WAARIN OPGENOMEN DE IERSEKSCHE EN THOOLSCHE COURANT &4BUITEMi NIEUWSBLAD VOOR HET EILAND THOLEN Toenadering K. =j Vrijdag 14 Januari 1938. \o. 2 Vijf en vijftigste jaargang PARIJS-BERLIJN Tholen, Poortvliet, Scherpenisse, St-Maartensdijk, Stavenisse, St-Annaland en Oud-Vossemeer UITGAVE FIRMA J. M. C. POT. THOLEN - TEL INTERC. 16 - POSTREK. 1043 De blijde gebeurtenis ou en oriep W THOOLSCHE COURANT Dit blad verschijnt eiken Vrijdag. Prijs per kwartaal ƒ0,80; met Geïllustreerd Zondagsblad 1,375, franco per post ƒ1,65 -J- '15 Dt. disp. kosten. Advertentiên van 1 tot 4 regels 75 ct.iedere regel meer 175 ct. Grootte der letters naar plaatsruimte. Bij abonnement aanmerkelijke prijsvermindering. PUBLICATIEN Paardenfokkerij. De Burgemeester van Tholen her innert, dat volgens artikel 23 der Paardenwet 1918 (Staatsblad no. 419) ieder, die eigenaar of houder is van een tweejarigen of ouderen hengst, verplicht is hiervan bij den Burge meester der gem'efinte zijner inwoning aangifte te doëh binnen een maand, nadat de hengst twee jaar is geworden of in zijn bezit is gekomen, alsmede voor den eersten Februari van elk jaar. Overtreding wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste f 1U0. Tholen, 11 Januari 1938. 19 HERHALINGSOEFENINGEN (art. 31, le lid en art. 33 der Dienstplichtwet) De Burgemeester van Tholen maakt bekend, dat de gewone dienstplich tigen voornamelijk van de lichtingen 1927, 1928, 1932 en 1934 in 1938 voor herhalingsoefeningen in werke- lijken dienst moeten komen. Zie voor nadere bijzonderheden de aanplak biljetten. 15 Tholen, 12 Januari 1938. Gevonden voorwerpen 1 vulpenhouder op liet postkantoor 1 vulpotlood bij Firma J. M.C. Pot. Aangezien gebleken is, dat den laatsten tijd vrij algemeen de meening heeft ingang gevonden, als zoude de blijde gebeurtenis in het Prinselijke gezin binnen enkele dagen te ver wachten zijn, deelt dr. J. de Groot mede,dat hoewel de datum onmogelijk met eenige zekerheid is vast te stellen, de waarschijnlijkheid groot is, dal de gebeurtenis eerst over één a twee weken kan worden tegemoet gezien. - De gezondheidstoestand van Prinses Juliana is uitstekend de emoties van de laatste weken hebben op H.K.H. geenerlei nadeeligen invloed uitge oefend. De Franscheambassadeur in Berlijn die Ilitlers oor en vertrouwen heeft, heeft kort geleden in zijn Nieuw jaarstoespraak vier grondwaarheden naar voren gebracht 1. De bewapeningswedstrijd moet op den duur tot de ruïne van allen voeren 2. het heil kan slechts van een herstel van den internationalen handel komen en niet van de inrichting van economische rid derburchten 3. een nieuwe oorlog zou de ver nietigd 7 van de Europeesche besche' a,-. ..eteekenen 4. zoowe et ee-winnaars .-als over- wonne.iun zouden als beklagens waardige slachtoffers uit den oorlog komen. Intusschen hebben deze leidende gedachten door de uitlatingen van den Japanschen minister van bintien- landsche zaken over den strijd van zijn land tegen de „blanke onder drukkers" hun volle beteekenis ge kregen. Inderdaad is het duidelijk, dat een door een nieuwe twist erscheurd Europa in den loop van (leze eeuw onvei mijdelijk door het gele gevaar zou worden bedreigd. Dit schijnt men ook in Berlijn steeds duidelijker te gaan inzien. Men vergelijkt daar onwillekeurig den Japanschen veldtocht en zijn objecten met de conflictstoffen, die Duitschland tot nog toe een militairen strijd met andere Europeesche mogendheden waard achtle. Het rijk van de rijzende zon staat op het punt, gebieden zoo groot als Duitsch land en Frankrijk samen le veroveren. Wat een belachelijk klein object ware daartegenover b.v. Sudelen-Duitscb- land Het is begrijpelijk, dat de Quai d'Orsay tracht deze inzichten tot een verdrijft. ll wonder snel met CACHETS MIJNHARDT Koker 12 cachets 50 ct. Proefdooye 2stuks Wet. 454 8 politieke actie te gebruiken. Minister Delbos schijnt van zijn rondreis de overtuiging mede naar huis te hebben gebracht, dat zijn land een einde moet maken aan de tot dusverre aan den