Jk was
immuum
geworden'
Dijksma zat in
Zeeland toen in
Giethoorn zijn
huis en zijn zaak
afbrandden:
hij schrok niet
„Er hadden
er nog meer
door ons gered
kunnen worden"
i
Rampspoed [bi Giethoorn
De ZEEUWSE DIJKEN BRAKEN op een verraderlijk
tijdstip: voor dag en dauw in het duister van een traag
ontwakende winterochtend.
GGD CONTRA
FARAO-MIER
SPIERPIJN?
gloedvolle hulp
^onderdag 1 februari 1973
PAGINA 13
Koop Smit-com mandant
van de Overijsselse redders:
En nogmaals: dat was niet nodig geweest, 't Aantal slachtoffers
had kleiner kunnen zijn, als men de reddingscampagne beter
georganiseerd had. Maar dat was nou precies 't probleem;
iedereen moest in die dagen zo nodig de eer aan zichzelf houden.
Landmacht, luchtmacht, marine, ze maakten het elkaar zo
moeilijk mogelijk. De een wist 't nog beter als de ander. Maar te
lang gebeurde er niets!"
Leiding
KOOP SMIT (59) uit Giethoorn vertelt. Hij was er by, 20 jaar
geleden. Hij was de man die in '53 - in zijn hoedanigheid van
brandweercommandant - belast was met de leiding van de
reddingsbrigade uit NW-Overijssel.
„Organisatorisch was 't een complete puinhoop. Ga maar na Wij -
de mensen uit Giethoorn en Wanneperveen - hadden binnen 24 uur
in aktie kunnen komen, 's Morgens hoorden we van de ramp en
tWaalf uur later zaten we met de hele club al in Rotterdam."
„Daar begon echter de ellende pas goed we werden ingescheept
op een grote schuit en toen begon 't wachten. Het eindeloos lange
wachten. Op orders."
„Pas de vierde februari kregen we de kans hulp te bieden. Het
enige wat er op dat moment evenwel nog te redden viel was vee."
„Gekke dingen"
„Nou, we hebben gekke dingen meegemaakt. De Zeeuwen
namelijk waren in die tijd nogal streng in 't geloof. Hun goed recht
natuurlijk. Maar ja - aan de andere kant: er was duidelijk sprake
van een noodsituatie. En dan ga je niet als 't zondag is met je
armen over elkaar zitten."
„Sommige Zeeuwen hebben ons dat nota benen nog kwalijk
genomen ook .Die vonden 't maar niks dat wij op de Dag des Heren
met onze punters er op uit trokken. Zondag was geen werkdag -
meenden zij. Dat kan best waar zijn, maar mooi dat wij, door wèl
op die zondagen te werken, nog heel wat beesten van de
verdrinkingsdood hebben gered. En dat lijkt me geen zonde."
„Nee-nee: een bedankje hebben we nooit gehad. Daar heeft
waarschijnlijk ook iemand op zitten wachten."
Koningin
„Alhoewel... een half jaar na de ramp bracht koningin Juliana een
werkbezoek aan de Noordwesthoek En eigenlijk was dat toch wel
een blijk van waardering voor hetgeen wij tijdens de watersnood
gedaan hadden."
„Het was namely k~ïh Zeeland, dat de koningin beloofd had onze
dorpen te zullen bezoeken."
„En ze hield woord in de zomer van '53 was Juliana „onze gast. Mij
viel toen de eer te beurt haar door 't dorp te mogen punteren. Dat
was een hoogtepunt uit mijn leven. Over Zeeland is er bij die
gelegenheid trouVven niet meer gesproken. Dat was maar goed
ook zo veel leuks viel daar toch niet over te vertellen.
Een knipsel uit de krant
'vn februari 1953 waarin
melding werd gemaakt van
de brand die Dijksma's
woning en hotel in de as
had gelegd.
GIETHOORN - 't Zijn „meng-
de-gevoelens" waarmee Gijs-
bert Dijsma (49) dezer dagen
terugdenkt aan 1953.
In een poging zijn emoties en
zijn herinneringen onder woor
den te brengen, stelt hij dan ook
vast: „Het was een rampjaar!
Voor de Zeeuwen. En voor mij."
De Zeeuwen verloren 20 jaar
geleden welhaast alles. Gystrof
al geen beter lot. Want terwijl
hij, samen met nog vijtig andere
Gieterse op Schouwen-
Duivenland trachtte de nood
enigszins te lenigen, brandden -
in de vroege ochtend van de
twaalfde februari - aan de
Beulakerweg zijn huis en zijn
hotel tot aan de grond toe af.
fdSRWm. Je Gitihoornsa réstavmteuT j
1 G, W. Diif&ma tnrt «e* ttmf&i o. t
ijsxefarcn Oft Sahe.men ©8 i>uu tiané
hulp ver&mt. mei buskutp eo>t Gibtertet
punters, brak brand uit tn sim raff-
restaurant „Watersport Gentntttt" te I
Giethoorn. Binnen een hatf uur u-r.i stm i
kele saak bikomen pteigs&tani Dn J
familie kan wartlen Fern.'; f,
ti(kt «&3Mpèr een é«el rar, de ichadr,-:
maar gesreeei writ, dat ie sank air!
vtror hst iSémitmtték tavririenstiear 'n
kan it&rden herbvuaeé. Tmz'd c
ftesamenüjke inspanning és sas*.
diende kslp eau kunnen bieden.
