Via Amerika radiocontact met Zeeland Zendamateurs snel actiefin onder water gelopen provincie In de nacht van de watersnoodramp in 1953 vallen de telefoonverbindingen uit. De regering zet onder andere soldaten in om een radioverbindingsnetwerk op te bouwen. Pas in de ochtend komt er contact tot stand met Zeeuwse radiozendama teurs. Foto Spaarnestad „Hier PA nul YG, hier PA nul YG, hier PA nul YG in Den Haag, open voor traffic uit de noodgebieden..." Deze woorden klonken in februari 1953 als muziek in de oren van ra diozendamateurs in de onder water gelopen provincie Zeeland. Ze zoch ten contact met hulpverleners. Kees de Groot „We hebben veel mensen gered", zegt de 79-jarige George de Bruin vijftig jaar na de watersnoodramp. Hij is een van de twee zendamateurs die zich na de eerste rampnacht inzetten om de communicatie met het ondergelopen gebied te onderhouden. De telefoon verbindingen zijn uitgevallen. Slacht offers proberen contact te leggen met hulpverleners via het mobilofoonnet van de PTT, via de verbindingsdienst van de politie en het leger, via scheepsradio's en telexen. Daarnaast kunnen zendamateurs die beschikken over een zender met een accu voor de stroomvoorziening, berichten verstu ren. Pas in de ochtend na de eerste ramp nacht lukt het Zeeuwse radiohobbyis ten verbinding te krijgen met andere zenders. „Dat ging min of meer toe vallig", zegt De Bruin, destijds zend amateur in Den Haag. „Urker vissers zonden signalen uit over de noodtoe stand. Dat deden ze via het kanaal van Radio Scheveningen, en die frequentie ligt naast die van de zendamateurs. Zodoende kwam ik op de hoogte van signalen uit het rampgebied." Hij kan zich het eerste bericht dat hij toen hoorde, niet meer herinneren. „Nor maal gesproken bewaar ik alle com municatie op grammofoonplaten, maar van de berichten van toen heb ik helaas niets opgeslagen." Frequentie Kort na de eerste vloed vraagt Rijks waterstaat aan de chef van de Bijzon dere Radiodienst (BRD) van de PTT om contact te leggen met het onbe reikbare rampgebied. De chef bena dert de Haagse zendamateur Bob van Binnendijk en al snel ook George de Bruin. „Bob en ik woonden op 500 meter afstand van elkaar. We zijn uit gekozen omdat we sterke, stabiele zenders hadden, met een vermogen van 150 watt. Die zenders bouwden we zelf. Onderdelen waren te koop bij een Amerikaanse legerdump", licht De Bruin toe. Hij begon in 1949 met zijn hobby. De zendamateurs moeten eerst toe stemming krijgen van de directeur- generaal van de PTT, Neher, omdat ze normaal gesproken geen berichten met zakelijke inhoud mogen versprei den. Neher heft dit verbod voor de eerste keer in de geschiedenis op. Samen vormen de beide radioman nen, onder leiding van de BRD, de schakel tussen het noodgebied en de hulpverlenende instanties in Den Haag. „Tijdens de ramp wisselden Bob en ik elkaar steeds af en we hiel den de frequentie open door andere amateurs er af te jagen. We hebben dit tien dagen en tien nachten volgehou den", zegt De Bruin. Een krant brengt op 4 februari 1953 een bezoek bij De Bruin. De verslag gever ziet het volgende: „Hier is het, in het hoekje van een huiskamer op de eerste etage van de Haagse Valkenbos- laan, waar sinds zondagmiddag een dodelijk vermoeide George de Bruin tientallen mensenlevens zit te redden. Zijn moeder sluipt nu en dan de ka mer binnen met een kop warme soep en verdwijnt dan weer, want deze ka mer is niet meer van haar alleen. Die kamer is het reddingsbaken van Ne derland in nood geworden." Fiets In Zeeland zijn zes grote zendposten