Boeken
Ramp zonder schuld
De watersnood van 1953 historisch en literair herdacht
nrc handelsblad
Vrijdag f
24 januari
2003
Achterblijvers verdienen
respect, maar hoe?
PAGINA 2
De ongebroken vitaliteit
van de Vlaamse klassieken
PAGINA 27
Gestileerde melancholie
van Hans Vervoort
PAGI NA 2 9
Brommende bouwheren
maakten Londen groot
PAG IN A 3 0
Overzicht
redactieadres
Herengracht 545-549
1017 BW Amsterdam
boeken@nrc.nl
Woningen in de voormalige gemeente Duivendijke, bij Brouwershaven, kort na de ramp van I februari 1953 gefotografeerd door J.F.J. van den Berg, uit de collectie van H. Nyborg Met dank aan het Gemeentearchief Schouwen-Duiveland in Zierikzee
Gods knuist hield vijftig jaar geleden huis in Nederland.
Zeeland en delen van Zuid-Holland en Noord-Brabant
werden overspoeld bij de grote watersnood van februari
1953, die volgende week officieel wordt herdacht. De laatste
ramp zonder traumateams en parlementaire enquête.
Kees Slager: De ramp. Een
reconstructie van de watersnood
van I9S3. Tweede, uitgebreide
editie. Atlas, 558 blz.€ 29,95
Ad Zuiderent (samenstelling en
inleiding): Na de watersnood.
Schrijvers en dichters en de ramp van
1953. Querido, 352 blz. 17,95
Inez Flameling: Hoogwater. 50jaar
na de watersnood. Inclusief cd-rom.
Ministerie van Verkeer en waterstaat,
184 blz. 15,-
Jan Terlouw: Oosterschelde
windkracht 10. 32ste druk,
Lemniscaat, 186 blz. Tot 15 februari
9,95, daarna weer 13,95
Jan de Hartog: De kleine ark.
A.W.Bruna, 264 blz. 18,95
Maartje Stuut-Deurloo: Overal
waar ik keek was water.
Hennnenngen aan de watersnoodramp
van I februari 1953.
Boekhandel De Vries, Zierikzee,
116 blz. 11.50
Frits Baarda, Gert van Engelen en
Wim van Wijk: Aan de rand van de
ramp. Het eiland van Dordrecht en de
watersnood van 1953. Gemeente
Dordrecht. 288 blz. €24,95
Sandra van de Vijver: Hoe ver het
water kwam. Watersnood.
Uitgeverij Pennevrucht,
(www.pennevrucht.com),
100 blz. 12,95
Arjen Fortuin
Was het onvermijdelijk? Bij
een zeiltochtje op de Gre-
velingen in de zomer van
1952 vindt boerendochter
Anne, de heldin van de bekendste roman
over de watersnood-, een kistje met pa
pieren waarin wordt berekend dat een
combinatie van een noord-noord-wes-
terstorm en een hoge springvloed meer
is dan de Zeeuwse dijken kunnen ver
dragen. De rekensom is gemaakt door
een zekere Brooshoofd, die ermee naar
de autoriteiten is gestapt, en naar de
pers. Maar slechts één van zijn onheils
zwangere ingezonden brieven is ooit ge
plaatst. Het kistje heeft hij, zo blijkt la
ter, in het water geworpen, vlak voordat
hij wordt vermoord.
In de nacht van zaterdag 31 januari op
zondag 1 februari 1953 dient precies zo'n
storm zich aan, in werkelijkheid. Over
de volle lengte van de Noordzee wordt
het water de kust opgejaagd. Het spoelt
over de dijk van Battenoord (Goeree-
Overflakkec). Anne's vader blijft zijn ge
zin verzekeren dat het water wel weer
zal zakken, maar de dijk breekt. Een
vloedgolf slaat een deel van het huis van
de familie weg. Oma verdwijnt met ledi
kant en al in de golven. De 14-jarige
jongste zoon sterft bij een poging een
buurkind te redden. De rest van de fami
lie overleeft de ramp, ook de schoon
zoon die drie dagen in een boom zat.
Meer dan 1500 mensen verdrinken bij de
overstromingen.
Het bovenstaande is het beeld dat een
Nederlander die in de jaren zeventig en
tachtig opgroeide in zijn hoofd had van
de watersnoodramp van 1953: het is de
hoofdlijn van de jeugdroman Ooster
schelde Windkracht 10 (1976) van Jan Ter
louw, aangevuld met beelden van einde
loze watervlakten, verdronken vee en in
dekens gewikkelde Zeeuwen uit de 'na
tionale uitgave' De ramp, die bij opa en
oma in de kast stond (en die jaren later
veel kleiner blijkt dan je dacht). Een na
tuurramp die zoveel ontzag inboezem
de dat wanneer in een ander kinderboek
over de vloed alleen een geit en een hond
het leven laten, je het verontwaardigd
terzijde schuift en de titel ervan vergeet.
