'Ik heb gehoord dat het stormt. Pak jij je laarzen' Verslaggever tijdens de ramp: beperkte technieken en plichtsgetrouw Ruim zes uur televisie over herdenking Watersnoodramp Rotterdams Dagblad I Zaterdag 25 januari 2003 'Send a heart to Holland' heette de ac tie die op Va lentijnsdag (14 februari 1953) in Amerika startte. De Amerikaanse radiokomiek Jack Benny en de toen 5- jarige Carla Pfanstiehl, met nog ge deeltelijk Ne derland bloed, start ten de geldin zameling. Ar chieffoto ANP Uit alle delen van de wereld werd geld gestuurd voor de slachtoffers van de watersnoodramp. Me dewerkers van het Rode Kruis kregen vuilnisemmers vol voorgeschoteld. Met magneten werd het kleingeld ertussenuit gehaald. Archieffoto anp Van alle kan ten werd hulp geboden aan de slachtof fers van de watersnood ramp. De Deense vrachtwagen chauffeur Hugger zat maar liefst vijftien uur aan een stuk achter het stuur om zijn hulpgoederen zo snel moge lijk af te kun nen leveren in Rotterdam. Ar chieffoto ANP Het duurde lang voordat het nieuws doordrong tot de 'rest van Nederland'. Pas toen dat het geval was, konden ook de Zeeuwen luisteren naar radioreportages. Archieffoto anp Rampen zijn tegenwoordig van minuut tot minuut te volgen. Zo was de wereld op 11 september 2001 live getuige van het tweede vliegtuig dat zich in New York in het World Trade Centre boorde. Televisie- en radiozenders deden me teen verslag, kranten kwa men dezelfde dag nog met extra edities, boordevol fo to's. Hoe anders was dat in 1953 tijdens de Waters noodramp. Terwijl het zuid westen werd getroffen door de grootste natuur ramp in Nederland sind eeuwen, lag de rest van het land, en ook de journalis tiek, op één oor. Door Judith Boer Haarlem De media in de jaren vijftig zijn in vrijwel niets te ver gelijken met die van vandaag de dag. Nederland heeft in 1953 pas sinds een jaar televisie, maar het aantal kijkbuizen in de huiska mers is dan nog op de vingers van één hand te tellen. Nee, voor het snelle nieuws is ons land dan aan gewezen op de radio. Hoewel: Hil versum 1 en 2 gaan dan nog om 12 uur 's nachts uit de lucht. Wat dat betreft ging het die nacht van zaterdag 31 januari op zondag 1 februari niet anders: klokslag middernacht staakten de uitzen dingen. Overigens zonder de luis teraar te rapporteren over een al lesverwoestende orkaan die van uit Engeland de zee overstak. De inwoners van de bedreigde Zeeuwse en Zuid-Hollandse ei landen, noch de rest van Neder land worden gewaarschuwd voor het naderende gevaar. Die nacht breken de dijken en neemt de kolkende zee bezit van polders, dorpen en stadjes. In het ijskoude water verdrinken 1835 mensen en tienduizenden dieren. Afgezien van de lokale pers, is er amper een journalist of fotograaf te bekennen. Nederland slaapt nog. Pas om 4.28 uur in de vroege mor gen gaat bij de krantenredacties het belletje van de ANP-telex. Dat rinkelt alleen bij heel bijzonder nieuws: 'In Zwijndrecht is de noodtoestand afgekondigd omdat er water over de Ringdijk slaat,' luidt het verontrustende bericht. Om 8.00 uur zondagmorgen brengt de radionieuwsdienst van het ANP een eerste nieuwsbulle tin over de catastrofe. Die ochtend is leerling-verslagge ver Hans de Graaf van het Haar lems dagblad 'Oprecht Haarlemse Courant' in Amsterdam. Hij wordt gebeld door zijn collega en men tor W. L. Brugsma „Ik heb ge hoord dat het stormt." zegt Brugs ma. Hij vraagt De Graaf, die pas een kleine vijf maanden voor de krant werkt, of hij een paar laar zen heeft. Kort daarna, kaplaar zen onder de arm, vertrekt de leerling-journalist met het tram metje naar Haarlem. Flauwekul De Graaf: „Op de krant kwam ik als eerste de sportredactie tegen. Die vonden dat ik - net als ande re zondagen- gewoon met het sportnieuws aan de slag moest. 