DE
NACHT
EEUWEN-
DUURDE -
ZO KWAM DE ZEE NAAR BINNEN
ShÜ
stormramp op 1 februari 1953
heeft hij niet meegemaakt. Hij was
toen nog niet geboren. Hoe het komt
dat die ramp toch haar sporen heeft
nagelaten in zijn leven, beschrijft een
v<m onze redacteuren.
PAGINA 35
,uiv
^STELLENDAM
HOEKSE WAAHD
HERKINC
door
JAN
DE
LAAT
OUDE-TONGE "Boven
het noordelijk en weste
lijk deel van de Noordzee
woedt een zware storm
tussen noordwest en
noord. Het stormveld
breidt zich verder uit
over het zuidelijk en oos
telijk deel van de Noord
zee. Verwacht mag wor
den dat de storm de gehe
le nacht zal voortduren.'
Voor alle groepen in het
zuidwesten van ons land
geldt een waarschuwing
voor gevaarlijk hoog wa
ter", meldt de radio
nieuwsdienst op zaterdag
31 januari 1953 om zes
uur 's avonds.
Toch maakt niemand zich
echt bezorgd op het Zuidhol
landse eiland Goeree-Over-
flakkee. De mensen in de
kleine dorpjes zijn immers
gewend aan het stormgeweld
dat zo vaak het eiland teis
tert. De laatste grote over
stroming van 1894 is al weer
zo lang geleden. De dijken
zijn daarna verstevigd. De
meeste mensen voelen zich
er veilig achter. Ook de 3000
inwoners van Oude-Tonge.
In de Molenpolder giert de
wind om het huis van mole
naar Piet de Laat(48). De wo
ning ligt aan de Zulddijk, net
buiten het dorp. Tante Cor
heeft de drie kinderen van de
molenaar twee jongetjes
van vier en vijf en een meisje
van drie jaar oud in bed ge
stopt. Hun moeder(27) is een
dagje bij haar ouders in het
Westbrabantse Lepelstraat,
een dorpje bij Halsteren.
Doordat de veerdienst vanuit
Dinteioord door de storm is
uitgevallen, kan zij niet naar
het eiland terugkeren.
Het is een drukke zaterdag
geweest op het veevoeder- en
kunstmestbedrijf. De Laat en
zijn zus gaan daarom vroeg
naar bed.
Sluiswachter
Niet op bed ligt Piet den
Rooye, sinds 1932 sluiswachter
van Oude-Tonge. In het don
ker worstelt hij zich om negen
uur tegen de zware storm in
naar de keersluis om de deu
ren open te draaien. De vloed
is voorbij en het water kan
gaan zakken. Toch vertrouwt
Den Rooye, die de grillen van
de zee kent, het niet helemaal
en blijft op z'n post.
Naarmate de avond vordert
ziet hij dat het waterpeil nau
welijks zakt en dat het zeker
geen eb wordt. Dat verontrust
hem. Hij besluit de dikke sluis
deuren weer dicht te draaien.
Het water zakt niet verder,
maar begint te stijgen, In een
snel tempo. Tegen eén uur be
grijpt de sluiswachter dat er
een vloed over een vloed heen
1. Ongeveer 3.30 uur
Buitendlik ven Het Zuiderlend breekt on vijf pleetsen door. Het weter ven de Krommer
stort neer binnen. De totele lengte ven oe goten is 820 meter.
2. Ongeveer 4.30 uur
De buitendijk ven de Suijspolder begeeft bet. Er ontsteen zes gelen met een totele lengte
ven 525 meter.
3. Ongeveer 4.50 uur
Hel weter uit Het Zuiderlend en de Suijspolder breekt on verschillende plaetsen door de
dijken van de Molenpolder. Eén ven de gaten bevindt zien vlek voor de molen van Piet de
Laat.
4. Ongeveer 5.00 uur
Het water uit Het Zuiderlend en de Molenpolder sleet grote bressen in de dijk ven Hel
Oude Land oo grote vloedgolven storten zicb op Oude-Tonge.
komt. Hij waarschuwt de bur
gemeester en de politie. Zij be
kijken de situatie, begrijpen
dat de dijken het woeste water
niet lang meer kunnen be
dwingen en besluiten tégen
half vier alarm te slaan.