dag gelegde passiviteit, wanneer het niet geheel op den achtergrond wil geraken. Derhalve kan men er wel op rekenen, dat Parijs binnen kort stappen tot directe onderhandelingen met den ooslelijken buurman zal onder nemen. Het korte onderhoud tusschen Delbos en Von Neuralh op het Schlesischen Bahnhof, alsmede het bezoek van den blinden oudstrijder Seapini en den, vroegeren minister president Flandin aan Berlijn hebben den bodem daartoe voorbereid. Evenzoo hebben de onderhande lingen tusschen den Franschen pers chef Corner! en zijn Duilsche collega dr. Dielrich en bet kort daarop volgende sympathieke arlikel over Delbos in den „Völkischen Beob- achter" ertoe bijgedragen, een gun stige atmosfeer te scheppen. Het merkwaardige is immers, dat er tusschen Berlijn en Parijs geen on middellijke conflictstoffen meer liggen. De tegenstellingen beperken zich uitsluitend tot het Franco-Russische pact, het koloniale probleem en de invloedssferen in Midden- en Oost- Europa. Wat nu Rusland betreft: het is niet waarschijnlijk, dat Parijs van zijn verdrag met Moskou spoedig afstand zal willen doen. Niet, wijl het zoo sterk overtuigd is van de groote militaire waarde van deze overeenkomst, maar omdat het vreest, dat in geval van een opzeg ging van het pact, de beide adtago- nisten (Hiller en Slalin) elkaar wel eens zouden kunnen vinden. Ondanks alles, is in Rusland in den laatsten tijd een groeiend natio nalisme en zelfs een anti-semitisme (onder de vele ter dood veroordeel den bevindt zich een groot percen tage Joden) merkbaar, zoodat de tegenstellingen tusschen Moskou en het Derde Rijk op den duur misschien zouden verdwijnen en in Parijs is men nog geenszins vergeten, dat men nog niet zoo heel lang geleden in rijksweerkringen openlijk over Rus land als een mogelijken bondgenoot sprak. Derhalve heeft het pact met Moskou voor den Quai d'Orsay in hoofdzaak nog slecht ten doel, een eventueel verbond tusschen Rusland en Duitsch land te verhinderen. Het koloniale vraagstuk is voor Frankrijk een probleem van onder geschikte beteekenis. Men kent de anecdole van den Engelschen staats man, die zich door den Franschen diplomaat een klein grensgeschil in den Oriënt liet verklaren. Drie uren lang liet de Brit zich nauwkeuring uiteenzetten, waarom het rechtvaar dig en billijk zou zijn, dat Engeland de desbetreffende landstrook aan Frankrijk zou afstaan. Daarna stond hij op en zei: „Helaas onmogelijk! Evengoed zou ik U een stuk van de Londensche city kunnen geven 1" Dat is niet de houding van Frankrijk. De Franschman heeft niet de zin van den Engelschman voor het em pire en het zou hem practiscn niet hinderen, een deel van zijn mandaat gebieden aan Duitschland te moeten afstaan. Voor hem is het enkel en alleen een kwestie van principes. Zijn scherp verstand verbiedt het hem, het'Rijk in een of ander op zicht te versterken, alvorens het zijn oprechten wil tot den vrede door daden bewezen heeft, Zoodra dit echter het geval is, zou Parijs wel de laatsle plaats zijn, waar men zich tegen een verstandige oplosring van het koloniale probleem zou ver zetten. Blijft de strijd om den invloed in Midden-en Oost-Europa. Hier schijnt de Quai d.Orsaij zich steeds meer de these van den bekenden Franschen jounrnalist Wladimir d'Ormesson eigen te maken. Deze these komt hierop neer, dat Frankrijk er niet aan mag denken, een hegemonie in Midden- en Oost Europa te vestigen. Het moet Duitschland evengoed a.s. ieder ander land het recht in ruimen, zich vrij le ontruimen, zich vrij le ontplooien en zijn politieken, cultureelen en ecoriomischen invloed in de bedoelde landen met alle kracht te ontwikkelen. Het is zeker, dat een vrij spel der krachten en een eerlijke concurrentie niemand tot schade zou kunnen strekken. Wat Frankrijk echter ver hinderen wil is enkel en alleen, dat Duitschland naar militaire middelen grijpt, om zijn doel le bereiken. Op grond van dit alles kan men de onderhandelingen tusschen Parijs en Berlijn met eenig optimisme tegemoet zien-. Laat