Antirevolutionair
nieuws- en Advertentieblad
Zeeland.
FEUILLETON.
De Russische veldtocht van 1812.
No. 917.
Woensdag 22 Mei 1912.
Jaargang.
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen Franco
per post: voor Nederland ƒ1,10.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirec
teuren en Brievengaarders.
Dit blad verschijnt Dinsdag en Vrijdagavond,
uitgezonderd op Feestdagen,
bij den Uitgever D. H. LITT001J Az. te TER NEUZEN.
Inzending van advertentlën vóór uren op den dag der uitgave.
ADVERTENTIËN:
Van 14 regels 0,40. Voor eiken regel meer ƒ0,10
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde adver
tentie wordt de prijs slechts tweemaal berekend,
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
INGEZONDEN STUKKEN TE RICHTEN AAN DE REDACTIE; ABONNEMENTEN EN ADVERTENTIES TE BEZORGEN BIJ DEN UITGEVER.
Flauwe uitvluchten.
Wij hebben nu tweemaal De Volkswil om
inlichtingen verzocht aangaande haar plan, om
den heer mr. Dieleman in 1913 te wippen als
Statenlid en hem te vervangen door den lieer
Ph. van Dixlioorn.
Mr. Dieleman moet verdreven, omdat hij
geijverd heeft voor de Zeeuwsch-Vlaamsche
Tram en de lieer Van Dixlioorn moet er in,
ofschoon hij lid is van den Raad van Advies
dierzelfde maatschappij en eveneens een sterk
voorstander is van de tramlijn.
Waarom is De Volkswil zoo fel gebeten op
mr. Dieleman wegens zijn arbeid voor de tram
en trekt ze partij voor den lieer Van Dixhoorn,
die op haar standpunt toch geen haartje
beter is
De vorige week hebben onze lezers gezien,
met welken dooddoener de heer Van Dalsum,
die zegt te strijden voor waarheid en voor
recht, ons tracht af te schepen wij moeten
beginnen jpet te erkennen, dat hij gelijk heeft
en daarna zal hij ons inlichtingen geven. We
hebben altijd gemeend, dat een eerlijk strijder
voor de waarheid juist omgekeerd te werk
gaateerst aantoonen, dat hetgeen hij zegt
waar is, en daarna de erkenning er van vragen
bij hem, die hieraan twijfelde.
Gevoelende, dat hij met al zijn groote woor
den en draaierijen bij ons niet opschiet, tracht
de lieer V^an Dalsum thans zich te redden
met flauwe uitvluchten.
Ziehier weder het heele antwoord, dat hij
geeft op ons artikeltje van de vorige week.
Luctor et Emergo
meent, dat wij 't zaakje niet vertrouwen,
en vraagt opnieuw inlichting.
Welnu wij willen met genoegen haar
alle inlichting geven, doch wij houden niet
van onnoodig geschrijf en willen komen
tot eene daad.
Dit' nu kan alleen, indien er te voren
een grondslag wordt genomen, die door
beide partijen wordt erkend als juist.
Deze grondslag is: de erkenning, dat
het doel niet de middelen heiligt.
Wij vragen aan Luctor, of zij dezen
grondslag aanneemt en bereid is de zaken
te bezien in het licht er van.
Wij voor ons erkennen de leer, dat het
doel niet de middelen heiligt.
Wij vestigen er de aandacht onzer lezers
op, dat de heer Van Dalsum er zorgvuldig
De goedgerichte schoten brachten iedere keer
verwarring in hare gelederen en toen de vij
and zich verwijderde, naderden wij een vrij
diepe vallei, waarin een klein riviertje. Aan
de overzijde dezer vallei zagen wij onze troepen
in linie opgemarcheerd. Allengs bereikten wij
den rand der vallei zonder opnieuw te wor
den aangevallen, behalve dat wij uit de verte
door de rijdende artillerie werden beschoten,
hetgeen onze rangen zeer uitdunde. Bij dé
vallei vloog alles uit elkaar en na het pas-
seeren van het riviertje waren wij aan een
groot gevaar ontkomen. In het vervolg waren
wij voorzichtiger en verlieten wij ons bivak
steeds tegelijk met de massa der 'troepen van
het korps waartoe wij behoorden.
Na de bloedige gevechten bij Krasuoi, waar
de garde van Napoleon ontzettend veel gele
den heeft, had het 1ste korps de achterhoede.
