IERSEKSCHE EN
THOOLSCHE COURANT
I
NIEUWSBLAD VOOR HET EILAND THOLEN.
C
Op elke wond Purol
2.382
Vrijdag 24 October 1930.
Acht en veertigste jaargang
len, Poortvliet, Scherpenisse, St. Maartensdijk, Stavenisse, St. Annaland en Oud-Vossemeer.
Eerste Blad.
Zijn Nichtje
De Macht van het Kleine.
Dit blad verschijnt eiken Vrijdagavond,
per kwartaal f0,80; met Geïllustreerd Zondagsblad f 1,376,
franco per post f 1,65 15 ct. disp. kosten.
UITGAVE
FIRMA J. M. C. POT - THOLEN.
TELEF. INTERC. No. 16.
Advertentiênvan 1 tot 4regels 75ct.; iedere regel meer 171/, c
Grootte der letters naar plaatsruimte.
Bi] abonnement aanmerkelijke prijsvermindering.
PUBLICATIES.
Keuring Dienstplichtigen.
November en December a.s. zal de berkeurings-
in eenige gemeenten zitting honden,
gelegenheid om in die zitting een geneeskundig
lt Qzoek te ondergaan, kan door den voorzitter
n gegeven aan ingeschrevenen voor den dienst-
die nog niet bij de land- of de zeemacht zijn
fd, of die wel reeds daarbij zyn ingelijld, maar
tiet als dienstplichtige in werkelijken dienst
eweest.
aanvraag behoeft niet gezegeld te zijn, doch
zoo spoedig mogelijk gefrankeerd worden toege-
n aan het volgende adres
den Voorzitter van den Herkeuringsraad,
iw van het Departement van Defensie, Plein 5,
venhage.
»r nadere bijzonderheden raadplege men de
akbiljetten.
olen, 21 October 1930. 20
Burgemeester van Tholen maakt bekend, dat
Woensdag den 29 October 1930 des namiddags
ure eene openbare vergadering van den Raad
egd.
Punten van behandeling
Ingekomen stukken.
Toekenning van gelden aan het bestuur van de
School met den Bijbel.
Verkoop van bouwterrein.
Uitgifte van grond in erfpacht.
Periodieke verhooging van het salaris van den
Burgemeester.
Wijziging der begrooting voor 1930.
Opheffing van het Grondbedryf.
Toekenning van subsidien voor 1931.
Vaststelling der begrootiDg voor de gemeente
en voor de bedryven, dienst 1931.
Goedkeuring der begrooting voor het Algemeen
Armbestuur voor 1931.
Voorloopige vaststelling der rekening van de
gemeente en die der bedryven over 1929.
Goedkeurig der rekeningen der instellingen
van weldadigheid oVer 1929.
26
olen, den 23 October 1930.
ie eerbiedige belangstelling bezit voor de
ipiogwie opgaat ïd de Natuur; wie niet
:htenloos rondloopt, maar zijn oogen en ooren
pmerkeq gebruikt; wie zijn verstand, zijn
en zijn gemoed laten samenwerken, zal komen
le iunige overtuiging, dat de grootsche Na-
ons niet is geschonken alleen om er in en
te genieten, maar óók, en misschien niet
io8tom er leering uit tetrrkken. Dit
is op zich zelf een genot en kan lei len
enotl
loe nietig is 't beekje, dat boven op den berg
oorsprong vindt.
ie, die ooit een rivier in haar oorsproDg zag,
gelooven, dat dit onnnoozele stroompje de-
e breede, torsche rivier is, die zich nu eens
haar kracht en majesteit vertoont en den
fch doet beveu door haar geweld, dan weer
iu lieflijkheid openbaart,
e stroom, die op haar schouderen zwaar be-
Q schepen torscht, de velden met een vrucht-
dek belegt en deu mensch door 't vormen
grootsche watervallen gelegenheid biedt,
de schoonheid der natunr te genieten
Iet beekje, dat is opgebouwd uit kleine regen-
FEUILLETON.
Naar het Engelsen.
e oom dwingt je dü toch niet reeds lot een
el ijk?" vroeg hij.
