Wat er op Stellendam gebeurde tijdens de stormramp van 31 Januari - 1 Februari 1953 EIIAHDEf1-f1IEUWS PAGINA 18 WOENSDAG 29 DECEMBER 1999 Zaterdag 31 Januari 1953 woei er een stor machtige wind uit het westen. Ongeveer 15.30 uur was het hoog water. Men rekende op een flink tij water, want men naderde het springtij en bovendien was het weer stor machtig. Het water kwam tot 2.40 m. +AP. Dit was wel hoog maar zeker niet alarme rend. Er was dan ook geen reden om aan te nemen dat het daaropvolgend tij zo abnor maal hoog zou komen, temeer daar twee achtereenvolgende hoge getijen zelden voorkomen. Helaas nam met het vallen van de avond de wind tot stormkracht toe, ja zelfs hier en daar tot orkaankracht met sneeuwbuien. De wind draaide naar het noordwesten. De mensen die evenals ik bekend waren met zeewater en getij hadden geen rust meer en gingen, al zij het nog aarzelend, denken aan een stormvloed. We zijn met enkelen gaan kijken hoe hoog het water stond. Het bleek, dat toen het laagwater moest zijn, het water nog heel hoog stond, ongeveer 2.10 m. +AP. Een uur later, 23.00 uur, stond het water even hoog als de vorige dag met hoogwater, en het water wies nog steeds in snel tempo. We stonden daar met enkele mensen en voelden ons zeer ongerust worden, maar wat konden we doen? Het komt meer voor dat het water er vroeg is en dan later toch tot stil stand komt. Naar bed gingen we niet. We hielden steeds de hoogte van de waterstand in de gaten. Om middernacht was het water weer al een stuk gerezen. We wisten dat het pas om 4.00 uur hoog water zou zijn. In de tussentijd waren er nog enkele mensen bij gekomen en we waren het er over eens dat dit zeer beangstigend werd. Met in het ach terhoofd het idee dat zoiets gewoon niet kon en dat het water nu wel snel zou gaan zak ken, durfden we niet tot alarmering van de bevolking over te gaan. Maar de storm hield aan. Gelukkig namen de buien wat af. Dit scheelde iets in het opstuwen van het water, maar toch bleef het water maar opkomen. Om 1.30 uur werden er eindelijk maatrege len genomen. Vloedplanken werden gezet en zandzakken werden aangebracht. Dit was om de gedeelten rond de haven op te hogen en het water tegen te houden. Er werd zeer hard gewerkt met zandzakken door mensen die in de tussentijd bij de haven verschenen waren. Anderen waarschuwden de mensen die buiten het dorp woonden. Om 2.45 uur kwam het water over de dijken. Eerst de Molenpolder en toen de Spuipolder. De brandweersirene werd in werking gesteld, want in de tussentijd was het een noodsituatie geworden. In de Spuipolder moesten vele mensen geholpen worden om zo snel mogelijk op de dijk te komen. De dokter moest geroepen worden om zieke mensen klaar te maken voor het vervoer. Intussen stroomde het water uit de Molen polder over de Molenkade de Spuipolder in. De zandzakken die men een uur eerder had aangebracht, stroomden weg of er kaf in zat. De bevolking had elkaar wakker gemaakt, er waren namelijk nog veel mensen die dachten dat er brand was toen ze de brandweersirene hoorden. Om 3.30 uur begon het water over alle dijken te stromen. Het water kwam nog steeds hoger en was toen gerezen tot 4.15 m. +AP. Het liep over de dorpsdijk de gemeen te binnen en ook zag men het over de bui tendijk van de Scharrezeepolder komen. We wisten nu dat alle dijken zouden overstro men. Velen haastten zich weer naar huis om nog wat te redden. Anderen meenden het best naar Melissant te kunnen gaan. Juist dit is meerdere mensen noodlottig geworden. Even later zagen we twee witte schuimvlak- ten Stellendam naderen. Eén vanuit het wes ten en één vanuit het noorden. We begrepen dat de dijken niet bestand waren gebleken tegen het geweld van het aanstormende water. Eén gedeelte van de dorpsdijk liep niet over. De dijk was daar 20 cm. hoger dan elders. Radeloos liepen wat mensen die op de dijk gebleven waren door elkaar, zich afvragend of het water nog hoger zou komen en op welke manier er hulp geboden kon worden. De angst voor het stukje dijk was ook