Het geluid van de kerkklok
en het geloei van de brand
weersirene verdrinken echter
in het gebulder van de storm
die tot orkaandrift is uitge
groeid.
Om vier uur schrikt mole
naar Plet de Laat wakker van
hevig gebons op het raam.
„Het water komt", roept Ie
mand en hij spoedt zich naar
een andere woning.
Tante Cor wekt de drie kin
deren en kleedt hen snel aan.
De wind gaat als een razende
te keer. Het huis kraakt in zijn
voegen.
De Laat stapt naar buiten
om poolshoogte te nemen. Op
de dijk, waar het water al
overheen golft, loopt hij tegen
vijf kinderen op van het gezin
Nijsse dat verderop in de pol
der woont. Zij zijn door hun
ouders alvast vooruit naar het
dorp gestuurd, maar keren
huilend en drijfnat terug
omdat hun vader en moeder
zolang wegblijven.
De molenaar ontfermt zich
over de kinderen, die zich nau
welijks staande kunnen kun
nen houden in het wassende
water, en trekt hen het huis in.
Inmiddels is ook een broer van
De Laat, Ome Hen, binnenge
komen. Hij helpt Tante Cor de
kinderen in de slaapkamer op
een tafel te zetten om zo op de
vliering te kunnen klimmen.
Op dat moment, even voor
vijf uur, barst de polderdijk
voor het huis open en een me
tershoge vloedgolf, voortge
jaagd dpor een razende ork
aan, walst de Molenpolder in.
Hij vernietigt alles wat op z'n
weg komt.
Met één klap overrompelt
hij het huls van De Laat. Al
leen de platte keuken in de
luwte achter het huis en de
dikke logge molen overleven
het geweld. Dat wordt de red
ding van De Laat. Vechtend
tegen de verdrinkingsdood
spoelt hij op de keuken en kan
zich daar vastgrijpen aan de
schoorsteen. De kinderen en
Tante Cor ziet hij verdwijnen.
Ome Hen kan nog net een
van z'n neefjes beetpakken. De
sterke stroom sleurt hen mee.
Worstelend tegen de golven,
meer onder dan boven water,
weet hij het jongetje geruime
tijd bij zich te houden, maar
zijn krachten begeven het.
Machteloos moet hij toezien
hoe de golven het kind tenslot
te uit zijn armen rukken. Meer
dood dan levend drijft hij uren
op een stuk wrakhout rond
voordat hij wordt gered.
De drie kinderen uit het
gezin De Laat, gefotogra
feerd kort voordat ze in
de rampnacht omkwa
men. Rechts Henkje(Jf),
die door het water uit de
armen van ome Hen werd
gesleurd. Links Jantje (5)
en Lia(S).
Het water is nog niet uitge
raasd. Steeds worden er nieu
we gaten in de dijken gesla
gen. Overal staan mensen
weerloos tegen de kracht van
het water. Even buiten het
dorp overrompelt de zee het
hele gezin van Hen de Boed:
man, vrouw, veertien kinderen
en de verloofde van een van de
zoons die op bezoek is. Ze ver
drinken allemaal.
In die zwarte nacht komen
312 mensen om het leven in
Oude-Tonge. 177 huizen wor
den volledig weggevaagd. De
ontreddering en chaos zijn
groot. Iedereen vecht voor z'n
leven. Het is een nacht die eeu
wenlang duurt.
Alarmberichten
De vrouw van Piet de Laat
wordt die zondagmorgen wak
ker in Lepelstraat bij Halste
ren. Ze ziet haar ouders be
zorgd bij de radio zitten. De
nieuwslezer meldt dat alle
verbindingen met de Zeeuwse
en Zuidhollandse eilanden zijn
verbroken. Slechts vanuit het
buitengebied zijn om half vijf
de eerste alarmberichten op
de telex binnengekomen. Er is
sprake van een zeer grote
overstroming. Meer is niet be
kend.
Om tien voor negen meldt de
radio dat alle colonnes van het
Rode Kruis zich paraat moe
ten houden. Om half tien wor
den alle militairen opgeroepen
onmiddellijk naar hun kazer
nes terug te keren. In Lepel
straat besluiten ze alvast drie
kinderbedjes klaar te maken
voor het geval de kinderen
worden overgevaren.
Als in Oude-Tonge de dag
aanbreekt zien de overleven
den pas hoe groot de ravage is.