Het was veel erger!
'1953' was een ramp met oudtesta
mentisch natuurgeweld, zonder televi
sie of traumateams, maar mét slachtof
fers. Steeds meer slachtoffers. Want ter
wijl bij de moderne rampen in de Bijl
mer, Enschede of de aanslag in New
York het dodental na een eerste dramati
sche schatting geleidelijk afnam, begon
het aantal slachtoffers van de waters
nood van 1953 gaandeweg te stijgen. De
eerste dode werd pas tegen tienen op
zondagochtend gemeld, 's avonds had
men het over 58 slachtoffers. Op die zon
dag werd heel Nederland al om hulp ver
zocht, maar bij na niemand kWam verder
dan de 'randen van de ramp' in Zuid-
Holland en Brabant. Maandagavond
laat, na 48 uur, werd gesproken van 605
doden. Op dinsdag werd het vergeten ei
land Goeree-Overflakkee 'ontdekt' en
steeg het dodental tot 873. Een dag later
waren het er 1223, op donderdag 1320 en
aan het einde van de week 1355.
Die stijging gaat eigenlijk door tot op
de dag van vandaag. Kees Slager meldt
in de uitgebreide herdruk van zijn stan
daardwerk De ramp dat er sinds de eerste
druk van dat boek (1993) één dode is bij
gekomen. Een in de rampnacht geboren
jongetje dat een paar uur later met zijn
moeder, broertjes en zusje verdronk. Hij
was de 1836ste dode, om precies te zijn.
Zo heeft de ramp van 1953 dus zelfs in de
jaren negentig nog méér slachtoffers
geëist dan de met veel drama gecoverde
(bijna-)overstromingen van de grote ri
vieren.
Zo'n ramp kan, denk je, ook politiek
niet geruisloos voorbijgaan. Het mag
een natuurramp zijn, maar een overheid
moet zijn dijken op hoogte hebben. Je
kunt de waterstand toch ongeveer uitre
kenen? Er zullen dus wel koppen gerold
zijn. Er is niet veel verbeelding nodig
om de parlementaire enquête voor je te
zien, zoals die eind jaren vijftig gehou
den moet zijn: woedende slachtoffers
die financiële genoegdoening en psychi
sche assistentie eisen, schuldbewuste
dijkgraven, incompetente burgemees
ters die de benen namen, onduidelijk
heid over de stormwaarschuwing van
het KNMI, die nauwelijks doordrong
omdat te weinig verantwoordelijken er
een 'abonnement' op hadden, ambtena
ren die de uitkomsten van rekenmodel
len onder de pet hielden, en dat alles uit
lopend op een motie van wantrouwen
tegen de minister van Verkeer en Water
staat. Dat die toch niet hoeft af te treden
is alleen te danken aan de laffe opstel
ling van de toenmalige regeringsfrac
ties.
Maar er was helemaal geen enquête.
Sterker nog, in de inleiding van Kees Sla
gers boek staat dat er zelfs nooit over de
schuldvraag is gesproken. Niet in de
pers en niet in het parlement. 'Dat dien
de op een „op een passend moment" aan
de orde te komen. Een moment dat
nooit kwam.' Er kwamen wel dammen,
hogere dijken en andere waterwerken
waarin een klein land zich groot kon to
nen - zoals het lage land zich eerder
hoogmoedig had getoond. Maar animo
om kritisch terug te kijken had bijna
niemand. De ramp was verschrikkelijk,
maar het verschrikkelijke was toen
blijkbaar niet per se politiek.
Misschien was dat omdat de Neder
landers met de bezetting net een veel
grotere ramp achter de rug hadden. Die
had hen ongetwijfeld relatief weerbaar
gemaakt, vol vertrouwen op de moge
lijkheden om schade te herstellen, om
op te bouwen wat was afgebroken. Bo
vendien was dat een ramp die was voort
gekomen uit menselijke slechtheid, het
gevolg van menselijk handelen dat dus
tot een moreel oordeel verplichtte. Er
waren schuldigen. Vergeleken daarmee
is een watersnoodramp een letterlijk on
schuldige ramp. Als er als een sturende
hand achter zat, dan was dat 'de oer
kracht van Gods knuist', zoals Gerard
den Brabander dichtte. Gods straffen
zijn rechtvaardig, zeker in streng gere
formeerde gemeenschappen. Dan geeft
het geen pas om de overheid op het mat
je te roepen, want bij echt grote beslis
singen heeft de regering ook niets in te
brengen. Daarover wordt op een hoger
plan beschikt.