gegrond, als het water nog 10 cm. geste gen was, was er geen droge plaats overge bleven. Om 3.30 uur was het nog niet volledig vloed, maar toch kwam het water niet hoger meer. Steeds zag men het zelfs iets terugzakken en vlak daarna weer stijgen. Dit was een teken dat de polders volliepen, want anders zou het water alleen maar hoger komen. Intussen stroomde de gemeente vol. De twee stromen water vanuit het westen en vanuit het noorden bereikten gelijktijdig het noord westen van het dorp. De sterke stroom werd tegengehouden door de daar staande wonin gen. Dit had echter wel tot gevolg, dat de stroom nog sterker werd op de hoeken van de Meidoomstraat. Ze sloeg daar de muren van de huizen kapot, zodat veel mensen zich daar moesten redden door met hun gezin op het wankele dak te kruipen. De boerderij van de heer Jac. Kievit op de hoek van de Mei doomstraat werd weggevaagd of het wat pakken stro betrof. Met vernietigende kracht stroomde het water de gemeente door. De stroom onder de dorpsdijk was Wel een van de krachtigste. Daar had het water vrij baan. De ijzeren lantaarnpalen bogen daar om als rietjes. Vanaf de dijk waar wij stonden was de woedend aanstormende watermassa een afschuwelijk gezicht, maar misschien nog gruwelijker was het geluid van de loeiende storm met nog daar bovenuit het hulpgeroep van de mensen, het loeien van het vee, het kraken van het hout en het ruisen van het water. Wanhopig stonden we daar. We wis ten niet wat er gebeurd was, maar we wisten wel zeker dat het heel erg moest zijn. Het was wel donker, maar toch zag men over honderden meters breedte de witte koppen van de buitenzee over de dijken aan komen rollen. Je kon je midden op de Noordzee wanen Omstreeks 4.00 uur was de gemeente vol gelopen. Het was een koude nacht en opeengedrongen stonden we op de dijk. We hoorden nog steeds hulpgeroep uit de over stroomde gemeente. Er moest toch iets gedaan worden, maar hoe? Bovendien werk te het donker van de nacht tegen. De heer van Seters, drogist van het dorp. Jaap Jansen en ikzelf besloten een boot die aan de kant van de haven lag over de dijk te trekken. Eerst begonnen we met het opzoe ken van een anker en een lijn in de reddings- loods, want als we de boot niet konden hou den of de riemen zouden verspelen konden we een anker niet missen. We wilden probe ren de gemeente in te varen, maar de stroom bleek nóg veel te sterk te zijn. Pas om zes uur slaagden wij erin tussen de huizen te komen. Het doel was de Meidoomstraat, omdat daar slechte huizen stonden en de zee erop stond. De boot lag voor de Nieuweweg, dus moest er dwars door de gemeente gevaren worden, tegen de storm in. We naderderden lang zaam van huis tot huis en van boom tot boom. We moesten met alle kracht roeien en met hevige stormvlagen moesten we ons ergens aan vast klampen. Met veel moeite kwamen we aan de Mr. Iman Caustraat. Er waren meerdere straten die toegang gaven tot de Meidoomstraat, maar bijna allemaal waren ze afgesloten door aangespoeld stro en wrakhout. Ten langen leste gelukte het ons aan de Voorstraat te geraken. Vandaar voe ren we door de Kerksteeg en over het school plein van de o.l. school. Door een te hoge stroomzee mislukte onze opzet om zo in de Meidoomstraat te geraken. We zijn toen weer teruggevaren over het schoolplein en hebben toen een poging gewaagd om de Meidoomstraat te bereiken via de bomen bij de hervormde Pastorie. Dit lukte wel. Onderweg van de Nieuweweg hadden we al verschillende lage woningen bezocht om te zien of er hulp nodig was. Mensen die in gevaar verkeerden brachten we voor zover mogelijk in betere huizen. Ook keken we steeds of zich soms mensen tussen het wrak hout bevonden, maar we zagen niets als dood vee, waarvan de kadavers toen al gin gen zwellen. Hoe zwaar de strijd van deze dieren geweest is, was onder andere te zien aan stukken van staken die nog aan de hals ketting zaten. Deze hadden ze tijdens de worsteling afgebroken. We zagen een var ken dat boven op het dak van een schuur gezwommen was. Het