Geschied- en Waterbouwkundige beschrijving
van de Waterschappen en Polders
in het Eiland Tholen door A. Hollestelle
DAV1D LIVINGSTONE
ONTDEKKINGSREIZIGER
7
"Vr
Mi
"sport r
Maar blijkbaar is niet altoos
de tol vanuit Schakerloo be
heerd. Of door verzanding van
de Scakersvliet, óf bij gebreke
van voldoende hoogte van de
bestaande terp, is vermoedelijk
vroeg naar een andere plaats
in verband daarmede uitgezien.
In 1161 toch wordt ook op een
Foreest of Heyninghe langs de
stroom aangelegd, gewezen. 3)
Zodanige „heijninghe", zoveel
betekenende als veilige of als
omtuinde hoogte, maakt vermoe
delijk ook nog heden groten
deels de grondslag uit van de
Buitenstad van Tholen, die tot
ongeveer 3 Meter boven de ge
lijkvloerse grondslag van het
overige deel der gemeente reikt.
De vraag doet zich voor,
heeft men ook onder die „Hey
ninghe" niet reeds te verstaan
de in 907 opgeworpen hoogte of
het zogenaamde Foreest van
graaf Dirk III, die tot de aanleg
daarvan kan hebben besloten
naar aanleiding van de strijd,
die hier over het wederrechtelijk
ontnemen van reeds op zijn
voorzaten verleid gebied, schijnt
te zijn ontstaan. De Graaf, die
na een zes en veertigjarige rege
ring op 27 Mei 1039 overleed,
zou dan reeds kort na de ves
tiging van zijn beheer tot de
aanleg van dit Foreest hebben
besloten. 4)
De ontnomen goederen, hier
bedoeld, bestonden naar het
schijnt, uit bezittingen, deel uit
makende van Zeeland, en wa
ren reeds door Keizer Karei de
Eenvoudige, in 922 verleid op
graaf Dirk I.
Deze bezittingen, onder het
beheer van Dirk II in 969 door
Lothair II, Koning van Frankrijk,
uitgebreid met het Foreest Was-
da en in 985 door Koning Otto
III nog vermeerderd met enig
gebied in het „Sunnemere" kwa
men na diens overlijden in 988
aan graaf Aarnoud en in 993
aan Dirk III, doch dezen werden
ze door Keizer Hendrik II, om
streeks 1007 ontnomen en ver
leid op Boudewijn IV van Vlaan
deren, hetgeen een hevige en
langdurige twist tussen de Vla
mingen en Hollanders tengevol
ge had.
Zou het nu, uit al dit duistere
of uit dit zo lang verledene aan
te nemen zijn, dat de aanleg van
het Foreest in 997 in het belang
van Schakerloo en van de af
gebakende vaart daarheen is ge
schied of dat de hoogte later
toevallig is geworden een stuk
van Tholens oudste en veel la
ger gelegen grondslag der stad?
Volkomen zekerheid doet zich
nopens dit alles niet voor. Maar
welke plaats, bestemming of be
tekenis men aan de hoogte ook
nog nader tracht te geven, uit
alles blijkt, dat zij in elk geval
uit de zandige oever van de
stroom is opgeworpendat zij
Q FEUILLETON
ALS
Ook in deze streek ontmoette
hij weer negerkoningen, die vaak
een hoge schatting vroegen. Eens
werd hij aangeroepen door een
opperhoofd, gekleed in een kers
rode mantel, een hoofdband en
een ketting met een stuk ivoor als
sieraden. Zijn 50 soldaten waren
bewapend met pijl en boög, spe
ren en knotsen. Het opperhoofd
schreed in deftige houding op
Stanley toe en begroette hem
met de woordenhoe gaat het
u, mijnheer? Stanley antwoord
de en hoe gaat het u grote ko
ning. Hierop zette Stanley zich
neer, waarop de zwarten hun wa
penen neerlegden. Ik ben de
grote Miouwoe, de voornaamste
man na de koning van Oekka
Wil de blanke man geen schat
ting betalen aan de koning We
weten, gij zijt sterker dan wij. Gij
bezit geweren en wij slechts bo-
van beperkte omvang is ge-
gen en speren. Maar Oekka is
weest, en gedurende haar on
verdedigd bestaan, ook nog
enigszins aan afslag of vervor
ming geleden heeft.