Een derde deel van het dorp is
weggevaagd. Alleen de hoge
winkeldijk, midden in het dorp,
en de oude kern erachter zijn
niet verwoest.
De razend storm houdt nog
steeds aan en de golven doen
voortdurend nieuwe aanvallen
op het dorp.
Zo ver het oog reikt zien de
overlevenden alleen maar
woest kolkend water en overal
roepen mensen om hulp: op da
ken van huizen die elk moment
dreigen in te storten, in bomen
en op stukken wrakhout.
Velen wagen die dag hun le
ven voor een ander. Onder hen
de oude (71) schipper Johan
nes Kanters die toevallig met'
z'n beurtschip in het haventje
ligt. Onder zijn leiding worden
die zondag met een roeibootje
tachtig mensen in de Molen
polder gered. Soms moeten ze
tientallen pogingen wagen
voordat ze een huls of schuur
kunnen bereiken.
Zij redden ook Piet de Laat.
Vier lange uren heeft hij in het
ijskoude water gehangen voor
dat hij van de schoorsteen
wordt losgetrokken.
Evenals de andere geredden
wordt hij een dorpscafé bin
nengedragen dat gespaard is
gebleven. Urenlang zijn ze be
zig om hem op een biljarttafel
bij kennis te brengen. Zijn li
chaam is zwaar onderkoeld.
Eenmaal bij bewustzijnheeft
hij niet het besef dat hij leeft.
Pas in de loop van de zon
dagmiddag neemt de wind iets
af. Vele overlevenden beginnen
zich intussen vertwijfeld af te
vragen waarom er geen hulp
komt opdagen. Eerst aan het
einde van de middag krijgen
ze antwoord op deze vraag als
de Belgische helikopter-piloot
Gerard Trémérie erin slaagt
zijn Sabena-toestel bij het cen
trum op de grond te zetten.
Bij toeval heeft hij de res
tanten van het dorp ontdekt en
ziet als eerste buitenstaander
Alleen de logge molen en
de platte keuken overleef
den het geweld van de
vloedgolven. Het woonhuis
werd volledig weggesla
gen. Aan de schoorsteen
pijp rechtsop de keu
ken kon molenaar De
Laat zich vastgrijpen.
Vier uur lang hing hij in
ijskoude water.
Bovenste foto: Dag in
dag uit werden slachtof
fers met paard en wagen
naar de begraafplaats ge
bracht.
de vele verschrikkingen. Hij
vertelt dat de buitenwereld
niets weet van wat er in Oude-
Tonge aan de hand is.
De duisternis valt. De wind
jaagt natte sneeuw en hagel
over de watervlakte. Overal in
de polder wachten nog steeds
honderden mensen in doods
nood op redding. Het wordt op
nieuw een helse nacht.
Pas de volgende ochtend kan
de Belgische helikopter-piloot
opstijgen. Met een rapport van
de burgemeester en vele haas
tig neergekrabbelde bood
schappen van overlevenden
komt hij aan in Woensdrecht.
Dan hoort Nederland voor het
eerst over de verwoestingen in
dit kleine dorp.
De hulp komt snel op gang.
Vliegtuigen droppen voedsel,
medicamenten en rubberboten.
Met helikopters worden vele
mensen die nog steeds wanho
pig in netelige situaties op
hulp wachten, gered.
Op dinsdag 3 februari arri
veren schepen en de eerste mi
litairen om de overlevenden te
evacueren. In drie dagen tijds
worden ruim 2000 mensen
overgevaren naar Brabant.
Met eenvan deze boten ver
trekt ook Piet de Laat uit Ou
de-Tonge.
In Lepelstraat krijgen zijn
echtgenote, die nog steeds in
grote onzekerheid verkeert, en
haar ouders dié dinsdag een
telegram van het Rode Kruis.
„Gezin De Laat veilig", luidt
de tekst. De vreugde duurt
echter niet lang.
De waarheid
Op woensdagmiddag 4 fe
bruari rijdt een vrachtwagen
met evacuées Lepelstraat bin
nen. De Laat, die aan het ein
de van zijn krachten is, wordt
uit de wagen geholpen en het
café van een schoonzus bin
nengebracht. Daar horen ze
voor het eerst de verschrikke
lijke waarheid.