dier zag vuurrood van de blutsen en schrammen. Met enorme inspanning gelukte het de Mei doomstraat te'beréiken. Daar zaten hele gezinnen al vier uur op de daken waar aan houdend de zee overheen sloeg. Anderen zaten in het water op zolders van nog staan de stukken huizen. Door de storm en de ster ke stroom zagen wij geen kans de mensen aan de dijk te brengen. We besloten toen ze van de daken te halen en aan de overkant van de straat, waar nieuwe huizen stonden, onder te brengen. De Meidoomstraat lag ook vol met allerlei voorwerpen, zodat het veel inspanning kostte om de boot langs de woningen te krijgen. We hebben kans gezien een draad over de straat te spannen. Door het steeds vasthouden van de draad werd het iets gemakkelijker om de mensen die werkelijk in nood verkeerden aan de overkant van de straat in bovenverdiepingen onder te bren gen. Om 13.00 uur waren we wat deze hulp betrof eindelijk klaar. De terugtocht was gemakkelijker. De wind was iets afgenomen. Ook zat het opeenge dreven wrakhout niet zo vast meer. We zijn toen vertrokken naar de gemeentehuizen aan de Langeweg. Ook daar stond de zee op. Zij woonden dicht bij het stroomgat in de Dam- dijk. Onderweg stootten we op een voorwerp dat een auto bleek te zijn. Ook voeren we vast op landbouwmachines. Overal hingen er mensen uit de ramen. Allen wilden graag geholpen worden, maar aangezien er hier geen direct levensgevaar dreigde, zijn we doorgegaan naar de Langeweg. Het zag er daar zeer triest uit. Het eerste wat we tegen kwamen was een man die zich drijvende probeerde te houden op een stuk ladder. Ook daar hebben we gedaan wat we konden. De mensen uit de buitenste woningen van het uit negen huizen bestaande blok, hadden een gat op zolder in de binnenmuur gemaakt, om zich op die manier naar de middelste woningen te begeven. Van de hoekhuizen waren er namelijk twee buitenmuren inge stort. Hierdoor begon alles van de hellende zolders af te schuiven. Het was toen 14.00 uur en niemand was nog aan deze kant geweest om hulp te bieden. Er stond hier nog een oplopende zee en de huizen moesten voorzichtig benaderd worden met de boot. Door een kleine onvoorzichtigheid zou de boot tegen de huizen gegooid kunnen wor den. De woningen zouden dan zeker instor ten. De zolders hingen enkel nog op de bin nenmuren. Alle inwoners van dit huizenblok werden uit de huizen gehaald. Aanvankelijk werden meest vrouwen en kinderen weggebracht, later ook de mannen. Toen er nog vier man nen overgebleven waren, kwamen er ook andere boten in zicht. Toen we bezig waren met het vervoer van deze mensen, zagen we aan de Voorstraat mensen over de nokken van de daken lopen. Zij waren op weg naar sterkere huizen om hier de volgende nacht door te brengen. Intussen waren er ook andere boten begon nen om bijvoorbeeld mensen van de Voor straat in veiligheid te brengen. Er is met de boten volgehouden tot in de nacht. Toen was het grootste gevaar geweken. Het weer werd toen ook iets beter. Op de dijk werd het toen steeds drukker met mensen die hierheen gebracht waren. Ook waren er al drie sche pen van het Goereese Hoofd om mensen op te halen. De geruchten dat er mensen vermist werden, begonnen steeds sterker te worden, maar niemand wist toen nog hoe verschrik kelijk de gevolgen geweest waren. Zo ver liep de tweede nacht. Er werd gezegd dat er de volgende dag marineschepen zouden komen om de mensen voorlopig ergens anders naartoe te brengen. Inderdaad geschiedde dit de volgende dag. Deze sche pen hadden ook boten meegebracht om de nog aanwezige mensen uit de huizen te halen. Op 2 februari waren er ook al vlieg tuigen gearriveerd die rubberboten en voed sel uitwierpen. Deze boten werden ook gebruikt om mensen in te vervoeren. Intus sen waren er ook mariniers en marinetroe pen gearriveerd. Hoeveel leed er ook geleden was, voor veel mensen viel het toch nog niet mee om uit hun huizen gehaald te worden en wegge voerd te worden van Stellendam. Maar zo kon het niet langer. Er was geen eten of drin ken en