Toen oud-burgemeester Van der Goot van
Giethoorn zijn gedputeerde dorpsgenoot een
dag later - op de 13e! - in het verdronken
Zeeuwse land kwam opzoeken, teneinde de
restaurateur te verwittigen van de trieste
toestand thuis, reageerde Dijksma ongewoon
nuchter en abnormaal kalm.
„Ik was immuun geworden voor slecht nieuws,"
zo tracht de koffiebar-exploitant nu zijn
opmerkelijke gedrag van twee decennia her te
verklaren. „Tien dagen werken in Zeeland
hadden mij geestelijk als het ware afgestompt.
En toen ik hoorde van die brand in m'n zaak,
kwam dat bericht nauwelijks als een schok. Ik
was inmiddels al met zo enorm veel ellende
geconfronteerd geworden, dat ik dacht: dit kan
er óók nog wel bij."
De Klap kwam pas 48 uren later: op het moment
dat de ijlings naar Giethoorn teruggekeerde
Gijs Dijksma door de geblakerde resten van
hotel-cafe-restaurant „Centraal" op wrede
wijze tot bezinning werd gedwongen.
De eerste aanblik maakte indruk „Het was
vreselijk", herinnert Dijksma zich dat pijnlijke
ogenblik van de kennismaking met de „rokende-
puinhopen" van het reeds toen (in '53) meer dan
100 jaar oude familiebedrijf. „Het was afschu
welijk: er stond niets meer overheid. Ik was de
wanhoop nabij. Eén ding was duidelijk: tien
dagen lang had ik anderen geholpen, maar de
brand had de situatie omgekeerd! Ik kon geen
steun meer geven, ik had zélf hulp nodig."
't Duurde daarom vele uren, alvorens de noodkreten uit
het snel ondergelopen land de buitenwereld bereikten.
,,De communicatie gaf pro
blemen", zo heette het later
in officiële verklaringen.
Dat was trouwens de waar
heid. Want de bronzen
stemmen van de dorpsto
rens reikten niet ver; hun
alarmgalm werd in de gie
rende razernij van een woe
dende wind gesmoord. En
telefoon- of telegraafver
bindingen waren in de
meeste gevallen eveneens
onklaar geraakt.
„Zeeland is getroffen door een
overstroming", meldde de radio
op die eerste februari. Nader
nieuws ontbrak.
„De toestand schijnt ernstig te
zijn", zo wist Nederland 24 uur na
het begin van de watersnood. Hoe
ernstig echter, dat beseften op dat
moment eigenlijk alleen de Zeeu
wen maar. En de Gietsersen!
De brandweer van Giethoorn had
de hulpverlening in no-time geor
ganiseerd: „Ze hebben in Zeeland
boten nodig: om te redden wat er
nog te redden valt. Wie stelt
zichzelf en z'n punter beschik
baar?"
Iedereen die kon zei „ja" en reeds
op de tweede februari werden
enkele tientallen kleine en grote
boten alsmede een belangrijk deel
van de mannelijke bevolking van
het waterdorp met vrachtwagens
en bussen naar Zeeland gebracht.
Verzwolgen
„Het rampgebied was moeilijk
bereikbaar". De situatie staat Gijs
Dijksma nog helder voor de geest.
„Ik herinner me dat onze ploeg
alleen maar via België in de buurt
van de getroffen eilanden kon
komen. Tot Zierikzee was er
wegverkeer mogelijk. Vandaar
moesten we verder over het water;
wij werden met het koninklijk
jacht „de Piet-Hein" naR Schou-
wenDuiveland overgebracht. Dat
was een indrukwekkende tocht:
alles stond blank. Overal water, zo
ver het oog reikte. En nergens
meer enig teken van leven: de
mensen schenen bijtijds te zijn
gevlucht. Later hoorden we even
wel dat menigeen zich niet meer
tijdig in veiligheid had kunnen
stellen. Zij waren toen dus al
verdronken: verzwolgen door 't
woeste water".
Stinkend
Wat viel er in dat troosteloze
Zeeuwse land dan eigenlijk te
redden? Welke hulp kon de Gie
terse „brigade" nog bieden?
„Er was vee", vertelt Gijs. „Le
vend vee. Er waren zwemmende
paarden: dodelijk vermoeid. Er
waren koeien: tot aan hun kop
stonden ze in het stinkende water.
En er waren varkens: gevlucht
naar hoger gelegen gebied. Kor
tom: er vielen beesten te redden".