Als hem wordt verteld dat
zijn echtgenote in de veronder
stelling leeft dat haar kinderen
en Tante Cor veilig zijn, durft
hij de gang naar de woning
van haar ouders niet te maken.
Een familielid waarschuwt de
pastoor. Die haalt haar tenslot
te op en daar in het dorpscafé
heeft het weerzien plaats. En
kele uren later zien voorbij
gangers twee gebroken men
sen, steunend op elkaar, het
café verlaten.
Aan het einde van de week
er is nergens meer een te
ken van leven te bespeuren
worden de reddingsacties
overal gestaakt. Zo ook in Ou
de-Tonge, waar maar een paar
honderd dorpelingen zijn ach
tergebleven. Zij staan voor een
nieuwe zware taak: het zoeken
naar en het begraven van de
doden.
Omdat ook de begraafplaat
sen zijn overstroomd, graven
ze een droog stuk dijk aan de
rand van het dorp uit. Gedu
rende vele weken worden daar
dag in dag uit de doden met
paard en wagen naar toege
bracht en begraven. Tweehon
derd doodskisten worden uit
Groningen aangevoerd.
Een journalist van de Apel-
doornse Courant schrijft: „Dit
tafereel van zwijgende, torsen
de mannen op de dijk had iets
onwerkelijks, als een visioen
van Dante."
Massagraf
In die weken vinden militai
ren de lichamen van Tante
Cor en de drie kinderen van
De Laat, niet ver verwijderd
van de molen. Ook zij krijgen
een plaats in het massagraf.
Het Rode Kruis brengt Plet de
Laat en zijn vrouw in Lepel
straat met korte telegrammen
op de hoogte.
Mariniers en vrijwilligers,
overal vandaan, werken zij
aan zij. Gaten in binnendijken
worden provisorisch gedicht,
polder voor polder wordt leeg
gepompt. Langzaam begint het
puinruimen en steeds opnieuw
worden slachtoffers gevonden.
Op maandagmiddag 9 fe
bruari brengt koningin Julia
na. onaangekondigd, per heli
kopter een bezoek aan het geï
soleerde dorp. Gekleed in een
dikke bontjas en op laarzen
praat ze geruime tijd met ver
slagen dorpsbewoners.
Oude-Tonge is op 11 februari
weer bereikbaar voor alle ver
voer. De Molenpolder valt op
24 maart droog en op 21 en 31
maart kan het dorp worden
aangesloten op de water- en
elektriciteisvoorziening. Dan
komt ook de terugtocht van de
evacuées op gang.
Begin april keren Piet de
Laat en zijn echtgenote terug.
Het is een moeilijk moment.
Met hulp van familie ontdoen
ze de overgebleven keuken van
de dikke vette sliklaag die
zelfs tegen het plafond zit. Ver
scheidene keren stuiten ze op
kleding en speelgoed van de
verdronken kinderen.
Tot in de herfst wonen ze in
de keuken. Heel provisorisch,
met slechts een bed, een tafel
met stoelen en een kachel. In
ijltempo worden een nieuw
huis en bedrijfspand opgetrok
ken. De maalderij is immers
onmisbaar bij de wederopbouw
van de boerenbedrijfjes.
Het is de eerste nieuwbouw
in Oude-Tonge. Rond het dorp
zijn in oktober de nieuwe zee
dijken ook bijna klaar. Weer
hoger en weer steviger.
Begin december 1953, kort
nadat De Laat en zijn vrouw-
de nieuwe woning, vastge-
bouwd aan de oude keuken,
hebben betrokken, wordt een
zoon geboren. En die zoon ben
ik, Jan de Laat.
Ik kreeg de namen van een
van mijn verdronken broer
tjes. Een tante zei daarover:
„Je moeder huilde die eerste
dagen erg veel. De eerste drie
jaar na de ramp sprak ze met
geen woord over haar verlies."
In 1955 werd een dochter ge
boren die op dezelfde manier
werd vernoemd. De omgeko
men kinderen werden later
aangeduid met „de vorige Jan"
en ?,de vorige Lia".
De verschrikkelijke angst
bleef. Allereerst de angst om
opnieuw een kind te verliezen.
Zo werd ik de eerste maanden
van mijn leven geen minuut
alleen gelaten. Overal waar
mijn moeder was, stond ook
mijn wiegje op wielen. Ook la
ter toen we kleuters waren,
zag ze ons maar het liefste
dicht bij het huis.