bovendien ontbrak verwarming en licht. Het grootste deel van de bevolking ging via Hellevoetsluis naar Brielle. Ieder werd daar geregistreerd. Aan de bevolking van hetstadje Brielle werd een oproep gedaan, om indien men ruimte had één of meerdere slachtoffers in huis te nemen. Er werd in zeer ruime mate aan de oproep gehoor gegeven. Toen het overvol geworden was in Brielle en ook de Kanaaldijk niet helemaal betrouwbaar bleek, werd besloten dat een deel van de mensen doorgestuurd zou worden naar Rotterdam. Zo zijn er toch nogal wat mensen op verschillende plaatsen ondergebracht. Degenen die gedurende ongeveer drie maanden in Brielle geëva cueerd geweest zijn, zijn unaniem van mening dat de Briellenaren opperste lof toekwam voor de manier waarop ze de ont redderde mensen opgevangen en verzorgd hebben. Er waren ook wat mensen naar Goe dereede en Melissant gegaan. Daarna was het dorp leeg op wat mensen na, onder andere de brandweer, mariniers en marinemannen. Zij waren gebleven om de doden te bergen en het verdronken vee weg te slepen. Er waren tussen de acht- en negen honderd stuks vee verdronken. De kadavers werden naar de haven gebracht en vandaar met schepen overgebracht naar verschillen de destructiebedrijven in het land. Van het Stellendamse vee was 99 procent bij de overstroming omgekomen. De marinemannen hadden hun bivak opge slagen in hotel Meijer. Ter versterking was er ook Rijkspolitie, want Stellendam was een verboden zone geworden. De brand weermannen vonden een onderkomen in de loods van de Koninklijke Zuidhollandse Reddingsmaatschappij. De burgemeester had een noodgemeentehuis ingericht in het huis van een gamalenhandelaar op de Molenkade. Dit was mogelijk omdat het water toen al iets ging zakken. Zenders wer den gericht naar de politiepost Vlaardingen, terwijl de marine haar eigen zender had. Er werd zo spoedig mogelijk serum aange voerd, om de achtergeblevenen via een injectie te beschermen tegen besmettelijke ziekten. De vliegtuigen die iedere dag boven het dorp verschenen, deden heel goed werk. Duizen den zandzakken werden gedropt, daarnaast werd er gezorgd voor levensmiddelen, mate riaal en andere benodigdheden. Zelfs kran ten werden afgeworpen, Dat de ravage ver schrikkelijk was behoeft geen betoog. Door de stroomgaten in de dijken had het water nog steeds vrij spel in de polders. Uiteinde lijk bleken er 24 woningen geheel verwoest te zijn, 19 huizen waren zwaar beschadigd en 284 woningen waren licht beschadigd. De eerste polder die droog viel, was de Spuipol der. Daar waren geen stroomgaten in en het kon door de sluis droogvallen. Toen dit pol- dertje eenmaal droog was, konden de huizen daar wat schoon geschept worden. De brand weer en andere werkers konden daar toen ondergebracht worden. Op 27 februari kwam het grote stroomgat in de Damdijk aan de beurt. Doordat de sluis in de rampnacht opengestaan had, was deze er uit geslagen. Wekenlang was er al aan de afsluiting gewerkt. Verscheidene zinkstuk- ken waren in het gat neergelaten en op 27 februari kreeg het werk zijn bekroning. De eerste poging mislukte, doordat de sterke stroom een deel van de zandzakken weer even snel wegsleurde als ze neergelegd waren, 's Nachts werd er een nieuwe poging gewaagd. Met spanning wachtte ieder af. Alle beschikbare mannen trokken er die nacht op uit om bij een gelijke stand van het water aan binnen- en buitenzijde van de dijk opnieuw een poging te wagen. Onder het licht van schijnwerpers opgesteld door de Rini hadden de mannen na veel zwoegen succes. Nog voor de morgen aanbrak, reden de vrachtwagens met materiaal ai over de dijk. Waar de vorige dag nog het diepste gat in de dijken rond Stellendam geweest was van 45 meter breed en 4 a 5 meter diep, kon men nu weer rijden. Het dichten van dit gat betekende alles voor Stellendam, aangezien men dan bij gewone getijden het dorp droog zou kunnen krijgen. Met het droogmalen van de gemeente waren nog wel enige dagen gemoeid. Daarna werd begonnen met het opruimings- werk aan de