De terugmarsch ging naar Dubrowna, waar
nog eenige levensmiddelen gevonden werden.
Althans aan onzen staf geschiedde eene uit-
voor waakt, dat de lezers van De Volkswil
geen letter te lezen krijgen, van hetgeen wij
tegen hem inbrengen.
Dat is voor iemand die op zijn schild de
leus voertvoor waarheid en voor recht tocli
al een zeer verdachte wijze van doen. Hij is
blijkbaar bang, dat zijn lezers er achter zullen
komen, met welke draaierijen hij omgaat.
Toch zal dit den heer Van Dalsum niet
haten. We zullen er te gelegener tijd zelf
wel voor zorgen, dat ook zijne lezers te weten
komen, wat wij tegen hem ingebracht hebben.
W ij zijn voor de waarheid niet zoo bang
als hij.
Intusschen herhalen wij voor de derde maal
ons verzoek aan de redactie van De Volkswil.
maak ons toch eens duidelijk, waarom mr.
Dieleman ter oorzake van zijn arbeid voor de
train uit de Staten moet en de heer Van
Dixhoorn, die een even sterk voorstander is
van deze door Rijk en Provincie gesubsidi
eerde liju al kan hij uit den aard der zaak
er veel minder voor doen dan mr. Dieleman
er in moet.
En wij herhalen onze belofteals gij ons
kunt aantoonen, dat met die vervanging de
waarheid en het recht worden gediend, zullen
we^ ons onmiddellijk aan uwe zijde scharen.
Kan hij 't royaler verwachten
V Het doel en de middelen.
De heer Van Dalsum bewe'ert in zijn zooge
naamd antwoord, waarmede hij ons tracht af
te schepen „wij voor ons erkennen de leer,
dat het doel niet de middelen heiligt."
Wij veroorloven ons de vrijheid hem er op
te wijzen, dat zijn daden en hij houdt van
daden meer dan van onnoodig geschrijf
in volkomen tegenspraak zijn met zijn woorden.
Zijn doel ismr. Dieleman een afstraffing
te geven, omdat deze als advocaat in de be
kende lasteraffaire tegen hem is opgetreden
als gemachtigde voor de heeren Schets en
Van Waesberghe.
Zijn doel isden heer Van Dixhoorn een
wederdienst te bewijzen, omdat deze hem
heeft aanbevolen voor lid der Staten en hem
straks waarschijnlijk een handje zal helpen
om den heer Fruijtier te bestrijden als lid
der Tweede Kamer en zelf een sport hooger
te klimmen.
Om dit dubbel doel te bereiken gebruikt
hij deze middelen hij beschuldigt de leden
van Gedeputeerde Staten, dat zij het geld
der provincie, verkregen uit belastingen, vragen
en verkrijgen voor eigen sak en zaak en om
een Belgische familie te believen.
Hij spreekt daarbij van een „moreel schau-
deeling van vleesch en brandewijn.
Te Dubrowna was het wedef zachter ge
worden en tot de Beresina hadden wij meer
dooi dan vorst. Tot mijn groote vreugde vond
ik te Dubrowna de gelegenheid om 'voor 100
francs een rood kazemieren sjamberloek, ge
voerd met pels, aan te koopen. Dit kleeding-
stnk verving mijn grijs laken mantel, die bij
groote koude geen warmte genoeg verschafte.
Voorts had ik de zwarte pelmuts, waarvan
ik reeds gesproken heb, welke ik te Moskou
had gekochtde lange oorlappen kon men als
een das om den hals slaan tevens was de
muts voorzien van een neuslap. Aan deze
beide kleedingstukken heb ik, naast God, mijn
behoud te danken. Het toeval wilde, dat in
mijn te Smolensk overgebleven bagage geen
sokken voorhanden waren. Ofschoon ik nu
wel te Moskou een paar nieuwe had aange
trokken, zoo waren deze door het veleloopen
zoodanig versleten, dat zij slechts met eenige
draden onder den voet in hun geheel bleven.
Het gevolg daarvan was, dat de voet bijna
bloot in den schoen stak, doch juist hierdoor
was ik in de gelegenheid om mijn voeten dik
wijls met de altijd voorhanden sneeuw te was-
schen, wat mij de voeten warm hield. Toen
de koude strenger werd, bond ik een stuk
schapenpels met touw om de beenen boven
de voeten.