Als we ziek waren, werd de
dokter vaak onmiddellijk ge
beld. Mijn moeder nam geen-
enkel risico.
De tweede angst was die
voor het geweld van de wind.
Als het stormde, het eerste
jaar na mijn geboorte, trok
mijn moeder haar jas aan, en
met mij stevig aangekleed in
haar armen, zat ze dan uren te
wachten op een stoel midden
in de keuken, klaar om bij het
geringste onraad te kunnen
vluchten. Ze bond later ook al
tijd de ramen aan de binnen
kant met touw vast, zodat ze
zeker wist dat de storm niet
binnen kon komen.
Naarmate het Deltaplan
vorderde werd die angst wel
iets minder, maar het wan
trouwen bleef levensgroot. En
niet alleen bij mijn moeder.
Nu nog zie ik bij zware storm
in vele huisjes op de eilanden
's nachts de lichten branden.
Het water was de derde gro
te angst van vooral mijn moe
der. Ze werd doodsbang als ze
ons in de buurt van een sloot of
watering zag komen. Na de
ramp heeft ze ook nooit meer
gezwommen. En als ze later
eens met de boot mee moest,
hield ze zich vaak verkrampt
aan de reling vast.
Behalve de angst was er bij
mijn ouders het verdriet. Vaak
herleefde het drama in hun ge
dachten. Vooral rond 1 februa
ri, de dag waarop het hele
dorp in een lange stille stoet
naar het massagraf trok. Ook
ik zette bloemen bij de platte
grafstenen van de broertjes en
het zusje die ik nooit had ge
kend. We konden echter niet
begrijpen waarom moeder
rond die datum zo stil was en
soms zat te huilen; tot haar
dood is dit zo gebleven.
De verschrikkingen van de
rampnacht hadden ook een li
chamelijke weerslag. Ome Hen
hielp na de ramp bij het identi
ficeren van de vele doden. Hij
was er ook bij toen mijn broer
tje dat hij in de rampnacht
aan de golven had moeten
prijsgeven, werd gevonden.
Nadat alle slachtoffers wa
ren geborgen en begraven trok
hij zich steeds meer terug in
zijn kleine huisje aan de dijk.
Hij kon het niet verwerken dat
hij z'n kleine neefje niet had
kunnen redden. Een half jaar
na de ramp overleed hij aan
een beroerte.
Sukkelen
Na hun terugkeer in Oude-
Tonge begonnen ook mijn ou
ders te sukkelen met hun ge
zondheid. Mijn vader heeft, on
danks vele grote operaties, tot
de laatste dag In z'n bedrijf
zijn zware werk gedaan, tot
dat hij plotseling overleed op
een koude winterochtend ln
1964. Enkele dagen eerder had
ik net mijn elfde verjaardag
gevierd.
Mijn moeder is bijna zes
jaar geleden aan een hersen
bloeding overleden. Enkele da
gen voordat ze stierf, belde ze
een familielid op en zei: „Ik
weet niet wat het is, maar ik
ben de laatste dagen weer zo
bezig met 'de vorige kinderen'.
Steeds zie ik die gezichtjes
weer voor me. Ik denk er ei
genlijk dag en nacht aan."
Nu, 33 jaar later, bij een be
zoek aan het massagraf op een
zonnige septembermiddag,
weet ik dat dit verhaal, dat ook
een deel van mijn leven is ge
worden, slechts een van de dui
zenden drama's is die zich in
die rampnacht hebben afge
speeld. In veel gezinnen waren
de verliezen veel groter. Zo ve
le andere dorpen werden even
gruwelijk verminkt als Oude-
Tonge.
Als bij de opening van de
machtige pijlerdam de
scheepshoorns en sirenes loei
en, zullen velen ongetwijfeld
terugdenken aan die ver
schrikkelijke nacht in 1953.
Ook toen loeiden de sirenes,
maar ze leidden samen met de
kerkklokken voor velen de
laatste ogenblikken van hun le
ven in.
(Met dank aan hen die ten behoe
ve van dese reconstructie hun ver
haal over de rampdagen aan mij wil
den vertellen, ln het bijsonder de
Heer PJonker van het gemeente-ar
chief ln Ooltgensplaat.)