De watersnoodramp is daarmee de
laatste ramp die Nederland rede
lijk stoïcijns heeft verwerkt,
blijkt ook uit een gesprek met ouderen
zorgster Leni Torenstra in Hoogwater,
het koffietafelboek dat het ministerie
van Verkeer en Waterstaat bij de herden
king heeft uitgebracht. Zij interviewde
een groot aantal overlevenden en ont
dekte tot haar verbazing dat er nauwe
lijks psychische klachten bij hen voor
komen. 'Niet klagen, maar dragen' was
het devies, waarbij vooral orthodox-ge
lovigen de gebeurtenissen relatief ge
makkelijk accepteerden. Niet alleen
ontbraken de traumateams, ook bij bu
ren, familie en vrienden zocht men rela
tief weinig steun, zegt Torenstra. Van
haar aanbod om mensen na de inter
views ook therapeutisch terzijde te
staan, maakte niemand gebruik. Overi
gens valt Hoogwater verder tegen: de
moeite waard zijn alleen de reproductie
van de overstromingskaart die in 1953 al
bij het boek De ramp zat en een cd-rom
met vroege film-en geluidsfragmenten.
Er werden dus geen kritische vragen
gesteld in de weken (en jaren) na de
ramp. In plaats daarvan was er een com
binatie van ontbering, heldendom en
euforisch beleefde solidariteit. Neder
land raakte in een .gemoedstoestand
waarin het zeewater nauwelijks nog was
te onderscheiden van dat andere zoute
vocht, de tranen van verdriet, maar ook
van trots en ontroering. Er zijn talrijke
voorbeelden van te vinden in de bloem-
De tweede generatie
slachtoffers treedt
voorzichtig naar voren
lezing Na de watersnood. Schrijvers en dich
ters en de ramp van 1953 van Ad Zuiderent
(1944), zoals dit fragment uit een gedicht
van Mies Bouhuys: 'Maar dan zie ik het
teken:/ de zandzak en de schop,/ het
brood, de jas, de deken - Weer doemen
beelden op.// Een arbeider uit Twente,/
een veeboer uit Roermond,/ soldaten en
studenten,/ vechtend voor onze grond.//
Een mond, hard en verbeten,/ een uitge
stoken hand,/ een niet te breken keten,/
ook dat is Nederland'.
Verder valt in Zuiderents boek op dat
er weinig over de ramp is geschreven:
wel stichtelijke kinderboeken, gelegen
heidsstukjes en poëzie, maar geen Grote
Zeeuwse Roman. Het nu herdrukte De
kleine ark (1953) van Jan de Hartog is ook
te beperkt van opzet, het gaat vooral
over kinderen en dieren. Ook de schrij
vers (onder hen weinig Zeeuwen) zagen
in 1953 alleen het officiële beeld van
slachtofferschap, heldendom en het
noodlot. Ook bij hen stak de watersnood
slapjes af bij de Tweede Wereldoorlog.
Een menselijke hand ontwaarden zij
niet, geen ruzies en conflicten. Ze zagen
dus geen literatuur.
Dat de werkelijkheid in het ramp
gebied menselijker en politieker
was dan het officiële beeld, en
een hoger literair gehalte had, blijkt pa
gina na pagina in De ramp van Slager. Hij
vergelijkt zichzelf met een eenmans-en-
quêtecommissie. Hij neemt de politieke
en historische 'waarheidsvinding' op
zich, maar ook het werk dat nu de media
zouden doen: het verzamelen van verha
len van 'gewone" slachtoffers. Die verha
len werden toen niet gemaakt, mede
omdat alles veel trager ging. Alle radio
zenders waren in de nacht van zaterdag
op zondag tussen 11 en 8 uur - dus net
tijdens de fatale springvloed - uit de
lucht en ook de volgende dag werd de
omvang van de overstroming niet snel
duidelijk. Die traagheid vergrootte het
aantal slachtoffers: zo werden op de zon
dag na de eerste vloed precies drie rub
berboten boven het rampgebied uitge
worpen. Het reddingswerk - de ge
mythologiseerde rol van (buitenlandse)
helikopters daarbij wordt door Slager
genuanceerd - begint eigenlijk pas op
maandag.