straten. Stapels wrakhout ver schenen aan de haven en dag in dag uit reden de tractors met aanhangwagens de modder weg. Daarna werd er ook een begin gemaakt met het schoonmaken van de huizen. Daar voor kregen we hulp van diverse instanties, zoals de V.V.H. Er kwamen colonnes uit Hazerswoude, Krimpen a.d. Lek, Lekker- kerk, Lopik, Maassluis. Moordrecht, Naald wijk, Schoonhoven en Zoetermeer. Ook was er een groep van de Doopsgezinde Gemeen te uit Friesland. Deze mensen hebben allen prachtig werk verricht. Groepsgewijze kregen de geëvacueerde bur gers vergunning om hun huizen schoon te komen maken. De mensen begonnen alle maal met het zoeken of er nog iets van waar de te vinden was in de modder. Om iets te vinden moest de modder met de handen omgezet worden. Het slib was zo taai als stopverf, bovendien waren er huizen waar 25 cm. modder in stond. Als men dacht niets meer te kunnen vinden, begon men om de modder er met een schop of riek uit te wer ken. Men kreeg hulp van de brandweer die de grootste moddermassa uit de huizen spoot. Daarna begon men dan met het leeg scheppen van de kelder en de rest van het huis. Dan moest het hele huis van onder tot boven geschrobd worden. Velen werden hierbij geholpen door de Vrouwelijke Vrij- willigershulp. Maar weer anderen deden het liever zelf op hun gemak. Weken zijn er heengegaan, voordat de hui zen weer wat bewoonbaar werden Voorlopig kregen de mensen die de huizen kwamen schoonmaken onderdak op een woonschip, dat de gemeente Velzen beschikbaar gesteld had. Daar vonden ze slaapgelegenheid en er was ook een kantine. De keuken was inge richt in een garnalenpellerij. 's Middags was er een broodmaaltijd en 's avonds werd er gezorgd voor warm eten. Toen de meeste huizen hun eerste schoonmaakbeurt gehad hadden en de winkels weer wat voorraad hadden, kwamen na elf weken elders onder dak te hebben gevonden de mensen, voor zover hun huis dat toeliet, geleidelijk weer terug naar hun eigen woning. Twee zware brandweerauto's zorgden voor het leegpom pen van de regenputten. Deze waren helaas bijna allemaal lek geworden. In de loop van mei kwam de revaluatie volop op gang. Ook de vissersvloot keerde terug en ging weer al snel op vangst uit. Helaas waren vele huizen niet meer op te knappen en rondom het dorp lagen de akkers nog dor en kaal overdekt met een laag vette slib. Heel wat mensen probeerden op hun grond wat groente te telen, want als de slib er afgeschept werd, zag de grond er goed uit. Helaas viel alles hard tegen. Als het regende ontkiemde het zaad wel en kwam het gewas boven, maar als de zon kwam, verbrandde alles door het hoge zoutgehalte in de grond. De vruchtbo men en ander houtgewas dat eerst nog uitliep op de zoete sappen van de stam en zelfs nog vruchten gaf, zijn later bijna allen afgestor ven. Bovendien smaakten de vruchten zout. Het allerergste en nooit meer te veranderen feit was echter het verlies van zovele men senlevens. Hier volgt een opsomming van de slachtoffers. Barend van de Ree, 86 jaar oud. De heer v.d. Ree lag ziek te bed. De twee vrouwen die bij hem waren, zagen geen kans hem tijdig boven te krijgen, daar het water zeer snel steeg. Jan Meijer, 83 jaar oud en zijn huishoudster Janna Flikweert, 51 jaar oud. Deze rustende landbouwer woonde samen met zijn hulp en verpleegster op een hofstede even buiten het dorp. Bij het instorten van de boerderij zijn zij waarschijnlijk onder het puin terechtge komen. Mozes Boshoven, 43 jaar oud en zijn echt genote Neeltje Troost, 41 jaar benevens hun zeven kinderen: Gerrit Arend 20 jaar oud, Mina Tannetje 16 jaar oud, Dingeman Wil lem 12 jaar oud, Arend Gerrit 6 jaar oud. Tannetje Maria 5 jaar oud, Neeltje Tona 3 jaar oud, Martientje Willempje 2 jaar oud. Gelijktijdig kwamen om zijn zwager Pieter Bilkes en diens echtgenote Johanna Bosho ven in de leeftijd van resp. 37 en 34 jaar. Tevens verdronken hun kinderen: Lijntje Dina 14 jaar oud, Gerda 10 jaar oud, Maatje 6 jaar oud en Tannetje Jacoba 2 jaar oud. Gelijk met al deze mensen verdronk