„Als je dit beleefd hebt, kun je nooit meer lachen" 'Ridders van de Schelde' worden verguisd en vergeten Weerbericht „Het is goed de ramp te blijven herdenken" Leerlingen van de Bogermanschool in Oosterland vinden herdenking watersnoodramp een goede zaak REFORMATORISCH DAGBLAD pagina 14 IN DE REGIO WOENSDAG 20 JANUAR11988 Door G. Tli. A. Janssen en Alice de Jong OOSTERLAND Er zou eigenlijk ieder jaar een her denking moeten komen van de watersnoodramp 1 februari 1953. Dat is de voorzichtige conclusie van vier leerlingen van de Ds. J. Bogermanschool in Oosterland. De meningen zijn verdeeld over het feit of de herdenking nationaal moet gebeuren of alleen in Zeeland. Eensgezind vinden de kinde ren dat de ramp niet vergeten mag worden. Wat weten kinderen van een wa tersnoodramp die hun ouders of grootouders hebben meegemaakt? Het is opmerkelijk veel. De derde ge neratie is goed op de hoogte van wat in '53 gebeurd is. Dit is mede te dan ken aan de aandacht die op school gegeven wordt aan de watersnood en de Deltawerken. Maar ook de verha len van vader en moeder, opa en oma en andere familieleden of kennissen hebben indruk gemaakt. Michael uit groep zeven (tien jaar), Natalie uit groep acht (elf jaar), Marleen uit groep zeven (tien jaar) en René uit groep acht (twaalf jaar) vertellen over wat ze hoorden van familie en kennissen en van wat ze lazen in boe ken. Michael, Natalie,' Marleen en René wonen in Oosterland. Natalie: „Het gebeurde allemaal in de nacht van zaterdag op zondag. Toen het water kwam, vluchtten mijn opa en mijn vader, met zijn broertje en zusje, naar de zeedijk. Daar zijn ze drie dagen gebleven. Het broertje van mijn vader was vier maanden, mijn vader was vier jaar. Ze hebben zich in leven gehouden met één fles cognac en een pakje biscuits. Na drie dagen werden ze gered door een mos selvisser uit Yerseke. Een neef van vader heeft negen uur in een tele foonpaal gezeten voordat hij gered werd. Een oom van vader heeft met zijn vijf kinderen urenlang op een zolder rondgedreven, voordat ze aan spoelden bij Yerseke. De zolder ging door het stroomgat bij Ouwerkerk. Het oudste kind is overleden en be graven op Yerseke. In het gezin van vader is niemand verdronken". „Mijn andere opa heeft eerst het vee losgemaakt en is toen naar de zolder gevlucht. Maar één paard is in leven gebleven. Oma kon nog net op tijd een paar emmers water meene men.naar de zolder. Er zat een klein kraantje aan de muur, onder aan de trap. Een kennis moest ^regenwater drinken, omdat ze geen ander water hadden. Mijn oma is later naar Yer seke geëvacueerd. De opa van mijn vader kreeg na de ramp veel spullen van het Rode Kruis. Voor mijn oom, die toen vier maanden was, kregen ze een ledikant. Op' het kerkhof staat een lange paal met namen van men sen die verdronken zijn. Daar staan ook de namen van familieleden bij". Marleen: „Mijn oma moest ook naar de zolder vluchten. Later zijn ze gered door een Amerikaans schip en geëvacueerd naar Schiedam. Alle die ren op de boerderij zijn verdronken. Een kennis dacht dat het water niet zo hoog zou komen. Ze wilden niet naar de boerderij van oma. Toen zijn ze verdronken. Hun huis stond laag. Ze hadden een groot gezin. Iemand zei eens over de ramp: „Als je dit be leefd hebt, kun ]e nooit meer la chen"". „Een andere kennis werd gered door een helikopter die hem van het dak van zijn huis haalde. Ook was er iemand die, met zijn vrouw op een paard, naar de hooiberg zwom. Daar zijn ze later gered met een boot. Op YERSEKE Verguisd en vergeten. Dat kan gezegd wor den van de Yerseker vissers die tijdens de bange dagen van de watersnoodramp, vaak met ge vaar voor eigen leven, honder den drenkelingen wisten te red den van de verdrinkingsdood. Nauwelijks werd en wordt er aandacht besteed aan de 'Rid ders van de Schelde', zoals de vissers tijdens die februari-da- gen genoemd werden. Het wa ren er velen die hun schip, waarmee ze het dagelijks brood moesten verdienen, riskeerden om anderen, onbekenden, te redden. Deze schippers zouden als