Allereerst moet je mij beloven, Hugh, datje
boos zult zijn ik weet haast niet, hoe ik
onen inoet, het je te vertellen."
Hoe zou ik nu boos op je kunnen zijn, Vida?"
Neen; ook Diet op mij, maar op Oom Reyoold.
nt hij ia toch altijd heel goed voor mij ge
it en dat wil ik nooit vergeten."
Spreek nit, lieve," drong Hagb, die nataurlijk
üdde van ongedold, om te weten, wat hem
co het hoofd hing.
Je heriuuert je toch nog wel, Hugh, hoe je
dien eerstee keer bij onze ontmoeting redde
dien donkereu man En je zult mij nu
ichien weer voor hem moeten redden."
Maarje oom verlangt toch niet van je
je hem trouwt?"
ïda trilde van het hoofd tot de voeten en
«ooidde
89601 10
droppelen en gesmolten sneeuwvlokken wordt
voortgestuwd door een kracht, onafhankelijk van
zijn wil 1 Het schuurt den bodem uit, verbreedt
zijn baan, neemt andere beekjes, riviertjes eD
rivieren op, groeit aan tot een reusachtigen stroom
met een kracht, waarvan het zichzelve onbewust
is. Een macht, die soms ten nadeele van den
mensch is, maar meestal ten voordeele, omdat
de vernuftige mensch zich die hoe langer hoe
meer ten nutte maakt.
De berg zelf, waaraan de krachtige rivier baar
oorsprong ontleent, schijnt één groot, reusachtig
rotsblok, dat onmogelijk vaneen gespleten kan
worden, maar is in den grond van de zaak niets
anders, dan een verzameling van zeer kleine stof
deeltjes.
De groote woestijnen, die den mensch 't leven
onmogelijk maken en die ernstige belemmeringen
voor 't wereldverkeer zijn, die onmetelijke vlakten
bestaan slechts uit korreltjes zand.
Rivier, berg, woestijn, alle drie spreken ze van
de macht vau het kleine!
Overal toont de Natuur zich groot in de ont
wikkeling van de macht van het kleine, een
macht, die zich aan ons meoschen openbaart als
een gevaar, maar ook als nut en vermaak, als
afwisseling en genot.
Wij behoeven die macht slechts naar waarde
te schatten, om 't dreigend gevaar te beseffen
en om er ons tegen te beschermen. Maar ook
moeten wij die macht naar waarde schatten om
't nut, dat zij biedt, als wij haar aan ons dienst
baar maken, wij dienen op die macht te letten
De groote, onpeilbare oceaan is de samenvoe
ging van een oneindig aantal waterdroppelen.
Eilanden worden gevormd door de samenpakkiDg
en opeenhooping van millioeuen kleine diertjes
(koraaldiertjes, die kalk afzetteu I); eilanden, welke
de oorzaak kunnen zijn van de grootste onheilen.
De zwaarste dijken, uit stofdeeltjes samenge
steld, breken de kracht van het water, dat ons
bedreigt, en behoeden ous voor ouheilen. Maar
het is ook het doorsypeleo van enkele druppels
water, die een dijkbreuk veroorzaken en het land
in rouw kunnen dompelen.
De geheele Aarde is een bewijs van de macht
van 't kleine en daardoor van de grootschheid
der Natnur, die ons eerbied afdwingt jegens deü
Schepper.
De macht van het kleine ligt niet alleen in
't stoffelijke der wereld, maar woont ook in 't
geestelijke en zedelijke, dat te vinden is in onze
samenleving. Ook hier gelijk in de stoffelijke
wereld werkt de macht van het kleine na
eens ten kwade, dan weer ten goede voor de
menschheid
Tegenover de macht van het kleine, die ons
ondermijnt (denk aan het eerste glas, waartoe de
drankduivel ons verleidt), ons krachteloos maakt,
staat een andere macht, die ons kracht geeft, die
ons sterk maakt in den vaak zoo moeilijken strijd
om het bestaaD, zij beet de spaarzaamheid!
