ter Neuzen. Mijnheer de Redacteur, Veroorloof mij een kort slotwoord op uw schrijven in uw nummer van 17 Juli 1.1. Vooreerst wil ik u opmerken dat bij mij geldelijk voordeel en algemeen belang geenszins gelijke beteekenis hebben. W ij zijn ook sterke voorstanders van een wekelijkschen rustdag en zien liet voor deel er van zeer goed in. Maar niet ieder kan zijn rustdag op Zondag vieren. Voor de Israëlitische Nederlandsche Staatsburgers en nog en kele andere godsdienstige secten, is de aan God gewijde dag een andere dan de Zondag. En zelfs voor antirevolutionairen kan de Zondag niet altijd zonder arbeid voorbij gaan (denk aan koemelkers, post boden, treinpersoneel, etc.). Verder geef ik gaarne toe, dat daar waar door liet open zijn der koffiehuizen inderdaad rustverstoring voorkomt, in het belang van kerkgangers, etc. sluiting van deze zaken gewenscht is. Maar, nogmaals, te Zaamslag was dit niet het gevalergo de sluitingsmaatregel niet noodig en dus ook niet in het algemeen belang. Het gaat ook inderdaad te ver te be weren, dat de bloeitijd van de Neder landen in de 17e eeuw samenhing met het vieren van den Zondag als thans nog de „Engelsche Zondag" is. Ware dit juist, dan zou bet er toen in de landen en streken waar b.v. de Katholieke bevolking de meerderheid had en nog heeft, waar dus menschen wonen, wiens godsdienst plichten andere eischen stellen dan die der antirevolutionairen, wel slécht hebben moeten uitzien. Aan bekladden van Zaamslag's Burge meester wenschen wij in het geheel niet mee te doen. Algemeen belang is voor ons een rege ling van zaken, waarbij iedere goedgezinde Nederlandsche staatsburger, van welke Voor wij de haven verlieten zag ik het ongeval met de „New-York", de „liner" die van z'n ketting werd geslagen en tegen ons aanbotste in bet kanaal. Niemand was er door verschrikt. Het was een bewijs te meer van de almacht van de „Titanic." Ik weet mij weinig van de eerste dagen van de reis te herinneren. Ik was zeeziek en bleef meest in mijn hut. Maar op Zondag 14 April was ik op de been. Met etenstijd was ik op mijn plaats in het eetsalon en ge noot van het maal, hoewel ik het te zwaar en te weelderig vond. Geen moeite was ge spaard om zelfs den tweeden klas passagiers op dien Zondag liet beste maal voor to zetten, dat voor geld te krijgen was. Na den eten luisterde ik een poosje naar de muziek en om negen uur,- half tien, ging ik naar mijn hut. Ik was juist in mijn kooi geklommen toen een hofmeesteres binnenkwam. Zij was een lieve vrouw die zeer vriendelijk voor mij geweest was. Ik neem deze gelegenheid te baat om haar te danken, want ik zal baar godsdienstige gezindheid ook, zijn belangen gewaarborgd ziet en hem geen onnoodige moeilijkheden in don weg worden gelegd. Kaii men dit thans van den toestand in Zaamslag zeggen? Hoogachtend, Uw dw. A. STAALMAN. Directeur Ned. Bond van Koffiehuis-, Sociëteit-, Restauranthouders en Slijters „Vergunning." Wij zeggen den heer Staalman dank voor de aangename wijze, waarop hij, ofschoon van ons in opinie verschillend, weet te discussi- eeren. Doch hetgeen hij schrijft, heeft ons ver sterkt in de overtuiging, dat de Raad van Zaamslag nog zoo dom niet handelde, met de bekende verordening aan te nemen, eer het te laat is. Immersde Bond „Vergunning" is van meening, dat het gervenscht is, de koffiehuizen in het belang der kerkgangers te sluiten, daar waar rustverstoring onder kerktijd voorkomt. Nu zijn er tal van plaatsen, waar de rust onder kerktijd ernstig verstoord wordt. Toch hebben wij nog nooit vernomen, dat „Ver gunning" deswege verzocht heeft aan de be trokken gemeentebesturen, de koffiehuizen onder kerktijd te sluiten. Maar nauwelijks heeft de Raad van een stil en afgelegen dorp zulk een besluit ge nomen, of als de kippen is de Bond er bij, met het verzoek, die verordening maar weer in te trekken zelfs nog voordat deze door Gede puteerde Staten is goedgekeurd. ..Zoo handelt een Bond, die het gewenscht acht, de koffiehuizen onder kerktijd te sluiten, indien de stilte van den Zondag gestoord wordt. Wat zullen dan zij niet doen, die het om trent dat wenschelijke van de sluiting onder kerktijd met den Bond niet eens zijn Trouwens dat ziet men wel aan liet misbaar dat gemaakt wordt, zoodra