In 976 bestond de polder Scha
kerloo vermoedelijk alzo nog niet;
doch uit het bijgebrachte is na
te gaan, dat het kort daarna en
alzo in het begin van de Xle
eeuw moet zijn bedijkt.
Wat de naam Schakerloo be
tekent, of waaraan deze is ont
leend, is ook geenszins zo voet
stoots uit te maken. Sommigen
schrijven die als te zijn afgeleid
van een groot bos, dat wegens
zijn dicht- of ondoordringbaarheid
aanleiding zou gegeven hebben
tot het wederrechtelijk nemen of
schaken daarvan. Het zou dan
volgens sommigen zijn geweest
het Schakerloobos, dat later bij
het verdwijnen daarvan slechts
naakte poldergrond zou hebben
opgeleverd. Maar hieromtrent zij
opgemerkt, dat de ziltige grond
van Schakerloo ten enemale on
geschikt is, voor de groei van
houtgewas. En is dit tegenwoor
dig nog grotelijks het geval, in
vroeger eeuw, toen de waterlos
sing gebrekkiger, en de overstro
mingen menigvuldiger waren, zal
die ongeschiktheid ongetwijfeld
in nog sterkere mate hebben be
staan. Schakerloo, thans tot bos
te bestemmen, zou gelijk staan
met plantsoen aan te leggen in
de Westhoek van Poortvliet, in
Schoondorp van Scherpenisse, of
in het Derrieveld van St. Maar
tensdijk, als zijnde in dat opzicht
alle gelijksoortige streken, waar
van de meestal zwakke kleilaag
bijna onmiddellijk op het een
maal door het zeewater lang be-
spoelde en daardoor voor altoos
ziltig gebleven veen is afgezet.
Aan de aldus veronderstelde af
leiding kan alzo weinig of geen
waarde worden toegekend.
Loo betekent volgens Bilder-
dijk en anderen, hoogte, en of
schaken, zoals sommigen menen,
is afgeleid van sacra en of dit
in de zin van heilig of in die van
onheilig of gemeen moet worden
opgevat, waag ik niet te beslis
sen. Ook vindt men niet bepaal
delijk vermeld of Schakerloo in
de betekenis van schaken of we
derrechtelijk nemen moet worden
opgevat.
Maar was is gebeurd De Tol
en de Kerk, in de Gouw Scaldis,
hebben bestaan vóór de grond
in de omgeving daarvan was in
gepolderd. De terp of de hoogte
waarop dus ook het Godshuis
was gevestigd, werd wellicht be
schouwd, als het onbetwistbaar
eigendom dier kerk. Maar toen
eindelijk het gebied werd bedijkt,
hield de terp als afzonderlijk
eigendom op te bestaan zij was
schier ongemerkt een onderdeel
geworden van de tot stand geko-
groot. Al wat hier ligt en wat u
kan zien, behoort aan Oekka.
Brengt de blanke man oorlog of
vrede
Stanley antwoordde het grote
opperhoofd Miouwi weet dat wij
blanken geen oorlog willen voe
ren tegen u zwarten. Wij komen
geen slaven halen en stelen geen
ivoor, doch wij komen uw land
bezien, de bergen en de meren,
de woestijnen en de rivieren, de
planten, bomen, de dieren en ae
vogels om daarover in ons eigen
land te kunnen vertellen. De
blanken zijn machtig, hun ge
weerkogels reiken verder dan gij
kunt zien. Maar ik wil geen oor
log en wil uw vriend zijn, de
vriend van u Miouwoe en van
alle zwarte mannen.