Door elk gezin, arm of rijk, k>n gespaard
wordeD, al zou dat sparen slechts bestaan in het
met verstand en overleg beperken van onnoodige
uitgaven. De vele „weinige centen", die gedu-
rende jaren op die wijze bespaard worden, kunnen
den grondslag worden voor een niet te versmaden
bezit.
„Niet hèm, maar ziju zoonwaaroa zij
iu tranen uitbarstte.
„Arm kind, dat ia te veel voor je geweest. Hij
kaD je toch niet dwingen tot zulk een huwelijk 1
Vertel er nog eens alles van."
Vida vertelde hem toen van de gasten, die haar
oom te diöeeren had gevraagd en zijn verlangen,
dat zij daarbij tegenwoordig zou zijn. En hoe
nu den vorigen dag haar oom haar bij zich bad
laten komen en haar in alle kalmte had mee
gedeeld zijn verlaDgeo, om haar ten huwelijk te
geven aan Rao Young.
„Maar dat is afschuwelijk, Vida!En geld
zucht kac er toch óók niet achter zitten, want
de man lijkt arm."
„Maar hij is niet arm; hij is rijk."
„En zijn zoon Wat voor indruk maakt
diè op je
„Hij is jong," zei Vida, „en heeft iets minder
van het vreemde ras, daD zijn vader; misschien,
omdat hij zijn opvoeding in Engeland heeft ge
noten. Miss Bunoey heeft nog al met hem ge
praat en op béér maakte hij een vrij garstigen
indrok."
„Maar het is toch een allerdwaast idee 1 Ik wil
niets onwaardigs zeggeD van je oom; méér, welke
nu ook sijo redenen mogen wezen, hoe ter wereld
is het mogelijk, dat hij je kan dwingen tot een
De macht van de spaarzaamheid werkt op
bouwend voor verstand eD hart, voor geest en
gemoed, terwijl de macht van het kleine in het
betuigea van bescheiden, doch oprecht gemeende
daden van naastenliefde ons verheft en in meer
dere mate ons aanspraak doet maken op den
naam: Mensch!
Tot slot moge ter overdenking van de veel
zijdige beteekenis van „de macht vau het kleine"
dienen dat aardige Engelsche liedje:
„Kleiöe waterdropp'leD,
Kleine korr'len zand,
VormeD saam de trotsche zee
En het echoone land.
Kleine liefdedaden,
Woordjes teer eu zacht,
Hebben vaak in 't kleinste hnis
't Grootst geluk gebracht."
H. E. DIJKEN.
RECHTZAKEN.
Revolutie in Poortvliet.
Op 2 September was er Koninginnefeeet in
Poortvliet, maar de rechte manier van feest
vieren schijnt men daar niet te kenneü. Omdat
er in de café's geen muziek gemaakt mocht
worden was 'n klein deel der bevolking zeer
ontevreden en diea dag ontstonden telkens rel
letjes. De dorniné, de burgemeester, niemand
kon ongemoeid dien dag passeereD, zoodat de
veldwachter het idee kreeg dat 't wel revolutie
geleek.
Eenige dorpelingen maakten blijkbaar van die
gelegenheid gebruik om hou wrok tegen den
nachtwacht te koelen.
Het is dieu avond een hevig treffen geworden
toen café G. op de Markt vroeg gesloten werd,
omdat er tegen 't verbod in toch muziek ge
maakt was. Nachtwacht v. A. kwam in 't ge
drang, lag al spoedig op den grond, werd
getrapt en geslagen, terwijl van uit het zeer
opgewonden publiek aanmoedigende kreten weer
klonken als „sla 'm dood" enz.
Niet miuderdan 7 Poortvlieters moesten Maandag
voor den Politierechter te Breda terechtstaan,
met hun ^supporters" vuldeD zij de pabiieke
tribuue van het zittingzaaltje. Een hunner, vrouw
O. roerde zoodanig haar mond dat zij de zaal
uit moest en omdat zij daaraan geen gevolg gaf,
werd zij met den sterken arm buiten gezeti
haar echlgeuoot ging later op verlangen van
den Politierechter met minder moeite de zaal uit.