ons hopen dat men goede resuitaten bereikt, want in ieder geval zou de toenadering tusschen de buurlanden een veel betere garantie voor den vrede zijn dan alle spillen en driehoeken teza men genomen. Nogmaals het initiatief van minister Patijn inzake de er kenning van den Keizer van Ethiopië. De interpellatie- Vorrink. Het minutieuse onder scheid in feite of rechtens. De onderhandelingen worden voortgezet. Een Nederlandsch schip getorpedeerd. Onder opvallend groote belang stelling heeft Dinsdagmiddag in een speciaal daartoe bijeengekomen ver gadering van de Eerste Kamer de heer Vorrink zijn interpellatie ge houden over den stap van minister Patijn inzake erkenning van de ver overing van Abessinië door Italië. Zooals onze lezers weten, heeft dit initiatief zoowel in ons land als buiten ouze grenzen veel.stol doen opwaaien en is het op zeer verschillende wijze beoordeeld. Dat onze regeering er eigener beweging toe zou willen over gaan, een toestand, die door groote wreedheid en door schreeuwende onrechtvaardigheid in de wereld is gekomen, officieel, te erkennen,[heeft bij het groote publiek, dat zich in gezond rechtsgevoel steeds aan de zijde vanhetonderdrukte Abessijnsche volk en zijn beklagenswaardigen heerscber heeft gesteld, over het al gemeen geen gunstiger, indruk ge maakt. Een regeerder evenwel heeft zich door andere dingen dan een gekwetst rechtsgevoel te laten leiden. Hoe zeer hij ook begaan mag zijn met het lot van het onderdrukte volk, er komt een tijd, dat de nieuwe toestand dit hebben ook de tegenstanders van het genomen initiatief volmondig erkend alt niet meer te veran deren moet worden aanvaard, wil men geen aanleiding tot nieuwe wrijving en conflicten scheppen. Dit oogenblik nu achtte onze regeering thans gekomen. Twee ge wichtige argumenten pleiten er voor den stap van minister Patijn. Aller eerst het belang, dat ons land heeft bij het herstel van normale betrek kingen met een groote mogendheid als Italië, doch daar bovenuit het veel grootere, internationale belang, dat gediend wordt door eiken maatregel, diede goede verstandhoudingtusschen de Europeesche landen kan bevor deren. En dat het genomen initiatief een nuttige stap is in die richting, daarvan is onze regeering overtuigd. Meer nog dan ons land alleen, is ge heel Europa gebaat bij een terugkeer van Italië in het normale verband der Staten. De vraag kan hier opge worpen worden lag het op den weg van Nederland, hierin het initiatief te nemen De heer Vorrink in zijn interpellatie meent, dat ons land zich hiermede te veel opden voorgrond heeft gesteld, doch minister Patijn voerde hier tegen aan, dat van dezelfde -- sociaal democratische zijde in den tijd dat er sprake was van sancties tegen Italë werd aangedrongen op meedoen van Nederland in de voorste gelederen. De heer Vorrink ontkent tevens het groote belang van ons land bij een gezantschapspost te Romehij meent, dal wij evengoed door een lepatiesecretaris vertegenwoordigd kunnen zijn en herinnert aan den toestand, die op dit punt reeds 20 jaar met Rusland bestaat, zonder dat dit een belemmering vormt voor onzen handel. Het moet gezegd, dat minister Patijn op de desbetreffende vraag van den heer Vorrink een zeer vaag en weinig zeggend antwoord heeft gegeven, doch te verwonderen is dit niet. Immers is, zooals wij reeds op merkten, niet de benoeming van een gezant het eigenlijke motief tot den stap geweest, doch de vrede en goede verstandhouding in Europa. Zooals ook bij de legeruilbreidifig onze regeering zich vooral beeft laten leiden door overwegingen van inter nationalen aard „een zwakke plek in West-Europa kan den vrede in Europa in gevaar brengen zoo heeft ook thans de internationale beteekenis van een feitelijke erkenning der Italiaansche veroveringen in Abessinië bij het nemen van dit initiatief voorop gestaan. En de kans, dat een dergelijke erkenning een algemeen ontspanning in Europa ten gevolge zal hebben, moet zoo groot worden geacht, dat daardoor de „onbescheidenheid" van