Het einde van het liedje was
echter, dat Stanley een grote hoe
veelheid katoenen goederen
moest afstaan als schatting.
Ook het volgend opperhoofd
eiste een hoge belasting en ne
gerslaven deelden mede, dat op
de volgende dagreizen nog zeker
vijf negerhoofden hetzelfde zou
den doen. Een der gidsen bood
toen aan om het gezelschap voor
een extra betaling van 12 ellen
21. Öp weg
IR
el
>it
rij
0.'
Door deze les voorzichtiger geworden, stap
te Tobias rustig op en weldra galoppeer
den de twee vrienden weg. Beiden had
den maar één gedachte: hun kleren terug
te krijgen, het kostte wat het kostte! Tobias
wist zich te herinneren, dat Feng Shoei
een bekende Chinese Tempelstad was en
in Zuidelijke richting moest liggen. De
avond begon inmiddels te vallen en onze
twee reizigers vonden spoedig een beschut
te'plek, waar ze de nacht door konden
brengen.
men polder, en tegelijk als een
brokstuk van het gevormde am
bacht. De terp was geworden de
ingepolderde of de genomen
hoogte, en dat zulks onder de
uitvoering der bedijkingswerken
kan zijn geschied, zonder het ple
gen van enig overleg, laat zich
uit de eenvoud der zaak verkla
ren, en afgaande op dit alles,
zouden wij het ervoor kunnen
houden, dat met Schakerloo, dus
eenvoudig bedoeld is, de geno
men, of de geschaakte hoogte.
Schakerloo behoorde in de
Middeleeuwen niet tot dit gewest;
want de Striene, aan deze zijde
ervan, vormde in die tijden, zo
wel de scheiding tussen Zeeland
en Brabant, als tussen de bisdom
men van Utrecht en Luik. Het
was als opwas ontstaan en vorm
de alzoo een afzonderlijk leen
met al de aankleve van die, zo
op burgerlijk, als op kerkelijk
gebied.
Als ambacht wordt Schakerloo
vroeg vermeld. Het was,, toen
van de Gouw Scaldis, een afzon-
lijk leen, waarover later de Her
togen van Brabant gezag voer
den. Het had zijn heren of hun
vertegenwoordigers, die vermoe
delijk op het dorp, aanvankelijk
Zevenhoven geheten, hun verblijf
hielden, 't Is bij gemis aan be
scheiden echter niet mogelijk te
zeggen, hoe of op wie het leen
jn de beginne is verleid geweest
doch eindelijk treft men het aan,
als een deel van de uitgebreide
het geen deel meer uitmaakte
bezittingen van Godevaart, heer
van Breda, die zijn vader onder
de naam van Godevaart II in al
diens goederen is opgevolgd.
Godevaart of Godefridus komt
reeds in 1190 als leenheer van
de Hertog van Brabant voor. Hij
beloofde alstoen voor zijn goede
ren met inbegrip van de ook hier
bedoelde, bestaande voor de helft
in de Scheldetol en voor de helft
in de heerlijkheden van Scha
kerloo en Ossendrecht, de Her
tog met zijn kastelen, mannen,
landen en ambachtslieden ge
trouwelijk te zullen dienen. Dan,
wij kunnen in deze meer uitvoe
rig of nog iets verder gaan.
U Mr. L. Ph. C. van den Berg, Oor-
kondenboek. Deel I, pag. 29.
2) Ibid, Deel I, pag. 34.
3) Mr. L. Ph. C. van den Bergh, Oor-
kondenboek, Deel I, pag. 90.
(Wordt vervolgt)
katoen des nachts door een bos
te voeren, waardoor men de dor
pen dezer negerhoofden kon ont
lopen. Stanley, die weinig zin
had zich door de zwarten geheel
te laten plunderen, nam dit aan
bod aan en slaagde er in de laat
ste pleisterplaats voor het Tan-
gajikameer ongehinderd te be
reiken.