een Raad beproeft de drukte een beetje te remmen. Op de andere punten, in het schrijven van den geachten inzender genoemd, gaan we maar niet nader in, daar ze het punt in kwestie slechts zijdelings raken. Alleen willen we zeggen in den tijd toen in Nederland de Zondag algemeen gevierd werd als de dag aan den dienst Gods gewijd en toen het Nederland, ook in stoffelijken zin hijzonder wel ging, zag liet er in de landen, waar dit niet het geval was, inderdaad niet best uit. nooit wederzien. Zij is met de „Titanic" ver zwolgen. „Weet u waar we zijn zei ze gekscherend. „We zijn in liet zoogenaamde „Duivelsgat." „Wat wil dat zeggen vroeg ik. „Dat liet een gevaarlijk stukje zee is", ant woordde zij. Vele ongelukken zijn hier vlak bij gebeurdMen zegt dat er hier zelfs ijs bergen drijven Het wordt erg koud op dek, dus misschien is liet ijs al om ons Zij verliet de hut en ik viel spoedig in slaap. Haar gepraat over ijsbergen had mij niet in het minst verschrikt. Voor zoover ik weet, hadden wij onze vaart in 't geheel niet verminderd. Het 'moet iets later dan tien uur geweest zijn, toen mijn man binnenkwam en mij wakker maakte. Hij zat nog een poosje hij mij te praten, ik weet niet hoe lang, voordat hij zich voor den nacht gereed maakte. Toen kwam de schok. Het was mij alsof liet schip door een reu- zenhand een paar maal heen en weer geschud werd en toen doodstil liggen bleef. Dat is te zeggen, er was eerst een schok achter waarts, en toen een voorwaarts. Ik werd niet uit mijn kooi geworpen en mijn man slingerde maar even op zijn voeten heen en weer. Wij hoorden geen vreemde geluiden, geen breken van vaat- of houtwerk, maar wij merkten op dat de machines stilstonden. Men We herinneren er overigens aan, dat wij dit voorbeeld slechts aangehaald hebben als bewijs, dat het vieren van den Zondag als rustdag blijkens de geschiedenis niet schaadt om het niet sterker uit te drukken aan het algemeen belang, ook in stoffelijken zin. V Een klopjacht. Van de socialisten. Natuurlijk op Dr. Kuyper Mis Een klopjacht op een socialist door socia listen. Vindt ge dat vreemd Als ge met de manieren der sociaal-demo craten eenigszins op de hoogte zijt, verwondert ge u niet. Men weet, dat op het Deventer-congres een scheur viel in den sociaal-democratischen muur. En naast de S. D. A. P. staat voortaan de S. L). P. Een enkele letter verschil slechts. Maar een verschil, groot genoeg, om elkander te haten. Meen niet, dat de nieuwe partij wat toe geeflijker is op liet punt van beginsel. Integendeel, zij houdt juist met hand en tand vast aan de zuivere, onvervalsclite leer van Marx. Maar kan zich met liet beleid van Troelstra en de overige voormannen der S. D. A. P. niet vereenigen en meent, dat deze veel te weinig liet zuiver socialistische dogma vast houden. En nu schijnt liet wel zonderling, maar niet temin is liet een feit, dat ieder, die niet on voorwaardelijk buigt voor Troelstra's leiding uit de parttij wordt geworpen. Maar, om op de klopjacht te komen. In ons land bestaat een organisatie, onder den naam van „Nederlandsche Vereeniging van Spoor- en Tramwegpersoneel." Een socialistische. D. w. z., een vakvereeniging, die zich dienst baar maakt aan de sociaal democratische po litiek. En wat is nu het geval. De voorzitter dezer vereeniging, tevens re dacteur van haar orgaan is overgegaan tot de S. D. P. En lieeft de gelederen der S. D. A. P. ver laten. Op hem wordt nu de klopjacht gehouden. Die man moet er uit. Het is immers niet behoorlijk, dat zoo iemand, die, wat snood bestaan, geen lid zelfs is der PARTIJ, gehandhaafd blijve. beproefde de machines weer aan den gang te maken, maar na wat gehoest, gekuch en ge bons was er weer stilte. Onze hut lag zóó, dat wij dat duidelijk volgen konden. Mijn man en ik waren niet bevreesd. Hij zei, dat er zeker een of ander defect in de machine kamer was, en was eerst niet eens van plan om naar liet dek te gaan. Maar hij ging toch, trok zijn jas aan en verliet mij. Ik lag stil in mijn kooi, met mijn kleine meisje, en viel bijna in slaap. Na eenige oogenblikken kwam mijn man terug! Hij was nu wat opgewonden, „Denk eens", riep hij, „we zijn tegen een ijsberg, een lieele groote, gestooten, maar er is geen gevaar. Een officier