Dijksma weet het nog best: „We
hadden uit Giethoorn ook enkele
vlotten meegenomen; lange platte
boten, waarmee in 't dorp de
koeien over 't water vervoerd
worden. Met die vlotten trokken
we er op uit. Voor veel dieren
kwam onze hulp net op tijd; we
hezen ze aan boord en brachten ze
naar de droge dijkgedeelten. 't
Was zwaar werk; de beesten
waren vaak in paniek en voelden
weinig sympathie voor onze goede
bedoelingen. Maar 't was toch ook
mooi werk. Je kon tenminste
helpen en dat gaf een bepaalde
bevrediging".
Verloren
Toen was het plotseling afge
lopen. Toen wekte, op de twaalfde
februari om zes uur 's morgens.
De Rode Haan het volk van
Giethoorn-Noord.
In hotel „Centraal" was een
gasfles gesprongen: dertig mi
nuten later bereikte de brand z'n
hoogtepunt en moesten de spuit
gasten vaststellen dat, hun snelle
optreden ten spijt, Dijksma's
horeca-bedrijf als reddeloos ver
loren diende te worden be
schouwd.
Twee dagen later kwam de baas
terug: van het ene rampgebied
naar 't andere.
Dijksma: „Ik had het wel eens
horen zeggen- in de brand uit de
brand. Nou. toen ik mijn zaak
terugzag wist ik wel beter. De
verzekering was op zo'n catastrofe
niet berekend; ik was mijn bo
terham kwijt".
Maar de waard was in alle
consternatie de wet van de buren-
plicht vergeten; hij bleek in zijn
pessimisme het Gieterse saamho
righeidsgevoel onderschat te
hebben.
En Dijksma geeft het graag toe:
„Ze hebben me niet laten barsten.
Ook voor mij kwam er hulp. direct
en daadwerkelijk. Op initiatief
van Elseviers Weekblad en met
medewerking van het gemeente
bestuur werd de „Aktie-Gijs" op
touw gezet, Niet tevergeefs. De
offervaardigheid van veel mensen
overtrof tenminste de stoutste
verwachtingen"
Herinneringen
Twee jaar na de Zeeuwse ramp en
de Giethoornse brand kon Gys
Dijks.na een nieuwe zaak openen.
Op 12 februari 1955 nam de toen
31-jarige restaurateur zijn, aan
de Kerkweg herbouwde bedrijf
officieel in gebruik. „Elsevier" zo
doopte Dyksma zijn wit
geschilderde hotel. Een hommage
aan het weekblad.
In oktober 1970 droeg de heer
Dijksma zijn zaak over aan zoon
Willem (26). Senior zelf exploiteert
sindsdien twee koffieshops op het
nieuwe Schiphol.
Maar Gysbert bleef in Giethoorn
wonen: „gekluisterd" aan zijn
geboortestreek door herinne
ringen. Met name aan 1953. Het
jaar dat ook in Dijksma's geheu
gen nog altijd een „rampjaar" is.
Daarom snapt Gijs beter dan wie
ook wat er deze week in de
Zeeuwen omgaat. „Ik heb gezien
wat 't is om alles kwijt te zijn, en
ik weet wat 't is om alles kwijt te
zijn", zegt hij, sprekend uit onver
getelijke ervaringen.
„En geloof me: de tijd heelt
misschien veel wonden, maar
soms kunnen de gedachten aan
toen toch nog zeer doen. Ja, zélfs
na twintig jaar".
HANS KERSTIENS
Het (nieuw) hotel,,Else
vier" in Giethoorn-Noord:
een bewijs van gietserse
gemeenschapszin.
Niet al het Zeeuwse vee kon door d~
reddingsbrigade gered worden: voor honderden
koeien en varkens en schapen kwam de hulp te laat.
GIETHOORN - „Er hadden meer mensen gereden kunnen
worden! En er hadden minder mensen behoeven te verdrinken.
Wij, zestig kerels uit de kop van Overijssel, waren snel genoeg in
't rampgebied aanwezig: aan ons lag het niet. Dertig punters
hadden we meegenomen; met de bedoeling er zoveel mogelijk
mensel mee te redden.
Daar is echter - in 1953 - niet veel van terecht gekomen. Want al
waren we dan vlot ter plaatse; we kregen pas na drie dagen
wachten toestemming met met onze bootjes het ondergelopen
gebied kunnen te varen. Doch toen was het te laat. Wie er toen nog
niet gered was, had inmiddels in het water al de dood gevonden.
Gijs Dijksma - sinds en
kele jaren koffiebar-
exploitant op de luchtha
ven Schiphol - zal 1953 niet
snel meer vergeten: „Ook
voor mij was het een ramp
jaar."
AMSTERDAM - De Gemeente
lijke Geneeskundige en Gezond
heidsdienst van Amsterdam pro
beert nieuwe methoden uit om de
farao-mier terug te dringen. In
zachte winters, zoals de huidige,
pleegt de farao-mier vooral in
goed verwarmde ruimten te ge
dijen. In ziekenhuizen - oude
zogoed als nieuwe - maar ook in
woonhuizen vinden de mieren
ideale omstandigheden.
CAdvertentie