helden de historie in moeten gaan. Drie Yersekers hebben met name een vooraanstaande rol gespeeld tijdens de ramp: B. Zuidweg, die het reddingswerk coördineerde, H. Gornelisse, die directe hulp verleende aan slachtoffers (EHBO), en de vo rig jaar overleden schipper Hu- fa recht Koster. Hij voer als eer ste met zijn schip door het le vensgevaarlijke stroomgat bij Ouwerkerk. „Er is in het leven meer dan alleen oesters en mossels. Er waren mensen in nood. De vissers van Yerseke be- seften dat. Er werd de eerste tijd niet gevist, er werd geholpen". De vissers, de vrijwillige brandweer en het Leger des Heils, Zuidweg wil er geen kwaad woord over horen. Hoewel Yerseke in zijn geheel droog bleef tij dens de ramp, werd de oude Yerseker zwaar getroffen. Hij verloor op 1 fe bruari 1953 zijn in Kruiningen wo nende zuster met haar dochtertje. Vijftien jaar eerder eiste de oorlog het leven van twee broers en een zwager. Niet zonder tranen in zijn ogen vertelt Zuidweg hoe de hofstee van zijn zuster -haar man was op dat moment niet thuis- door de kol kende stroom werd weggevaagd. „Haar lichaam is later in de buurt van Krabbendijke gevonden. Het is onbegrijpelijk hoe ver zij is meege sleurd door het water. Met mijn va der en broer ben ik de eerste dag 's morgens gaan kijken in Kruiningen. Er was niets meer te redden. Haar man is nooit meer de oude geworden. Hij at en dronk niet meer. Ik denk nog vaak terug aan die tijd. Dat gaat nooit meer weg". „Toen wij terugkwamen uit Krui ningen stonden voor het gemeente huis de beide wethouders. Beiden waren in een paniekstemming. Wat moeten we doen? vroegen ze aan mij. hrect de gaten in de dijk dichten, •twoordde ik. Bij de mosselbedrij- i had men zakken genoeg. Wil jij Hel weerbericht voor zaterdag 31 januari 1953 luidde: guur weer met wisselen de bewolking en nu en dan hagel-, sneeuw- of regenbuien. Krachtige tot storm achtige wind uit het westen en noordwesten. De werkelijkheid ivas dat niet minder dan 23 uur lang de wind met een gemid delde snelheid van 72 kilometer per uur over de zee en het land raasde. Het was hel langste stormtijdperk sinds 1898. De wind kwam uit het noordwesten en stond dus pal op de Nederlandse kust. In een ondiepe zee als de Noordzee heeft dit een groot opstuwend effect van het zeewater. Tijdens de storm was het ook nog springtij, de vloed was dus.exlra hoog. officiële bijeenkomst zaten de beste werkers op de achterste banken. Voorin zaten de mensen die je nooit zag als er wat gedaan moest worden. Uit kwaadheid heb ik, toen ik thuis kwam, alles wat ik had genoteerd over de ramp, verscheurd. Daar heb ik later spijt van gekregen". Vluchtplaats wat regelen? was de volgende vraag, een groep mensen met zand en auto's Samen met Bas Kastanje, het hoofd naar de dijk ging. De gaten in de dijk van de school, heb ik gezorgd dat er rond Yerseke zijn toen het eerst ge- De vissers uit Yerseke hebben veel werk verzet om mensen in het rampge bied uit hun huizen te halen. „Vrijwel alle vissers wilden helpen. Slechts een enkeling ging vissen. We hebben de schippers overal naar toe gestuurd. Later kwamen ze terug met schepen vol mensen. Die konden we hier in Yerseke niet allemaal onder brengen. Met bussen zijn zij naar Goes gebracht. Men heeft mij later een beest genoemd, omdat ik de men sen heb laten wegbrengen, Ze hadden honger en dorst en na een kop koffie moesten ze de bus in. Maar we kon den niet anders. Er was hier geen ruimte, er waren er al te veel. Nadat de mensen waren gehaald, zijn de schepen gebruikt om voedsel, medi camenten en dergelijke te halen voor de drenkelingen. Ja, die vissers heb ben veel gedaan en allemaal pro Deo!" „Wat mij ook diep heeft getroffen, is de hulp van het Leger des Heils. Zondagmiddag stonden zij daar opeens, met koffie en koek. Dat ver geet ik nooit, ook niet na 35 jaar". „De hulp heeft een volle week ge duurd. Na de mensen hebben we nog geprobeerd zoveel mogelijk dieren te redden. Later moesten de lichamen van de verdronken mensen geborgen worden, een