I De Minister van Financiën en de belastingbetaler Om het behoud van onze Volkskracht Bloed transfusie Dit blad verschijnt iedere Vrijdag Druk en uitgave Firma J. M.C. Pot WAARIN OPGENOMEN DE IERSEKSE EN THOOLSE COURANT No. 11 Vrijdag, 17 Maart 1950 Vier en Zestigste Jaargang Prijs per kwartaal f 0.95 met 15 ct. disp.-kosten Hoogstraat 1Tel. 16, Postrek. 1043 Nieuwsblad voor Tlula.i. Pjortrliet, Scherpenisse, StMaartensdijk, Stavenisse, St-Annaland, Oud-Vossemeer en St-Philipsland Een duizendtal leden van de Coöp. Centrale Landbouwboek houding te Leeuwarden kwam op 10 Maart j.1. in de Friese hoofd stad luisteren naar de rede van prof. mr. P, Lieftinck, Minister van Financiën. De grote harmo niezaal was geheel bezet en velen moesten worden teleurgesteld. De voorzitter, de heer S. de Vries uit Langweer, sprak over de aangename taak en hoge eer, de bewindsman in Friesland het welkom te mogen toeroepen. Het is een product van de naoorlogse tijd, zo zeide hij, dat Nederlandse ministers spreekbeurten vervullen, maar U, professor Lieftinck, hebt daar weinig of geen gebruik van gemaakt. Wij hopen, dat de uit wisseling van gedachten tussen de Minister van Financiën en de belastingbetaler, moge uitgroeien tot meerdere wederzijdse waar dering. Professor Lieftinck begon met te zeggen, dat hij de hoop koes tert, dat bij de aanwezigen niet de gedachte leeft van de hond en de kat, want alle belastingbeta lers, en in het bijzonder de Friese, draagt hij een goed hart toe Velen uwer zullen mij mis schien alleen kennen uit de spot prenten in de dagbladen of van het ..spaarvarkentje". Onlangs sprak ik met een oom, die dezelf de naam draagt. Hij zei tot me ik ga van naam veranderen, want toen ik onlangs in een groot ge zelschap kwam, hielden allen de hand op het hart en dat verdraag ik niet langer Tot zijn onderwerp ,,De Mi nister van Financiën en de belas tingbetaler" komende, bracht de spreker in herinnering, dat er aan de Kneuterdijk in Den Haag het Departement van Financiën staat, het oudste van alle alle dagen moeten daar 220 kachels worden aangezet, omdat men het niet aandurft er centrale verwarming aan te leggen. U ziet dus, dat er soberheid wordt betracht. Het Departement van Financiën is te verdelen in twee hoofdafde lingen, dat van de Generale The saurie en de Dienst der Belastin gen met beide heeft de belas tingbetaler te maken. Een van de belangrijkste afde lingen van de eerste groep heeft te maken met de deviezen, waar door men de betalingsbalans in evenwicht hoopt te houden. Be langrijke leningen heeft men in 't )uitenland moeten opnemen, maar daar kwam een einde aan. In April 1948 kwam de Marshal- hulp, zodat wij onze betalings balans sluitend konden krijgen. Deze hulp loopt echter af en tegen die tijd moeten wij onze eigen boontjes kunnen doppen. In 1947 bedroeg het tekort op onze betalingsbalans nog 1.6 mil jard gulden in 1948 1 milliard in over 1949 0.4 milliard, zodat ve dus geweldig zijn vooruitge gaan. Hoewel het steeds moei- ijker wordt nog verdere verbete ring aan te brengen, hopen we :och het zonder genoemde hulp :e kunnen stellen. Hulde bracht de Minister aan de Nederlandse landbouw, die in onze export een eerste plaats in neemt. Vervolgens kwam de Minister te spreken over het binnenlands betalingsverkeer. De koopkracht van de gulden moet op peil ge houden worden, wat aangeduid wordt als het binnenlandse mone taire evenwicht. Na de bevrij ding was er zeer veel geld in omloop er was een wanverhou ding tussen geld en goederen. Een groot stuk van de koopkracht moest uit het Nederlandse volk worden weggezogen door de geldzuivering, vermogensaanwas- belasting en andere heffingen, opdat ons land niet in de spiraal van de inflatie zou geraken. Wij kunnen zeker zeggen, dat in Ne derland prijzen en lonen minder zijn gestegen dan in andere lan den, mede als gevolg van de zwiare belastingdruk. Minister Lieftinck, zijn rede vervolgende, zeide niet te kunnen tegenspreken, dat de uitgaven van de overheid zeer hoog zijn. De begroting in 1950 laat een be drag zien van 3Vz milliard gulden, dat door de belastingbetaler en uit andere inkomsten gevonden moet worden. Waardoor worden nu die uit gaven zo hoog De helft van deze 3Vz milliard wordt besteed voor drie grote doeleinden, en wel betaling van renten