Reeds heb ik u beschreven dat mijn degen
daal en geeft daardoor aan zijn lezers, voor
zoover zij niet heter weten, den indruk, alsof
de subsidie van de Zeeuwsch-Vlaamsche Tram
wegmaatschappij het daglicht niet zien kan
en alsof met deze subsidie anders zou gehan
deld wezen dan met subsidies voor andere
lijnen.
Om zijn doel te zekerder te bereiken, laat
hij de andere leden van Gedeputeerde Staten
los en concentreert hij zijn aanval op den man,
tegen wien hij zijn persoonlijken wrok wenscht
te koelen, wegens den afloop van het hem
welbekende lasterproces.
Om aan dien wrok te voldoen, wil hij een
man gebruiken, aan wien hij zelf eenige ver
plichting heeft, maar die dat zoogenaamd
„moreel schandaal" even hard toejuicht als mr.
Dieleman.
En als wij nu op deze inconsequentie wijzen
en zijn leugenachtige wijze van doen aan de
kaak stellen, behelpt de lieer Van Dalsum zich
met uitvluchten.
loch beweert hij„wij voor ons erkennen
de leer, dat het doel niet de middelen heiligt.
Welnu, om aan den wensch van den heer
Van Dalsum te voldoen zeggen wij we hebben
er nooit anders over gedacht.
Doch wij voegen er bijzoo lang uwe daden
zoozeer in strijd zijn met uwe woorden, ge-
looven wij om liet nu maar eens plat weg
te zeggen van heel deze uwe betuiginggeen
steek.
Waarom gezwegen
Wij kunnen niet nalaten over het stilzwijgen
van tweeërlei zijde onze verwondering uit te
drukken.
In de eerste plaats van de redactie van
Zelandia.
Haar o. i. ongemotiveerde uitlating bezorgde
haar den lof van De Volkswil. Kent Zelandia
den heer Van Dalsum nog niet genoeg, om
hein ruiterlijk te zeggen uw lof begeeren we
niet en wijzen we af?
Hoe komt het, dat de redactie thans zwijgt,
ziende tot welk doel De Volkswil haar woorden
zoekt te gebruiken
Wat zit hier achter?
Mogen we Zelandia beleefd verzoeken, haar
stilzwijgen te .verbreken en den heer Van
Dalsum te zeggen, op welken prijs zij zijn
lofspraak stelt
En in de tweede plaats verwonderen wij
ons over het zwijgen van den lieer Van Dix
hoorn.
Hem werd ons blad gezonden, om hem te
doen zien, met welk motief hij wordt geplaatst
tegenover mr. Dieleman dat deze het geld
der provincie vraagt en verkrijgt voor eigen
dikwijls tot braadspies werd gebruikt. Voorts
maakte ik veel gebruik van een blikken drink
beker (gobelet), daaraan waren met touwtjes
een mes en lepel vastgemaakt, terwijl de beker
mij om den hals liing. Van dezen beker maakte
ik gebruik om water warm te maken, en dit
met een weinig thee, suiker, meel of wat er
ook maar was, te vermengen en te gebruiken
tot verwarming van de maag.
In Dubrowna moest ik den luitenant-kolonel
Speleveld in een boerenhut achterlaten. Veel
moeite had ik mij reeds gegeven om den zieke-
ljjken man voort te krijgen. Zoolang hij zijn
rijtuigje had, ging het redelijk goed, docli toen
dit verloren was geraakt, moest hij te' paard
rijden, wat niet meer ging met zipi door koude
verkleumde leden. Hij was een'talentvol offi
cier, doch hij had niet de gave om zich bij de
Fransclie officieren bemind te maWin, waar
door hij een onaangenaam leven had. Hij had
de onvoorzichtigheid gehad vele zijner manus
cripten, de geestesproducten van vroegere jaren,
mede naar Rusland te nemen. De kist, waarin
zij zich bevonden, was bij den aanval der ko
zakken nabij Malojaroslawetz vermist geraakt.
Van af dat oogenblik liet hij den moed ge
heel zakken, loen ik hem verliet scheen zijn
verstand door de koude reeds zeer geleden te
hebben. De arme man had voortdurend een
groote gouden medaille in de hand, welke hij
eens als/feen prijs van liet Zeeuwsch genoot-
zak en zaak.