ingericht. Daaromheen groeperen zich satellietzendposten die de grote pos ten van informatie voorzien. Van Bin nendijk en De Bruin hebben contact met de zes grote posten, die alle infor matie en noodoproepen via hen aan Den Haag doorgeven. Zo ontstaan verbindingen met onder andere Ter- neuzen, Goes, Middelburg en Vlissin- gen en met het militaire zendstation in Roosendaal. De Zeeuwen vragen via de radiover bindingen om broden, zandzakken en rubberboten. „Ik had eens contact met een KLM-toestel", herinnert De Bruin zich. „De bemanning vroeg of ik de coördinaten wilde doorgeven van de plaats waar ze rubberboten moesten droppen. Ik zei: „Dat drop pen wat jullie doen, is bombarderen. Mensen krijgen de spullen op hun hoofd." Zo gebeurde het dat een zandzak vanuit de lucht bij een fietser op zijn bagagedrager viel. De fiets brak direct doormidden. De man had wel een ongeluk kunnen krijgen." De Bruin krijgt allerlei berichten binnen: waar het land is ondergelo pen, welke dijk is doorgebroken, waar nog mensen zitten en welke hulp no dig is. Twee mensen van de PTT luis teren mee en zetten de berichten in te legramstijl op papier. Naast de zender van De Bruin staat een telefoon. Daar mee heeft hij contact met het Rode Kruis, de provinciale griffie en de Rijksvoorlichtingsdienst. De radio zendamateurs kunnen belangrijke in formatie zo direct doorgeven aan de hulpverleningsinstanties en aan de re gering. Turijn Via zijn 150 watt sterke zender kan De Bruin signalen oppikken van 1 watt sterke zendertjes. Tussen 9 uur 's avonds en 8 uur 's ochtends kan hij het rampgebied niet direct bereiken. „Dan is er sprake van de zogenoemde dode zone. Om natuurkundige rede nen zijn signalen uit de eerste 10 tot 15 kilometer dan nog goed te horen, maar daarna volgt een band van 30 ki lometer met een slechte ontvangst. Daaroverheen zijn alle signalen weer helder." Daarom nemen De Bruin en Van Binnendijk rond die tijd via andere stations contact op met het rampge bied. „We communiceerden met zendamateurs in Zwolle, Groningen, Laren en Breda, maar ook met men sen in Chicago en New York in Ame rika en met Italië. Die zaten ver van het rampgebied en konden over de dode zone heenkomen", aldus De Bruin. De Nederlandse consul in dat land luistert na de ramp vanuit Turijn mee naar berichten uit het ondergelo pen gebied. De originele zendapparatuur van De Bruin staat nu opgesteld in het Haagse Museum voor Commmunicatie. Daar is een "shack" ingericht, zoals de werkplek voor zendamateurs heet. „Alles hier is origineel, behalve de mi crofoon", licht De Bruin toe. „Die omroepmicrofoon kostte destijds 800 a 900 gulden. Ik heb hem meegeno men uit Indonesië, van Sukarno. Daar werkte ik voor een omroep aan het herstellen van radiozendapparatuur. De microfoon is nu tussen de 1500 en 2000 euro waard. Daarom ligt hij niet in het museum. Ik ben veel te bang dat dieven hem meenemen." Noodlijnen De tentoonstelling "Noodlij nen, communicatie ten tijde van de watersnoodramp 1953" duurt tot en met 14 april. Behalve de werkplaats van zendamateur De Bruin is een huiskamer uit het jaar 1953 ingericht, waarin nieuws- en weerberichten zijn te horen. Er hangen pa gina's uit Nederlandse en buitenlandse kranten met nieuws over de ramp, diverse collages over verslaggeving, postbezorging en hulpverle ning, en er wordt een film vertoond over communicatie met het rampgebied. Meer informatie: Museum voor Communicatie, Den Haag, tel. 070-3307500.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - krantenknipsels | 2003 | | pagina 1