ook nog een andere zwager van de heer Boshoven met echtgenote en kindje, namelijk de heer Aart van Seters, 48 jaar oud, zijn echtgenote Tannetje Boshove, 47 jaar oud en hun kleindochter Tannetje van Seters, 18 maan den oud. Toen deze mensen van de noordelijke kant het water de gemeente in zagen komen, heb ben ze Stellendam verlaten en zijn naar de Damdijk gegaan. Deze dijk, die in zuidelijke richting naar Melissant loopt, stond bekend als een oude en sterke dijk. In de richting van Melissant lopend, waren ze al spoedig omringd door vollopende polders. Toen het water nog hoger kwam, zijn ze ongeveer 2,5 km. gaans van Stellendam van de dijk gestroomd, Slechts 3 zonen van de heer Mozes Boshoven hebben het Overleefd. Ook deze jongens zijn met de stroom meege sleurd, maar na ongeveer 1000 meter dooi de zware stroom te zijn gerold hebben ze weer grond onder hun voeten gekregen. Naar verluidt, zijn zij op de Johannahoeve terechtgekomen. Jan Breederveld, 50 jaar oud en zijn echtge note Aagtje Koole, 49 jaar oud, benevens hun drie kinderen: Cornelia 21 jaar oud, Teuntje 19 jaar oud, en Adrianus 10 jaar oud. Zij waren met een kleine tractor door de Langeweg naar Melissant gevlucht. Toen zij nog een derde van de weg af moesten leg gen, zagen zij het water tegen zich in komen. Dit water kwam uit de Gabrialinepolder en sloeg over de Damdijk heen. Breederveld heeft nog gepoogd te keren, maar tijdens het keren van de tractor zijn ze van de weg gestroomd Thomas Breederveld, 59 jaar oud en zijn echtgenote Grietje van Loon, 59 jaar oud en hun drie kinderen: Jacob 28 jaar oud, Teun tje 25 jaar oud en Abram 18 jaar oud. Een dochter, Maartje, vertoefde die avond in het dorp. Zij heeft de ramp overleefd. Deze mensen woonden in de Adrianapolder bij de boerderij Korenlust. Ze zijn naai' de zolder van hun woning gevlucht. Het was een klei ne woning, die precies op wind en golfslag stond. Het huisje is ingestort en vermoede lijk is het gezin onder hun woning terechtge komen. Cristoffel Bijdevaate, 75 jaar oud en zijn echtgenote Klaartje Tanis, 75 jaar oud en hun dochter Grietje Maria Bijdevaate, 43 jaar oud benevens haar zoon Jacob v.d. Voort. Beiden kwamen uit Canada. Zij waren op bezoek bij resp. ouders en groot ouders. Zij woonden op een boerderij gele gen in de polder NieuwStellendam. Bijde vaate heeft waarschijnlijk niet direct onder kend hoe groot het gevaar was. Hij is met zijn gezin naar de zolder gevlucht, maar op 100 meter afstand van de boerderij viel er een diep stroomgat in de dijk Er ontstond toen een dergelijk sterke stroom naar de Eendrachtspolder, dat de boerderij volledig weggevaagd werd. De dienstbode van de familie Bijdevaate, Sjaan Roos uit Bolnes, dreef tegen een boom en klampte zich daar aan vast. Begrijpelijk dat dit meisje een ver schrikkelijke angst heeft gehad, alleen in de nacht in de kolkende zee. Toen het water de volgende dag ging zakken, is het haar gelukt aan de dijk te komen. Weduwe Lena van Oostenbrugge-Koese, 73 jaar oud. Haar dochter Hendrika van Oos- tenbrugge 36 jaar oud, Jan Leendert van Oostenbrugge 41 jaar oud en zijn echtgeno te Johanna Derkje Kuiper 39 jaar oud bene vens hun twee kinderen: Maarten van Oos tenbrugge 9 jaar oud. Abraham Gerrit Hend rik van Oostenbrugge 13 maanden oud en twee gasten: de heer Klaassen en mevrouw Klaassen-v.d. Berg 65 jaar oud. Deze men sen waren allen aanwezig op de boerderij Halszicht aan de Plaatweg. De woning stond dwars op de zee en de wind. Langs de woning liep een bréde sloót met laag wei land. Tengevolge hiervan is de zee met nog grotere kracht tegen het huis terechtgeko men. Ook deze woning is ingestort, waar door de mensen zich niet meer wisten te red den. Jacoba Troost-Zwartkamp, 75 jaar oud. Deze vrouw lag ziek op bed. Zij kon niet tij dig boven gebracht worden. Weduwe Elizabeth van Veen-van der Veer 56 jaar oud met haar vijf kinderen: Werner 26 jaar oud, Jannetje Boudewina 24 jaar oud, Jacob 22 jaar oud, Jan Hendrik 17 jaar oud en Lies 12 jaar oud. Deze