.Slager richt zijn pijlen vooral op het
falen van leden van de plaatselijke elite
en de instituties. Maar hij toont ook hoe
de traditie voor risico's zorgde, bijvoor
beeld doordat de leuze van de dijkbewa
king al eeuwen dezelfde was: 'Elc sinen
dike'. Maar een dijk is nu eenmaal zo
sterk als zijn zwakste plek. Ook volks
wijsheden bleken verraderlijk. De
avond voor de ramp bleef het water bij
eb even hoog staan als bij de voorafgaan
de vloed. Jarenlange ervaring aan de
kust leert: 'Wat niet ebt, dat niet vloedtS
Dat is zo omdat water dat niet is wegge
stroomd, ook niet meer terug naar de
kust kan vloeien én omdat een hoge eb
alleen voorkomt bij een flinke storm, die
meestal is afgezwakt of gedraaid als de
vloed komt. Op 1 februari bleek de volks
Onbekende locatie bij Duivendijke. begin februari 1953 gefotografeerd door J.F.J. van den Berg Gemeentearchief Schouwen-Duiveland
in Zierikzee
wijsheid helaas slechte raad. Veel men
sen bleven te lang kalm, een voorbeeld
van het feit dat natuurlijke catastrofes
vaak humanitaire rampen worden om
dat mensen zich niet kunnen voorstel
len dat ze erdoor getroffen worden: ze
onderschatten het risico en zoeken niet
snel genoeg een veilige plek. Zelfs profe
ten niet. Een week voor de ramp voor
spelde ouderling Potappel in de kerk
van Stavenisse: 'God zal ook onze dijken
doen doorbreken. Zo gij u niet bekeert,
gij zult allen desgelijks vergaan.' Maar
op de avond van de ramp zei hij tegen
zijn buurman dat het allemaal wel mee
zou vallen. Een paar uur later verdronk
hij met vier familieleden toen zijn huisje
onder de golven verdween.
Nog veel meer menselijk onvermogen
is te vinden in de verhalen die Slager op
tekende over de dagen na de ramp.
Neem de ernstige problemen die ont
staan als boer en dijkraad Sieling in Her-
kingen besluit dat er een extra gat in de
dijk gemaakt moet worden om de polder
weer sneller leeg te laten stromen. Bin
nen een paar dagen was het gat 300 me
ter breed en werd het in Herkingen spot
tend het 'Sieling-kanaal' gedoopt. Teke
nend was ook het 'broodbombarde
ment' op Zierikzee dat ertoe leidde dat
20.000 overtollige broden zich opstapel
den in de Grote Kerk. Ook elders was de
goederentoevoer uit de lucht vele malen
groter dan nodig. Slechts drie van de
vijfhonderd gedropte laarzen bij een
Engelse hulpvlucht komen op het land
terecht, de rest verdwijnt in het water.
Op 5 februari verklaart de burgemeester
van Bruinisse dat hij al 24 uur bezig is
om 'alle droppings en verdere hulp af te
zeggen'. Ook bepaalde vrije beroeps
groepen ontwaarden een gat in de
markt. Zo werd in Sommelsdijk de lich
te brigade uit Leiden' gesignaleerd. Eén
prostituee werd in de kraag gevat en op
gesloten in een Rode-Kruispost.
Zulke verhalen zijn materiaal waar
W.F. Hermans, zoals weieens is opge
merkt, een prachtboek over had kunnen
schrijven: onbeheersbare natuurkrach
ten, chaos, moedwil en misverstand.
Maar Hermans kende ze waarschijnlijk
niet. Ze zijn pas rondom de herdenking
van 1993 weer in brede kring bekend ge
worden, door het boek van Slager en
door het in datzelfde jaar verschenen Het
water en de herinnering van Selma Leydes-
dorff. Dit jaar treedt er in de herden
kingsboeken geleidelijk een nieuwe
groep naar voren: de 'tweede generatie'.
Want bij de generatie die de ramp niet
bewust meemaakte, neemt de nieuws
gierigheid toe. Maartje Stuut-Deurloo
(tijdens de ramp nog een peuter) groeide
op in een gezin waarin slechts spora
disch en in een beklemmende sfeer over
1953 werd gesproken. Recent interview
de ze haar broers en zussen (op één wei
gerachtige broer na) over wat er nu pre
cies was gebeurd, zodat iedereen de 'ver
geten' gebeurtenissen 'een beter plaats
je' kan geven.
Het relaas van de familie Deurloo sluit
naadloos aan bij de verhalen uit Slagers
De ramp, waarbij de zelfgetekende plat
tegronden van het ondergelopen huis
van de familie Deurloo de zeggings
kracht vam het vertelde versterken.