Het was 10 November 1871, 'n
prachtige dag. Reeds een zestal
uren was Stanley onderweg in
Zuid-Westelijke richting. Een
heuvel werd bereikt en daar ont
dekte men de zilverglanzende
spiegel van het Tangajikameer.
Stanley rekende er op dat het
doel van zijn reis nu weldra be
reikt zou zijn en de karavaan
slaakte een jubelkreet toen het
meer ontdekt was. Spoedig zag
men het dorp Oedjidi liggen friet
zijn vele hutten, grotere gebou
wen zelfs en met vele grote bo
ten gemeerd aan de oever van
het meer.
De karavaan werd weldra door
de inwoners van het dorp ont
dekt en de dorpelingen stroom
den de naderenden tegemoet.
Stanley liet de Amerikaanse vlag
zwaaien, men roept elkander wel-
DE BRITSE PERS
Een overzicht van de commen
taren in de Britse pers is voor Ne
derland t.a.v. Indonesië allesbe
halve vleiend. Het bewijst n.1. met
ontstellende duidelijkheid, dat die
pers eenzijdig en ten nadele van
ons is georiënteerd. Onwillekeurig
vraagt men zich af, waaraan zulks
moet worden toegeschreven. Een
volledig antwoord op deze vraag
is nu nog niet te verwachten, doch
intussen moge op de hierna te
bespreken factoren de aandacht
worden gevestigd.
Allereerst dan denkt men aan
de officiële voorlichting uit Neder
land in Engeland. Deze voorlich
ting is zoals trouwens in eigen
land ongetwijfeld te kort ge
schoten. Weliswaar is van parti
culiere zijde getracht in dit tekort
zoveel mogelijk te voorzien, doch
dit was het blijkt nu totaal
onvoldoende.
Daarnaast valt te bedenken,
dat ook van de zijde der Indische
Regering te weinig is gedaan om
in Engeland het goed recht van
Nederland inzake de thans onder
nomen politionele actie te be
pleiten. Integendeel, in meer dan
één geval schijnen Britse corres
pondenten te zijn misbruikt, om
de bekende inzichten des heren
Van Mook c.s. naar voren te
brengen.
Bovendien hebben de leiders
van de republiek alsmede de
Indonesische persorganen niets
nagelaten om het Engelse publiek
te overtuigen van de „koloniale"
gezindheid en de „onbetrouw
baarheid van de Nederlanders.
Merkwaardig, dat dergelijke In
donesische berichten wél gehoor
vonden bij de Britse pers. Of
waren ze misschien meer welge
vallig
Want anderzijds mag niet over
het hoofd worden gezien, dat zich
verschijnselen hebben voorge
daan, die twijfel aan de goede
bedoelingen van Engeland recht
vaardigen. Immers is zowel in als
buiten het Nederlands parlement
in den treure herhaald, dat vrijwel
geen Nederlander te kort wil doen
aan de nationale strevingen in
Indonesië en dat wij feitelijk door
de handelwijze van de Republiek
Indonesia gedwongen worden tot
een politionele actie. Een sterk
argument voor deze zienswijze
werd o.a. gevonden in de ad-
haesiebetuiging van de Indone
sische staten West-Bomeo en
komstkreten toe. Plotseling roept
iemand uit het gedrang Good
moming sir I Wie kan dat roe
pen Een zwarte in een wit
hemd, met een tulband op het
hoofd I Wie zijt gij vraagt Stan
ley.
Ik heet Soesi, en ben de be
diende van Dr. Livingstone
Dus Dr. Livingstone leeft nog I
Ja mijnheer.
In dit dorp
Ia, mijnheer.
Loop dan spoedig heen en
haal de dokter.
En zo bracht Soesi het verblij
dende bericht naar zijn meester.
Toen Livingstone het bericht
van zijn bediende vernam, dat
een karavaan was aangekomen,
waarvan de blanke leider naar
hem had gevraagd, kwam hij
uit zijn woning en ontmoette op
het erf weldra Stanley, die zich
een weg door de menigte had
gebaand. Deze ontmoette daar
een kleine bleke man met de En
gelse consulsmuts op, waarvan
de gouden bies geheel was ver
bleekt, verder gekleed in een buis
met rode mouwen en een versle
ten grauwe broek. Stanley wilde
eerst op Livingstone toesnellen,
E
et
Oost-Indonesië.