en af lossingen van de staatsschuld, herstel van oorlogsschade en mi litaire uitgaven. De staatsschuld, die vóór de oorlog 4 milliard bedroeg, liep door het Duitse wanbeheer op tot 24 milliard in 1945. De mili taire uitgaven zijn voor 1950 be groot op 710 millioen gulden rente en aflossing vragen 560 mil lioen en herstel oorlogsschade 490 millioen gulden. Deze drie grote posten vergen reeds 1760 millioen gulden. Het tekort op 't Landbouw-Egalisatiefonds was in 1946 nog 425 millioen gulden, maar is thans geraamd op 175 millioen gulden. Op de begroting drukken verder vaste lasten, zo als de sociale voorzieningen (350 millioen), pensioenen (200 mil lioen), onderwijs (350 millioen) enz. Wanneer men het totaal van alle overheidsuitgaven in procen ten van het nationale inkomen be cijfert, dan komt men tot 'n per centage van 30.7 Men houde er echter rekening mee, dat 17 hiervan weer aan de belasting betaler terugkomt in de vorm van interest van staatsleningen, ver goeding wegens oorlogsschade, sociale voorzieningen e.a. Er blijft dus over 13.7 dat moet worden besteed voor de defensie, onderwijs, justitie en andere col lectieve behoeften. Wat het ambtenarencorps be treft, zeide de Minister, dat er in 1946 nog 131.000 rijksambtenaren waren, maar dat volgens de be groting voor 1950 dit aantal is teruggelopen tot 100.000. Vervolgens bekeek de bewinds man de andere kant van de me daille. Wil de staat al die be hoeften blijven bevredigen, dan moet zij kunnen beschikken over voldoende middelen, m.a.w. de belastingen zullen hoog moeten zijn. Nu onderscheiden we di recte en indirecte belastingen. Uitvoerig stond de spreker stil bij de sociaal-economische strek king van de directe heffing en het feit, dat, en de redenen waar om in de hoger ontwikkelde lan den een ruimere plaats aan de directe belasting is ingeruimd. Toch zal in de huidige omstan digheden enige verschuiving van de directe naar de indirecte be lasting nodig zijn. Uitvoerig stond de Minister ook stil bij de vereenvoudiging in de belastingheffing, de aanslag biljetten, de administratie, om nog te wijzen op het feit, dat de ondernemingsbelasting geleidelijk zal worden opgeheven en dat andere directe heffingen iets ver laagd zullen worden. Niettemin blijft het onvermij delijk, dat de belastingen 'n zware druk blijven uitoefenen. Wat de achterstand bij de be lastingadministratie betreft, zeide Minister Lieftinck, dat in geval len, waarin wel voldoende mid- Zondagsdienst Artsen 19 Maart 1950 Voor de gam-senten Tliolon, Oui-Vossemeer, Nieuw. Vosmeer en St. Piiilipsland dr. I.ooysen (Tel. 49) en dr. Renes te Oud-Vossemeer (Tel. 19.) delen aanwezig zijn, doch onwil bestaat, niet zal worden opgezien tegen het nemen van krachtige maatregelen. Aan de andere kant zullen bezwaren met grote zorg worden onderzocht en in geval len, waarin werkelijk moeilijkhe den bestaan, met soepelheid en begrip worden gehandeld, zodat economische debacles niet zullen voorkomen. t Aan het slot van zijn rede zeide de Minister, dat hij de hoop koestert, dat het contact tussen zijn departement en de Centrales voor Landbouwboekhouding be stendigd zal worden, daar deze de grondslag vormen voor het voeren van een gezond econo misch bedrijfsleven, maar ook omdat het werk afstraalt op het Departement van Financiën. Van de gelegenheid, de Minis ter schriftelijke vragen te stellen, werd een ruim gebruik gemaakt. Reeds zijn vele van onze jopge- mannen die hun plicht in Indo nesië gingen vervul'en in het vaderland teruggekeerd. En bij nagenoeg allen is gebleken dat zij groter verantwoordelijkheids besef hebben gekregen. De grote meerderheid van die jonge mannen weel waar m zij in Indonesië waren. En thans komen zij in liet vaderland terug, doch hoewel de regering buitenlandse schepen heeft ge. cliarlerd zodat zij spoediger kunnen worden afgevoerd, zal het wel najaar zijn vooraleer de laatste man naar het Vaderland kan varen. Nog maandenlang wach ten, met al de nadelige gevolgen voor die duizenden jonge mannen. Geen laak meer te vervullen! Gevolg eindeloze \erveling met al de noodlottige gevolgen hieraan verbonden. De N.I.W.I N., financieel ge steund door de regering, doel al wat zij kan om de mannen in de tropen geestelijk lit te hou den en hen bij Ie staan om weder een plaats in