Wat mr. Dieleman deed en doet voor de
Zeeuwsch-Vlaamsche Tram, wordt door den
hèer Van Dixhoorn op zijn minst stilzwijgend
goedgekeurd door de aartvaarding van het lid
maatschap van den Raad van Advies der zelfde
maatschappij.
En toch zal hij door den lieer Van Dalsum
gebruikt worden, om mr. Dieleman te wippen
wegens hetgeen de eerste een „moreel schan
daal belieft te noemen zonder eenigen schijn
van bewijs aan te voeren.
Laat een man van eer zich tot zulk een
lage rol gebruiken
V Bloei!
We hoorden den heer Frans Netscher, den
bekenden vrijzinnig-democraat eens uitroepen
„Gij anti-revolutionnairen verstaat niet alleen
de kunst de openbare school leeg te pompen,
maar ook een vergadering leeg te spreken."
'tWas in de dagen van de liberale agitatie
voor de invoering der Leerplichtwet, Een
propaganda-meeting was belegd. Zelvelder
verdedigde de onvervalschte liberale dogma's.
De zeer groote zaal was zeer matig bezet,
terwijl de helft der aanwezigen bovendien nog
uit anti-revolutionnairen bestond. In het debat,
op uitnemende wijze door Mr. A. de Jong'
thans wethouder van Rotterdam, gevoerd!
werden de argumenten van den spreker dezen
zoo netjes één voor één uit de handen geslagen,
dat het meerendeel der aanwezige geestver
wanten langzamerhand de zaal verliet, hetgeen
den heer Netscher den spijtigen uitroep, hier
boven gemeld, ontlokte.
Aan dat „leegpompen der openbare school"
werden we nog pas treffend herinnerd, toen
we lazen dat op 15 Jan. 1911 de openbare
scholen in ons land sedert 15 Januari 1910
een toename van leerlingen vertoonden van 163.
Voor de bijzondere scholen bedroeg deze
toename over denzelfden tijd 12166 leerlingen.
Percentsgewijze uitgedrukt, beteekent dit,
dat de schoolbevolking hij het openhaar on
derwijs gedurende dien tijd toenam met ter
nauwernood 8/i00 o/0terwijl die hij liet bij
zonder onderwijs wies met ruim 31/s
Dit is niet een gevolg van een „kunstmatig
leegpompen" der openbare school, gelijk onze
tegenstanders zonder nader bewijs zoo gaarne
verklaren.
Maar dat is de doorwerking van het be
ginsel der vrijheid van het onderwijs, hetwelk
door de liberalen zoo lang mogelijk is tegen
gewerkt, maar dat onder den zegen des Heeren
aan het Nederlandsche volk teruggeschonken,
thans hoe langer zoo meer tot blijde ont
plooiing bomt. 2.
schap verworven had, en meende dat deze
hem overal zoude moeten redden. Men heeft
naderhand nooit meer van hem gehoord.
Den 20en November passeerden wij de Dnie
per te Orscha. Een jong Fransch ingenieur
officier, wiens naam mij ontgaan is, die van
de school te Metz kwam en ons korps te Kras-
noi had aangetroffen, had het ongeluk om hij
zijn eerste dienstverrichting, namelijk het her
stellen van de bruggen over genoemde rivier,
te verdrinken. Ook ging de Poolsclie luitenant
ingenieur Jarnow van onzen staf hij Orscha
verloren. Vermoedelijk is hij in dè handen
der kozakken geraakt.
De wegslinkiug van de verschillende leger
korpsen, die van Moskou afkwamen, was ont
zettend. Het 1ste korps telde geen 5000 man
meer onder de wapenen, en in welk een ver-
schrikkelijken staat van moedeloosheid waren
deze niet. De slechte voeding, de gebrekkige
kleediug der manschappen, liet bivakeeren in
de strenge koude, de dagelijksche gevechten,
waaraan men was blootgesteld, hadden de zede
lijke kracht der menschen geheel ondermijnd.
De discipline en de gehoorzaamheid begon
nen sterk te verminderen en daardoor werden
de troepen weldra èen chaos van alle wape
nen onder elkander, zonder orde of samen
hang.
(Wordt vervolgd).
Advertentiën voor dit blad worden
aangenomen tot 's namiddags I UUR op
den dag der uitgave.
(verhaald door een ooggetuige,
wijlen den Kolonel der Genie A. KOOL.)
17) W