Een en ander had men, o<
Engeland, toch zeker ku
weten. Desniettemin vindt
vrijwel niets van dit alles i|ch
Britse pers. En dat geeft tocl
i te denken.
Het is^ overigens te begr:
dat men aan de overzijde vai
Kanaal niet gesticht is ovej
povere resultaat, dat Engelsi
middeling tot nu toe heeft
leverd, maar indien daara<
houding van de Britse pers
worden toegeschreven, dan
men geen hoog denkbeeld kr|
van de objectiviteit van die
Bovendien en dat is be]
rijk I was de Engelse bei
ling zó nadelig voor Nederij
dat men hier te lande algei
de verzuchting kan horen si
God behoede ons voor nogj
Engelse „bemiddeling".
Tenslotte nog een typisch
t'je van het verschil in ment<
bij de Engelsen, wanneer het
om een van hun vroegere
niën" of die van ons
Mr. Eden vroeg in het L<
huis„Wil de eerste Ministei
zeggen, wat de rol zal zijn v<
Britse troepen in Birma tij dei
machtsoverdracht, enz.
Daarop antwoordde Mr. Ati
„De Britse troepen in Birma |a
hangende de machtsoverdrld
verantwoordelijk voor de bu|it
landse verdediging van Birmi
voor het veilig stellen van biln
dere belangen van het Gouvlir
ment, zoals voorraden, instaliiic
enz. Zij zijn ook, op verzoek fc
de regering van Birma, bes$x
baar om te handelen tot steun fi I:
het Birmase leger ter handhcrgit
van de inwendige veiligheidjpc
Commentaar overbodig I air
I'.V. „De trouwe duit" Tlmbr
Wedvlucht" van Vilvoorde br
stand 70 km) In concours p
duiven. Gelost 12.40.
Prijzen behaald als volgt: ,0t
Jac. Baay 1,7,-15,25,43.1. lkq
'2, 4, 10, 39, 40, 40, 47,L
E. Laban 3, 10. 29, 34, 35,|h
57. D. .lansen 5, 6, '20, '22, lei
M. Tazelaar 8, '27, 30, 31, z
30, 37, 42. A. Wagemaker0lc
21, '23, 24, 20, 50, 51. W. vt
Ier li, 55. J. Vermeij 12,|e
41, 48, 52. ,1. Deurloo '13,
18. 45, 53. C. Soomers 28.Lr
L. Soomers 38. G. Soomeiib
le duif 1.54.55. Laatste fcr
3.14.33.
doch bedacht dat dit met hetl(
op de volksmenigte misscll,
niet gewenst was.
Hij wilde deze stroom in
Noordelijke richting volgen, d|ll
deze weg was ontzaggelijk
en zwaar en de reiziger
ernstig ziek. Zijn lichaam was a
zwakt door onvoldoende voe n
en de moeraskoortsen onderr rl
den zijn gestel. Toch sleeptepr
zich voort en noteerde zijn on
zoekingen geregeld. 21 April
hij zo uitgeput, dat hij in zijn
boek schreef: ,,Ik beproejci; >c
rijden, maar moest gaan lig
en men droeg mij geheel uitgf
naar het naaste dorp terug,
maakte men een gemakkei
draagbaar voor hem en we
zette men de tocht voort. Hij
haast niet meer in staat zijn c
boek bij te houden, doch br
nog een gedeelte van de le
streek in kaart. Op 27 h
schreef hij„Het is "met mij
heel gedaan en ik moet
blijven om weer gezond te i
den. Ik heb mannen uitgezoni1;
om twee geiten te, kopen om n
te knnnen krijgen. We zijn th
aan de oever van de Molilanf1:
(Wordt vervol'
C
ir
il
1