Tweedc-generatieproblematiek speelt
ook een rol in de novelle Hoe ver het water
kwam van Sandra van de Vijver, die in li
terair opzicht overigens niet opzienba
rend is. Daarin komt een vrouw er gelei
delijk achter hoezeer de rampervarin
gen van haar vader haar eigen jeugd heb
ben bepaald.
Ook een andere 'vergeten' groep
slachtoffers doet van zich spreken: de
niet-Zeeuwen. Ad Zuiderent begint zijn
boek met de uiteenzetting dat er in
Zuid-Holland en in Noord-Brabant bij
na evenveel doden vielen als in Zeeland.
Hij verzet zich dan ook tegen de term
'Zeeuwse watersnoodramp'. Slechts een
enkeling buiten de regio realiseert zich
dat Goeree-Overflakkee weliswaar een
van de Zeeuwse eilanden lijkt te zijn,
maar formeel en cultureel deel uitmaakt
van de provincie Zuid-Holland. De
Zuid-Hollanders beginnen inmiddels
aandacht te vragen voor hun waters
nood, een beetje zoals de Indisch-Neder-
landse oorlogsslachtoffers dat jaren na
de Tweede Wereldoorlog deden: be
scheiden, bevreesd het leed van grotere
slachtoffers te bagatelliseren, maar ge
leidelijk aan wel luider. Het door de ge
meente Dordrecht uitgeven Aan de rand
van de ramp is er een voorbeeld van. Het is
niet dun, maar stelt zich bescheiden op.
Dat is ook niet zo gek, omdat een van de
twee officiële Dordtse slachtoffers, een
meisje van acht, gestorven blijkt aan een
verkeersongeluk dat weinig met het wa
ter te maken had. In het boek staan aar
dige interviews én een foto van het fraai
beschilderde sierbord dat ANP-corres-
pondent Barend Mensen cadeau kreeg
van zijn werkgever omdat hij als eerste
berichtte over de ramp, zondagmorgen
om 4.22 uur.
Dat de informatie zo traag tot de
rest van het land doordrong
blijft een van de meest verba
zingwekkende aspecten aan de ramp.
Met de stoïcijnse reacties op het hoge
water en daarna het collectieve 'Niet kla
gen, maar dragen', is het een van de fei
ten die je doen beseffen hoezeer het vijf
tig jaar geleden overspoelde land ver
schilde van het land dat de ramp volgen
de week herdenkt. Het eigentijdse Ne
derland ontwaart niet Gods knuist,
maar altijd een mensenhand en gaat dtis
schuldigen, of in ieder geval verant
woordelijken zoeken. De combinatie
van traagheid, gelatenheid en vertrou
wen in een goede afloop doet overigens
wel denken aan de manier waarop de ge
boren Zeeuw Jan-Peter Balkenende
(1956, in het droge Kapelle op Zuid-Be
veland) een halve eeuw later zijn pre
mierschap binnen drie weken bijna liet
wegspoelen.
Een verzuild, statisch en godvrezend
Nederland verdween achter de golven,
maar toen de polders weer droog ston
den, brak een dynamische tijd aan. Men
nam geen genoegen meer met de veilig
heid die God te bieden had. Men wilde
de zekerheid dat het water buiten de dij
ken bleef, en realiseerde zich dat alleen
de rijksoverheid die kon bieden. 'Elc si
nen dike' werd: één staatsdijk voor ie
dereen. Dat werd nog versterkt door de
enorme 'maakbaarheid' die het vernie
tigde land uitstraalde toen het water
eenmaal was gezakt.
De eerstvolgende jaren ging jiet dan
ook snel. Het land werd zonder omhaal
herverkaveld, de landarbeiders vonden
werk en meer inkomen in de wederop
bouw, de huizen werden herbouwd op
stevige fundamenten en de verdronken
paarden werden vervangen door tracto
ren. En wie beweerde ooit een wasauto
maat bezeten te hebben, kon er een krij
gen. Er was immers erg veel geld ingeza
meld voor een toekomst na de zond
vloed. Of, zoals Maarten Doorman een
gedicht over terugkerende slachtoffers
in Na de watersnood besluit:
Er was maar één terugweg;
een toekomst boordevol
vergeten
een toekomst
barstensvol geluk.
Tor 9 maart 1 s in het Nederlands fotomuseum
1 n Rotterdam 'De Ramp van '53 door het oog
van de media' te zien. met foto's, kranten,
tijdschriften en Polygoon-journaalbeelden.
www.nederlandsfotomuseum.nl