afschuwelijke.taak". dicht. Later coördineerden we met „De burgemeester van Ouwerkerk drie man en hebben we een reddings- kwam ons later, uit dankbaarheid, plan opgezet met schepen". een luidklok aanbieden. Tijdens de Ook de vrijwillige brandweer van Yerseke heeft zich tot het uiterste in gezet om hulp te verlenen waar nodig was. Een van die brandweerlieden is mosselkweker J. Steketee. Samen met zijn zwager, A. C. Koster, die een schat aan documentatie heeft over de rampt vertelt hij zijn verhaal. „Met de brandweer hebben we geprobeerd, de lage punten van de dijk dicht te gooien. Eerst hebben we het dijkje bij Molenpolder verhoogd. Daarna wer den de gaten bij de haven gedicht. Doordat opeens het water zakte, voordat het nog hoog water was, stroomde het water niet over de dijk. De plotselinge daling van het water kwam omdat op andere plaatsen de dijk doorbrak en de polders onder water liepen. Yerseke bleef droog. Het dorp werd een vluchtplaats voor drenkelingen". „Voordat de Molenpolder vol stroomde, hebben we eerst de mensen daar nog kunnen waarschuwen. Zou den we de mensen niet wakker ge maakt hebben, dan waren ze ver dronken. Nu konden ze zich op tijd in veiligheid brengen". De Yerseker vissers vertrouwden de storm van zaterdag 31 januari niet. Terwijl in andere dorpen men sen achter de dijk sliepen, sleepten de Yersekers al met zandzakken om de dijken te versterken. De nu 66-jarige H. Cornelisse liep op die zaterdag avond bezorgd naar de dijk. „Eigen lijk zag je toen al dat het mis zou gaan. Het moest laag water zijn, maar het water stond al hoog en de vloed moest nog komen. Arme men sen die deze nacht het eerst aan de beurt komen, zei ik". „Na middernacht werd op Yerseke alarm geslagen. Sirenes loeiden, kerkklokken beierden. Ook het dorp Kruiningen werd gewaarschuwd. Ve len daar zagen de ernst van de storm niet in. Er was immers al jaren geen watersnoodramp geweest? We gingen in Yerseke zakken met 'zand vullen. Midden in de nacht waren we in de weer om de zeedijk te versterken met een dekzeil en zandzakken. Gelukkig liep Yerseke niet onder water". Boten Tegen de ochtend hoorde Cornelis se dat de dijken bij Kruiningen het hadden begeven. De mensen zouden al op de daken zijn gevlucht. „Vanuit de haven hebben we toen vliegens vlug alle kleine bootje naar de dijk gesleept en met vrachtwagens naar het rampgebied gebracht. Ik had net mijn EHBO-diploma en ben in Yerse ke gebleven om mensen op te vangen en te verzorgen". „Maandagmorgen ben ik met schipper Hubrecht Koster naar Sta- venisse gevaren. Wat daar gebeurd is, heb ik met verbijstering gadegesla gen. Toch wilden er nog mensen blij ven. Een bakker vroeg of we gist mee bonden brengen. Tegen de avond moest heel Stavenisse ontruimd wor den". Cornelisse vertelt dat de bevolking in Yerseke de hele zondag in touw was. „De volwassenen hielpen bij het reddingswerk of met het opvangen van de geredden. De kinderen vulden zandzakken. Die gingen naar Krui ningen en andere getroffen gebieden. De vissers praatten niet over een ver goeding. Het werd gewoon gedaan". Afgesloten „Het hele gebied was afgesloten van de buitenwereld. Het eerste ver kenningsvliegtuig kwam hier 's zon dags tussen 16.00 en 17.00 uur over vliegen. Dit is geen verwijt, want' men had nog niet goed in de gaten wat er gebeurd was. Er waren geen contacten meer mogelijk. Daarna is de hulpverlening gelukkig snel en goed op gang gekomen". In de volgende dagen werden nog steeds mensen in Yerseke opgevangen en doorgestuurd. „De vissers wisten ook goed om te gaan met de kleinere bootjes, dat was een voordeel bij het reddingswerk. Prins Bernhard,, die veertien dagen na de ramp met een helikopter in Yerseke landde, prees de inzet van de Yerseker bevolking: „Wat zijn mijn vrouw en ik dankbaar dat Yerseke is gespaard". Cornelisse heeft ook dode mensen opgehaald en geholpen bij het identificeren. „Een mens kan dan zo hard worden. Ei- hebben zich dingen afgespeeld die niet zijn te beschrijven. Sommige •mensen zijn wonderbaarlijk gered, anderen verdronken