familie bewoonde een huisje aan de Ooiévaarsdijk in de Adria napolder, Daar er bij de meeste huizen die aan een dijk gebouwd zijn een laagte ont staat door het lopen over de dijk, komt het water óp weg van de ene polder naar de andere op die plaats het eerst over de dijk. Door'stroming is recht voor het huis een gat ontstaan. Ook zij zaten op zolder, maar het huis stroomde door het gat weg. Een zoon heeft zich op een stuk van het dak kunnen redden. Hij is 1500 meter verder tegen een dijk gedreven. Jacob Troost, 34 jaar oud en zijn echtgenote Johanna Hoekman, 23 jaar oud en hun kin deren Arentje Klazina 3 jaar oud, Klaas Ger rit 2 jaar oud en Gerrit Marinus 5 maanden oud. Deze familie bewoonde een houten woning met bijna geen zolder, staande aan de noordwestelijke kant van de gemeente. Het houten huis is met.de eerste vloedgolf weggestroomd. Vermoedelijk zijn ook zij onder hun woning terechtgekomen. Gerbrand van Soest, 32 jaar oud en zijn echt genote, 31 jaar oud, alsmede hun kinderen Dina Hester 8 jaar oud, Jan 6 jaar oud en Johanna 3 jaar oud. Gelijktijdig zijn daar verdronken Elizabeth Martha Zoeteman, 32 jaar oud en Martha Kievit, 27 jaar oud. De heer van Soest bewoonde een klein huisje aan de Plaatweg bij de Johannahoeve. Elizabeth Martha Zoe teman en'Martha Kievit waren vanaf Stel lendam gevlucht in de richting van Melis sant. Aangezien de grond waarop het huis van de heer van Soest stond iets hoger lag, zijn ze daar binnen gevlucht. Naar deze zelf de woning waren ook nog toegevlucht de Schoonmoeder van de heer van'Soest, Hester van Huizén-Keizer en de heer Frans van Lenten met echtgenote en dochter. Allen zaten op de zolder, maar het duurde niet lang of het woninkje stortte in. De buitenmuur aan de wéstkant was niet bestand tegen golf slag en stroom. Bijna allen kwamen er onder terecht, maar aangezien het huisje eerst aan de zuidwestkant instortte, hief het dak aan de noordoostkant even op, en schoot de zolder er vanonder. De mensen die aan de noord oostkant zaten, te weten mevrouw van Hui zen-Keizer en de familie van Lenten dreven op de zolder tegen de bomen van de Johan nahoeve. Zij wisten zich daaraan vast te klampen. Cornells Zeedijk, 69 jaar oud. De héér Zee dijk had al verschillende mensen met zijn auto naar Melissanl gebracht, maar toen hij wederom wat mensen in zijn wagen had om naar Melissant te brengen, kreeg hij onge veer 300 meter buiten Stellendam te veel water om verder te rijden. De passagiers zijn uitgestapt en de boerderij van de familie Kreeft aan de Langeweg binnen gevlucht. Zeedijk is nog even bij zijn auto gebleven. Hierdoor was hij niet meer in staat de boer derij te bereiken. Arentje van Lenten, echtgenote van Pieter Jansen. Wonende aan de Molenkade heeft zij de verschrikkelijke nacht niet kunnen doorstaan. Lodewijk Koese, 11 jaar oud en Jan Marinus Koese, 6 maanden oud. Dit waren kinderen van de familie Jan Leendert Koese. Zij woonden op de boerderij staande aan het Halsgat van de Eendrachtspolder. De boer derij stond aan een laag gedeelte en dwars op de volle zee. De gehele boerderij werd weg gevaagd, waarbij het jongste kind verdron ken is. Koese en zijn vrouw met hun oudste zoontje wisten zich op het drijfhout te wer ken. Ze zijn.naar de Fortuindijk gedreven. Dit is een afstand van ongeveer 1200 meter. Er lag toen al veel wrakhout en stro tegen de dijk gedreven. Het werd daardoor heel moei lijk om op de dijk te komen. Dit had het noodlottige gevolg dat toen er een balk kan telde, ook het oudste zoontje verdronk. Jannetje Vroege, 64 jaar oud en Maria v.d. Berg, 57 jaar, echtgenote van Jan Vroege. Deze mensen bewoonden twee kleine huizen in de Halspolder nabij de hofstede van de heer de Rooij. Ook zij waren naar de zolder gevlucht voor het stijgende water, maar aan gezien deze huisjes aan de noordwestkant van de boerderij stonden, liep de grondzee er dwars tegenaan. Dit geweld konden ze niet weerstaan en om ongeveer 6 uur stortten de huisjes in doordat het dak in tweeën brak. Had deze ramp