'Geen flauwekul!' zeiden ze. Maar Brugsma en twee of drie andere redacteuren overlegden wat ze moesten doen." In die tijd was het immers hele maal niet gebruikelijk dat journa listen van een plaatselijke krant zich buiten 'hun' gebied waagden. Maar op de redactie stroomden ondertussen de telexberichten vanuit het rampgebied binnen. De eerste radioberichten verhaal den vanuit het overstroomde land zelf. Langzaamaan drong het be sef door dat er 'iets verschrikke lijks' aan de hand was. „Tegen de avond begreep ieder een dat het een ramp van beteke nis was. Brugsma is er toen als eerste met een auto naartoe gere den." De volgende dag besefte ook toenmalig hoofdredacteur P.W. Peereboom dat de krant 'iets' aan het nieuws moest doen. „Hij zei tegen mij: 'je bent er pas, maar ga er maar heen." Met een colonne Haarlemse vrij willigers -'iedereen bood zich aan. van vuilnismannen, tot sol daten' - die naar het rampgebied vertrokken om te helpen, zakte De Graaf af naar het zuiden. „Het waaide heel hard, en het bleef ook maar waaien. Die mannen in die wagens hadden geen flauw idee waar ze naartoe gingen." Op dat moment waren er nog amper beel den van het rampgebied. Wel sij pelden steèds meer berichten door dat er veel doden waren en dat het water Zeeland instroom de." „Eigenlijk was het wel komisch: af en toe hing de chauffeur uit het raam om te vragen 'of hier al een ramp was'. Dichter bij Rotterdam werd het drukker op de wegen. Uit heel Nederland kwamen hulp troepen. Mensen die wilden hel pen met dekens en erwtensoep. Maar er waren ook veel kijkers," De Graaf, die om negen uur maandagochtend uit Haarlem was vertrokken, strandt tegen een uur of vijf 's middags in Abben- broek op Voorne-Putten. Vanaf daar staat het gebied onder water en houden de wegen op. „Als jon ge verslaggever begon ik alles keurig op te schrijven. Dat het daar zo'n chaos was. Vliegtuigen gooiden rubberbootjes in het wa ter voor de mensen op de daken. Maar die bootjes waaiden weg en belandden in het prikkeldraad Het was allemaal zo ontzettend primitief." In het café van Abbenbroek was een hulppost opgericht. „Eigen lijk werd er vooral mets gedaan, maar die mensen hadden ook he lemaal niks. Geen boten of wat dan ook. Af en toe vertrok een roeibootje met sterke mannen de duisternis in en die kwamen dan terug met vier of vijf mensen die ze hadden weten te redden." Ondertussen was het voor De Graaf en andere journalisten las tig werken. De elektriciteit was overal uitgevallen en het telefoon verkeer lag plat. Een artikel door bellen, wat in de tijd gebruikelijk was, zat er niet in. De Graaf be sloot daarom mee terug te rijden naar Haarlem. „Ik kwam uitein delijk diep in de nacht bij de krant aan en ben daar begonnen met het beschrijven van de chaos Een goede zet, want het Haarlems Dagblad bracht daarmee op dins dagmiddag als een van de eerste kranten buiten het onderge- stroomde gebied een sfeerverslag van de ramp. .Andere kranten, zoals de Volkskrant, kwamen pas woensdag met eigen stukken. Ze hadden allemaal wel verslagge vers in het gebied, maar die kon den hun artikelen niet doorbel len." Treinbrieven De daarop volgende weken reisde De Graaf meerdere malen af naar het rampgebied. Het was nog steeds behelpen, zeker de die eer ste dagen. Behalve dat de tele foons het niet deden, reden de treinen niet. Dat sloot de moge lijkheid van treinbrieven uit. „Daar werd toen veel mee ge werkt. Dan schreef je een artikel met de hand en liet het in een en velop per trein naar Haarlem brengen Daar stond dan een ver slaggever of een bode te wachten en die bracht de brief naar de krant." Beperkte technieken, maar ook beperkt materieel, hadden hun ef fect op de verslaggeving. Journa listen kwamen vaak nauwelijks verder dan de grens van het wa ter. „Pas toen het opgeklaard was, konden we heel af en toe met een bootje mee het gebied in. Maar wat kon je er doen?" Kranten moesten het - als het om nieuws ging - vooral hebben van de officiële kanalen, herinnert De Graaf zich. „Berichten als 'onze dijken hebben het wel gehouden' of'in de kerk in ons dorp schuilen veertig vrouwen en kinderen' rol den continu van de telex. Sommi ge dappere journalisten reden of fietsten naar Breda om daar van daan het nieuws door te bellen. Want de telefoon was niet in het hele land uitgevallen." In Rotterdam verzamelden jour nalisten zich in Ahoy' waar veel slachtoffers uit het rampgebied werden opgevangen. „Dan kwam er af en toe een meisje op ons af om te vertellen dat er weer een groep van veertig mensen was binnengebracht en gingen wij daar met z'n allen naar toe. Die mensen vertelden de meest vrese lijke verhalen. Ik herinner me nog een man die drie dagen krom op een puntdak had gelegen. In Ahoy' stond hij nog steeds krom." Verhalen te over, maar toch ble ven