Nederland om zich hierin op Jden voorgrond te stellen wordt ge rechtvaardigd. Het bezwaar van den heer Vorrink, dat het initiatief ongunstige gevolgen zou kunnen hebben onder de in- heemscbe bevolking van onze kolo niën, lijkt eenigszins overdreven. Daarvan is tot nog toe niets ge bleken, terwijl er nu toch al lang genoeg over geschreven en gesproken is In zijn drie volgende vragen raakt de heer Vorrink aan den principieelen kant van de zaak. In de eerste plaats acht hij het initiatief in strijd met onze Volken- bondsverphchlingen,terwijl hij verder van meening is, dat de beoogde erkenning de facto in wezen juist een erkenning de jure en dat zij in strijd is met den „positief Christe- lijken" grondslag van het kabinet. Dit is wel bet meest netelige deel van deze heele netelige, kwestie, een deel ook waarover de meeningen wel zullen blijven verschillen. Men kent het standpunt van minister Patijn, dat hij in antwoord op de vragen van den interpellent nogmaals uit eenzette. Het initiatief om via overleg met de Oslostaten gezamenlijk stappen te doen bij de groote mogendheden Engeland en Frankrijk om te komen tot een algemeene erkenning van den feitelijken toestand in Abessinië, is niet in strijd met onze Volken bondsverplichtingen. Door het falen van de sanctie- politiek van den Volkenbond ontstond de toestand zooals hij thans is en die nu niet meer te veranderen is. Zich bij dezen toestand neer te leggen en dit te bekrachtigen door den buidigen heerscher een titel toe te kennen, wil niet zeggen, dat men de wijze, waarop deze toestand geschapen werd, goedkeurt Integendeel, deze blijft ook onze regeering ten sterkste alkeuren, doch aan het feit verandert dit niets. Moreele beginselen worden dus niet geschonden en minister Patijn heeft den bewusten stap in volle over tuiging als „positief Christen" gedaan. Daar de heer Vorrink de Kamer geen uitspraak heeft gevraagd en hij de regeering niet heeft kunnen, bewegen, van verdere onderhandelingen af te zien, zullen de besprekingen met de Oslostaten dus worden voortgezet. Of deze tot het beoogde doel var. een gezamenlijken stap bij Engeland en Frankrijk zullen leiden, moet worden afgewacht. Naast deze belangrijke kwestie treden de overige gebeurtenissen van deze week eigenlijk geheel op den achtergrond. Slechts dient vermeld te worden, dat thans ook een Neder landsch schip het slachtoffer is geworden van éen dier geheimzinnige duikhoolaanvallen, die van tijd tot tijd nog steeds de Spaansche wateren verontrusten. Het s.s. „Hannah" van een Rotter- damsche reederij werd tusschen Valencia en Alieante zes mijl huiten de kust getorpedeerd door een on bekenden onderzeeër, doch gelukkig konden alle opvarenden, daar het gebeurde van de kust af was waar genomen, worden gered. Besluiten wij ons overzicht met het vermelden van de benoeming van Eduard van Beirium tot eersten dirigent van het Amsterd. Concert gebouworkest. Keizerlijke conferentie te Tokio. De Spaansche burger oorlog. De C.S.A.R, en de bomaanslagen. Oostenrijk en en Hongarije ook in facistiscb kielzog. Voor de eerste maal sedert hij in 1928 den troon had bestegen, heeft de Japansche keizer in persoon ten paleize een imperiale conferentie ge presideerd. Er is over deze confe rentie officieel niets bekend geworden en dit zal voorloopig ook niet ge schieden, maar zooveel is er toch wel uitgelekt, dat men zich als alter natieven heeft gesteldhetzij een oorlogsverklaring gevolgd door een verscherpte blokkade, hetzij het niet langer erkennen van de regeering van Tsjiang Kai-sjek en het steunen van een nieuw regiem. Men vraagt zich af, of deze alter natieven nu eigenlijk niet in strijd zijn met Japan's verklaring den oorlog „wegens de weerbarstige houding van China" voort te zetten. Krijgt men niet veeleer den indruk, dat Japan er onder de huidige omstan digheden weinig voor voelt, zijn troe pen verder het Ghineesche binnen; land in te laten Dat wil zeggen

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1938 | | pagina 1