niet voorkomen kunnen wor den? De dijken waren beslist niet hoog genoeg om een stormvloed te weerstaan. De deskundigen moeten toch geweten hebben dat het water zo hoog kon komen. Men zou bijna zeggen van niet, want als dit wel bekend was, dan was het toch onverant woord de dijken zo te verwaarlozen. Voor heen bestonden er vele bepalingen om zee dijken in goede staat te houden, maar de laat ste 20 jaar was die controle erg verslapt. Men zou bijna denken dat er geen water meer kon komen. Er was al zovele jaren niets gebeurd. Aan zoiets werd eigenlijk nauwelijks meer gedacht. Ikzelf en met mij meerderen die bekend waren met getijden en dijkhoogten, hebben echter altijd een zekere angst gehad dat er onverwachts met een stormvloed iets zou gebeuren. We wisten dat de dijken veel te laag waren en onvoldoende bijgehouden werden, maar niemand, ook van ons niet, kon weten dat het water bij springvloed zo hoog kon opwaaien. Ilc vermoed nu zelfs dat het water nog aanmerkelijk hoger kan komen. Het water kwam nu aan de noord oosten kant van het dorp tot 4.15 m. +AP. Aart de zuidwesten kant vermoedelijk nog iets hoger. Op de meeste plaatsen kwam de golfslag nog daarbij, zodat de dijken allen overstroomden. De dijken waren aan de bin nenkant te steil en bestonden dikwijls uit slechte grond, zodat ze binnen zeer korte tijd vol gaten vielen. De zware zee ondermijnde de dijken en sloeg over een lengte van 100 meter gelijk de polders in. Van die zware zee die over de dijken krulde, waren die nacht goed de witte schuimmassa's aan de binnen kant van de dijken op een grote afstand te zien. Om terug te komen op-de hoge waters tand, moet gezegd worden dat tóen het tij het hoogst had moeten zijn, de storm niet zo sterk was en ook de buien wat afgenomen waren. Was de situatie nog ongunstiger geweest doordat wind en buien afgenomen waren, dan had het water nog wel 60 a 70 cm. kunnen stijgen. Rekent men daarbij de golfslag, dan had het water kunnen oplopen tot 5 m. +AP. Was dit gebeurd, dan had alles ver onder gestaan en zouden zware grond- zeeën over alles heen gelopen zijn. Dan was alles tot ver in het land verloren geweest. Weinigen zouden er dan het leven alge- bracht hebben. Een kleine verhoging zou al grote gevolgen gehad hebben. Vele grote polders hadden toch nog enige tijd nodig voor ze geheel vol waren gelopen. Dit kwam omdat het grootste gedeelte van het water door de stroomgaten kwam. Voordat deze polders vol waren, begon het water al te zak ken. Vooral aan de zuidwestkant van het eiland zakte het water ongeveer 45 minuten vroeger als aan de noordoostkant. Daardoor zijn er nog veel huizen blijven staan. Als onze gemeente bij hoog water vol gestaan had, dan was het water ongeveer een meter hoger in de huizen gekomen. Dit had zeker tot gevolg gehad dat de zolders waren gaan lichten en vele huizen het begeven zouden hebben. Als de storm op de kust staat met giergetijen, zullen mensen die dit gezien en meegemaakt hebben, zo lang ze leven zich niet rustig meer voelen. Tegen zulk een natuurgeweld staan wij mensen machteloos. Een jongeman zei mij later eens: Ik kan heel goed zwem men en het lijkt me sterk dat ik dat niet gered zou hebben. U kunt dit rustig vergeten. Ook toen waren er hele goede zwemmers en toch zijn zij verdronken. De watermassa die met geweldige kracht komt aanrollen is zo zwaar van slib, stro en wrakhout, dat een ieder die er in terechtkomt mee rolt en onmogelijk overeind kan komen of het hoofd boven kan houden. Dit verslag is opgetekend ter herinnering en tot waarschuwing, dat men nooit moet den ken dat zoiets niet meer voor kan komen. Als ooit in een situatie komt, waarin u denkt dat er gevaar kan ontstaan voor uw mede mensen, schroom dan niet de desbetreffende instanties hier op te wijzen, Gevaar hoeft niet persé van de kant van het water te komen. Dit verslag is opgetekend door wijlen de heer A.M. Blokland, in leven jacht opziener wonende te Stellendam.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1999 | | pagina 2