de reportages uit Ahoy' sum mier. Van eindeloze citaten en di recte ooggetuigenverslagen, zoals nu vaak het geval is, was geen sprake. „Wij schreven meer be schouwende verhalen. Als journa list schreef je in die tijd wel over een huilende moeder dat een dood kindje vasthield, maar je schreef niet wat ze precies had meegemaakt. Dat gebeurde ge woon niet, kwam niet in je op. Maar ook in de gewone verslagge ving werden mensen zelden naar voren gehaald. We spraken wel met slachtoffers in Ahoy', maar we gingen meer op autoriteiten af. We waren heel plichtsgetrouw „Het was eigenlijk ook een hele lullige rottijd. De verslaggeving was toen heel moeilijk vanwege de gebrekkige communicatiemid delen Maar er was tijdens zo'n ramp ook geen centraal punt waar je bijvoorbeeld kon vragen hoe veel mensen er in totaal waren ge storven. Er waren veel gissingen. En er werd veel verzonnen, want je kon lullen wat je wilde en nie mand die het merkte. Nu is alles meteen te verifiëren." Satan Misschien wel het grootste ver schil met de verslaggeving van vandaag de dag is dat kranten toen nergens de schuldvraag stel den. „In dit geval was er niet echt sprake van schuld," vindt De Graaf. „De dijken waren zwak. Mensen in Zeeland en Zuid-Hol land vonden dat het de schuld van satan was. Het was zoals het was, wellicht wat saai." Het mondjesmaat binnendruppe len van het nieuws, maar ook het beperkte beeldmateriaal in die tijd, doet de vraag rijzen of men sen in het land wel een goed beeld kregen van wat er zich tijdens de overstromingen allemaal heeft af gespeeld. De Graaf vermoedt dat dat totaalbeeld van de ramp pas veel later werd gevormd. „Een paar weken of misschien wel maanden na de ramp verschenen in kranten de eerste kaarten met overzichten van waar dijken alle maal waren doorgebroken Aan vankelijk dacht iedereen dat het hele gebied een grote watervlakte was. Later bleek dat ook hele de len droog waren gebleven. De mensen in de rest van het land waren, denk ik, wel doordrongen van de ernst van de ramp. Hele maal toen na een week de eerste filmbeelden in de bioscopen te zien waren." „Het was een hele andere tijd Wisten de mensen veel waar Zee land lag. Ik was er zelf ook voor het eerst van mijn leven. Tegen woordig is iedereen er veel sneller bij, weet iedereen meteen wat er aan de hand is. Door alle techniek is het rampbesef veel groter. Ik ben weieens jaloers op journalis ten van nu. Als er tijdens de ramp in Zeeland cameraploegen waren geweest, had je mooie beelden kunnen maken." NOS Actueel besteedt zaterdag 1 februari zes uur lang aandacht aan de herdenking van de Waters noodramp 50 jaar geleden. De NOS doet dat aan de hand van interviews met onder anderen prins Wil- lem-Alexander, premier Balkenende en Kees Sla ger, auteur van het standaardwerk De Ramp. In 'De storm, de vloed, de ramp: herdenking Wa tersnoodramp 1953' op Nederland 2, tussen 12.10 en 17.55 uur, werkt NOS Actueel samen met landelijke en lokale omroepen uit de destijds getroffen gebie den. Naast de interviews zijn er live herdenkings beelden, reportages en documentaires te zien. De live-beelden komen uit de destijds twee zwaar getroffen herdenkingsplaatsen Oude Tonge op het Zuid-Hollandse Goeree-Overflakkee en Ouwer- kerk op het Zeeuwse Schouwen-Duiveland, Konin gin Beatrix is 's ochtends aanwezig in Oude Tonge waar ze onder andere praat met slachtoffers Dat doet ze 's middags in het Watersnoodramp herden kingsmuseum in Ouwerkerk. Ze bekijkt daar ook het monument ter herinnering aan de ramp in 1953. Prins Willem-Alexander vertelt in een speciale re portage over de bedreigingen van het water. Hij be zoekt met Pieter Jan Hagens een aantal locaties en spreekt over waterbeheer in het verleden, heden en de toekomst. In de studio in Ouwerkerk praat Rob Trip met gasten, in Oude Tonge doet Sascha de Boer dat. Een korte documentaire is er te zien over de benefietvoetbalwedstrijd die in 1953 georgani seerd werd tussen Frankrijk en Nederland. Verder zijn uiteraard beelden te zien van wal de grootste natuurramp van de vorige eeuw in Nederland wordt genoemd. In de avond zendt de EO speciale programma's uit die in hpt teken staan van de Watersnoodramp. j

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - krantenknipsels | 2003 | | pagina 10