de maat schappij te helpen veroveren. Doch regeringssteun alleen is niet voldoende. Onder onze lezers zijn velen die mannen kennen die nog wachten op de mogelijkheid naar het Vaderland terug te komen. En zij, wier familieleden of kennissen reeds teruggekeerd zijn, kunnen zich voorstellen hoe waardevol liet is, dat zij die nog wadden gezond naar lichaam en geest in de familie kring terugkeren. Daarom wil ons blad graag en met overtuiging helpen om het leven van die wachtenden zó te maken, dat zij inderdaad goed terugkomen. Deze mannen ginds gaven drie jaren van hun leven, laten wij voor de laatste maal een bijdrage geven om hun dit wachten op de thuisreis enigermate dragelijk te maken. Daarom zijn wij gaarne bereid deze bijdragen in ontvangst te nemen en in ons blad ie \er- antu oorden. Uw gilt hoe klein ook is welkom rechtstreeks aan ons bureau, per postwissel of giro 1043 of per aangetekende brief. Voor het laatst willen wij waar maken Oké, wij leven mee Met unze jongens overzee. ,,Er is niets nieuws onder de zon" zo luidt een oud spreek woord, dat wij allen wel eens ge hoord hebben en op vele zaken van toepassing is. Bloedtransfu sie wordt op ruime schaal toege past en redt velen het leven. Vele ..donnors" stellen hun bloed ter beschikking en deze dienst heeft een uitbreiding gekregen, die men 100 jaar geleden niet eens in zijn gedachte had. Het was in 1850 dat in de Franse pers opzienbarende arti kelen verschenen over een ge neeswijze die een Parijse arts, dr. Nélaton, had toegepast op een vrouw die bij haar bevalling veel bloed had verloren. Doch reeds vroeger had men talloze proeven genomen om bloed van dieren over te brengen op soortgenoten toen men in de 17de eeuw voor het eerst trachtte, bloed van mens op mens over te brengen. Nu schijnt men het niet eens te zijn, wie de eerste dokter was die deze proef waagde. De En gelse dokter Wren, was volgens sommigen de eerste die dit deed, anderen noemen Dom Robert des Gabets, een Benedictijner monnik van Franse afkomst, en volgens de laatsten zou deze operatie voor het eerst in 1666 zijn toegepast. Natuurlijk waren er voor- en tegenstanders. Verschillende ge neesheren waren van mening, dat de pogingen een weldaad voor de mensheid waren. Van geestelijke zijde verzette men er zich wegens godsdienstige bezwjaren tegen, die het zover wist te brengen, dat er een wet kwam die de trans fusie van bloed op mensen ver bood dit geschiedde 17 April 1668. De medische faculteit werd verzocht haar mening te kennen te geven, doch de heren doktoren wilden zich niét uitspreken en bewaarden over deze zaak het stilzwijgen. In de 17e eeuw: nam men ver schillende proeven met dieren bloed, voornamelijk met dat vari een kalf. Tal van deze proeven waren oorzaak, dat de mensen waarop men deze proeven nam, tengevolge daarvan stierven. De proeven die men met dierenbloed op dieren nam, hadden veelal suc ces, zodat men hierin een vin gerwijzing had, in welke richting men moest doorgaan en de dok toren die verder gingen met ex perimenteren, brachten alleen bloed van mens op mens over. In 1825 waren er twee dokto ren die met succes de bloedtrans fusie op drie vrouwen toepasten, die bij haar bevalling veel bloed hadden verloren, welke poging met succes werd bekroond. In 1833 en in 1835 waren het drie Duitse doktoren, die met goed gevolg de bloedtransfusie toepasten bij kraamvrouwen die wegens bloedverlies dreigden dood te gaan. De hierboven genoemde Pa rijse arts, kon zijn patiënte niet in het leven houden, de patiënte overleed, doch haar dood werd niet veroorzaakt door de bloed transfusie. De bekend geworden geslaagde gevallen van bloedtransfusie had den tengevolge dat men diepere studie maakte van de mogelijk heid om te weten te komen in hoeverre de bloedtransfusie op het menselijk lichaam werkte. Men meende dat deze in hoofd zaak zijn werking op het hart uitoefende en dus maar tijdelijk was. Herstel van degene die nieuw bloed kreeg toegevoerd, zou verder moeten geschieden door toedienen van medicijnen. Ook was men het niet eens over de hoeveelheid bloed die ge- transfuseerd moest worden. De arts Blundel injecteerde 14 onsen bloed, terwijl een andere medi cus volstond met 4 ons bloed toe te voeren.

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1950 | | pagina 1