net voordat ze gered konden worden". Geen stem Drie weken na de watersnood kreeg Cornelisse toestemming om met zijn schip naar Nieuwerkerk op Schouwen-Duiveland te varen. Hij ging wat achtergebleven spullen voor iemand halen. „Het is wat als er geen sterveling in een dorp is. Je hoorde geen stem. Het was een plaats waar de dood heerste. Ik zie nog voor mijn ogen dat er een dode koe lag met een varkentje er bovenop. Zo'n beeld ver geet je nooit meer". de kerktoren in het dorp is nog te zien hoe hoog het water heeft ge staan. Dat is aangegeven met een soort getekend golfje. In een boek stond dat er hier nauwelijks plaats was om de mensen te begraven. Alles was slik. Vaste slaper René: „Mijn opa was haast niet wakker te krijgen 's nachts. Hij sliep heel erg vast. Oma en mijn moeder Oosterland - V.l.n.r. Michael, Natalie, Marleen en René. waren al wakker. Opa schrok pas wakker toen er gebeld werd. Toen kleedde hij zich snel aan en ging hij naar buiten. Hij heeft geprobeerd om mét anderen de dijk te dichten. Dat is niet gelukt. Ze zijn later gered door een schipper. Bij mijn andere oma zaten ze met het eigen gezin en nog iemand op zolder. Het water kwam tot aan de derde tree van bo ven. Oma had die zaterdag nog net inkopen gedaan. Van onze familie is er niemand verdronken. Bij oma heeft op de muur gestaan hoe hoog het water kwam. Na de ramp kreeg mijn opa elke week een paar honderd gulden van het Rampenfonds. Ook de familie heeft geld gegeven" „Toen het water hoog stond, stortte er een muur in. Die is later weer op gebouwd, maar vorig jaar weer inge stort. In het natuurgebied hier in de buurt staan ook nog stukken muur. Dat is allemaal overgebleven van huizen die tijdens de ramp ingestort zijn. Ook liggen er nog oude ka chels". Michael: „Van onze familie is nie mand verdronken. Ze woonden alle maal ergens anders. Onze buurman heeft de ramp wel meegemaakt. Hij werd drie dagen voor de. ramp gebo ren. Toen het water kwam dreef hij weg in een mandje, ja, net als Mozes. Later is hij weer gevonden. Ik heb wel eens gelezen dat er een man en een vrouw samen met hun kind op een zolder zaten. Ze hadden brood bij zich. De man moest het brood voor kauwen om het kind in leven te hou den. Sommige mensen wilden, toen het water kwam, niet uit hun huis, omdat ze bang waren dat hun spullen gestolen zouden worden. En dat is: soms ook wel gebeurd". „Mijn tante in Oude-Tonge moest daar dode mensen identificeren. Ze was daar wijkverpleegster en ze ken de veel mensen. Het stonk later ook heel erg naar dode dieren. Die wer den met een takelwagen weggehaald. Op foto's zie je vaak dat de koeien opgezwollen buiken hadden „De schade die de ramp heeft ver oorzaakt, was 80 miljoen gulden. De regering heeft 60 miljoen gulden ge geven. Er zijn 3950 huizen verwoest en veel bomen zijn verdord door het zoute water. De boeren hebben lange tijd na de ramp niets kunnen zaaien". Herdenking? We legden de leerlingen van de Bo germanschool de vraag voor of zij vonden dat de watersnoodramp tel kens herdacht moet worden, en zo ja of dat dan een nationale herdenking moet zijn of alleen Zeeland aangaat. Na wat over en weer gepraat kwa men de kinderen tot de voorzichtige conclusie dat 1 februari 1953 ieder jaar herdacht moet worden. Natalie voelt het meest voor her denking alleen in Zeeland, „omdat de ramp alleen in Zeeland gebeurd is". Zo denkt ook Marleen erover. „De watersnoodramp is niet in heel Ne derland gebeurd, zoals de Tweede Wereldoorlog. Ik vind wel dat de ramp iedere keer herdacht moet wor den". Michael denkt daar anders over. „De ramp gaat. heel Nederland aan. Alle Nederlanders hebben de slacht offers van de ramp geholpen. De mensen moeten daaraan terugden ken". René weet niet of er een nationale herdenking zou moeten komen. Wel vindt hij dat er iedere keer weer aan dacht voor de ramp moet zijn, omdat er zoveel mensen bij zijn omgekomen. „Het is goed om de ramp te blijven herdenken"..

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - kranten | 1988 | | pagina 2