heeft liet mij verzekerd." Ik kon nu voetstappen van menschen op liet dek boven mij hooren. Er was wat gestamp en vreemde geluiden, alsof tuig en takelij van liet schip heen en weer geworpen werd. „Zijn de menschen hang?" vroeg ik rustig. „Neen," hernam hij. „Ik geloof niet eens dat vele tweede-klas passagiers door den schok wakker zijn geworden en slechts enkele uit de salons komen aan dek. Ik zag vijf beroepspelers, dobbelaars, spelen met de pas sagiers, toen ik er voorbijging. Hun kaarten waren van de tafel geworpen toen de boot hotste, maar ze zochten ze weer op en zaten alweer te spelen, toen ik liet salon verliet." Dit verhaal stelde mij geiicel gerustAls deze Nu wordt liij van alle kanten belaagd, 't Eind is gemakkelijk te gissen. Sneevliet gaat er uit. In naam van het partijbelang Dat is de practijk van de schoonklinkende vrijheidstlieorie der socialisten. Z. V Heeft niemand meer plaats? Heeft niemand meer plaats voor onze bleek neuzen Niemand En vijftig wachten er nog. Vijftig jongens, van wie de dokter verklaard heeft, dat ze een verblijf buiten zoo dringend hebben. Welk een teleurstelling zou het voor hen zijn, jndien wij hun moesten berichten Wij kunnen U niet helpen dit jaar. Komt, gegoede Christenen in de gezonde streken van ons land, hoort toch ditmaal onze bede. 't Is de derde maal van 'tjaar, dat wij door dit blad de nooden van onze kleinen tot T brengen en U vragen Opent Uw huis en Uw hart voor één of meer onzer kleinen en wilt hen voor ten minste drie weken opnemen in Uw gezin. Denkt toch niet, dat wij een ziekelijk kind in Uw huis zullen brengen, het zijn alleen zwakke kinderen die wij uitzenden. Gok voor slecht gedrag behoeft Gij niet bevreesd te zijn. Vooraf onderzoeken wij nauwkeurig, hoe het kind zich op school gedraagt. Lastige en ongehoorzame kinderen komen voor uitzending niet in aanmerking. Vooral voor de lastigheid van de jongens behoeft in 't minst geen vrees te bestaan. Wilt dan nu niet langer aarzelen. De vacantie is daar. Hoe heerlijk zou het zijn, zoo in deze vacantie alle vijftig een plaatsje konden vinden. Dan zou „Vacantie Buiten" zich verheugen over den geest van barmhartig heid, die nog woont iu ons Christenvolk. Dan zouden de ouders dier kinderen dankbaar zijn voor de weldaad aan hun kinderen geschied. Dan zouden die kinderen jubelen, dat zij ook eens naar buiten mogen. Velen hunner hebben nog nooit iets van het buitenleven genoten. Laat deze laatste dringende bede den niet onverhoord blijven. Wie een of meer dezer kleinen ontvangen wil in zijn huis, die melde zich aan bij onzen Secretaris, die ook gaarne desgewenscht alle inlichtingen verstrekt. Het Bestuur, J. TH. R. SCHREUDER, Voorzitter. G. MUYS, le Secretaris, le Hugo de Grootstraat 8, Amsterdam. menschen hij hun kaarten niet hang waren, waarom zou ik het dan zijn Ik denk, dat mijn man naar bed zou zijn gegaan, zonder zich meer om liet ongeval te bekommeren, als wij niet plotseling honderden menschen in de gangen langs onze deur hadden hooren loopen. Zij schreeuwden niet, maar het ge stommel van hun voeten deed mij denken aan ratten, die door een ledige kamer rennen. Ik kon mijn gezicht zien in een spiegel over mij, en zag dat ik zeer bleek was. Mijn man ook, zag zeer bleek en hij stamelde toen hij tot mijn sprak „Laten we aan dek gaan," zei hij, „en zien wat er gebeurt." Ik sprong uit bed, en trok over mijn nachtkleed een ochtendjapon en daarover een ulster. Mijn haar was los, maar ik bond liet haastig met een lint bij elkaar. Nu scheen de boot, alhoewel ze voor- nocli achteruit ging, een weinig naar voren over te hellen. Ik nam mijn dochtertje Marjorie, zooals zq was, in haar nachtponnetje, sloeg een White Star hutdeken om haar heen en ging naar buiten. Mijn man volgde mij op den voet. Geen van ons beiden nam iets uit de hut mede en ik herinner mij, dat hij zeKs zijn horloge op zijn kussen liet liggen. Wij twijfelden er geen oogenblik aan, of wij zouden terugkeeren. (Wordt vervolgd.) Inzending van advertentlën vóór uren op den dag der uitgave. Advertentiën voor dit blad worden aangenomen tot 's namiddags I UUR op den dag der uitgave. 2) Eene der overlevenden van de schipbreuk. Ml.il

Krantenbank Zeeland

Luctor et Emergo | 1912 | | pagina 1