De verslagen politieman was als getuige aan
wezig met den Burgemeester van Poortvliet die
dien avond daar toevallig aanwezig was.
Na hun verhoor werden wegeus mishandeling
van een ambtenaar in functie veroordeeld twee
gebroeders O. en hun Deef O. Om deze laatste
jongeman was 't relletje aangekomen hun ooms
konden niet hebben dat neeflief uit de kroeg
gezet werdZij kregen alle drie f 35 boete
subs. 25 d. hechteuis.
Job. J. en H. K. die ook meededen in dit
dorpsgeveent, al ontkenden zij hun handen vnil
gemaakt te hebben, kregen dezelfde straf, even
als de broer van deze laatste J. K.de man
die aanraadde den Dachtwacht dood te slaan,
bekwam vcor z'o opruiïng dezelfde boete.
En vrouw K. geb. O. kreeg een straf van
f25 boete subs. 15 d. hechtenis omdat zij den
nachtwacht had gekrabd en geslaeen. Voor haar
onbehoorlijk optreden had de Off. van Justitie
eenzelfde straf gevraagd als voor de andere vecht
lustige Poortvlieters, maar de Politierechter deed
er f 10 af omdat baar man ook f35 te betalen
In 't geheel niet tevredeD met die sfraffea
gingen de verdachten met hun gevolg huistoe
niet onmogelijk dat zij in hooger beroep naar
't Bossche Hof gaan.
Aanrijding.
Voor de Arr. Rechtbank te Breda stond Don
derdag o. a. terecht de 39-jarige landbouwer
A. Tb. B., wonende te St. Philipsland, oindat
hij op 5 Februari j.1. te Steenbergen met z'q
auto op de Nieuwe Heydijk aldaar is aangereden
tegen de achterzijde van de autobas-Suykerboyk
die daar nit de garage links van den weg kwam
uitgereden, terwijl er ter plaatse voldoende ruimte
was om die bus behoorlijk rechts te passeeren.
Subsidiair werd B. ten laste gelegd dat hij
met zijn auto de linkerzijde van den weg hield,
terwijl zulks niet noodzakelijk was voor het uit
wijken bij het inhalen van motorrijtuigen, rij
wielen, andere rij- of voertuigen, rij- of trek
dieren of vee.
Er waren niet minder dan 7 getuigen gedag
vaard na hun verhoor verklaarde verklaarde
verdachte hoe hij probeerde bijtijds te stoppen,
maar door de gladheid van den weg links moest
passeeren om erger te voorkomen.
De Off. yan Justitie requireerde vernietiging
van het vonnis van den Kantonrechter eu ver
oordeeling tot een boete van f 15 subs. 5 d.
hechtenis.
Nadat verdachte nog had meegedeeld dat-ie
zich vau geen schuld bewust was, werd de uit
spraak bepaald over 14 dagen.
ONDERWIJS.
Oud-Vossemeer. In de betrekking voor onder
wijzer met verplichte hoofdakte is tot heden
nog niet voorzien zooals reeds gemeld kunnen
ook onderwijzers zouder hoofdakte in aanmerking
komen, indien niet voldoende sollicitanten met
hoofdakte zich aangeveD.
huwelijk met een man rao verschillend ras eD
verschillend geloof eD voor wieo je niets voelen
kunt, omdat je hem totaal niet keDt. Als ik geen
anderen uitweg zie, dan eou ik je graag heimelijk
wegvoeren en trouwen/'
„Maar wat zou oom ons een van beiden kannen
doen Ik ben toch nog in geen drie jaar meei-
derjarig."
„Nu, ik geloof ook wel, dat hij ons niets zou
doeD. En dat heimelijk trouweD, daar zouden
wij niet dan in het laatste geval toe moeten
overgaan. Schijnt Mr. Revill het nu voor een
aitgemaakte zaak te houden, dat je precies doet,
wat hij zegt en dien jongen Hindoe zult trouwen
„Ik geloof van welofschoon hij zegt, dat ik
er op mijn gemak over moet nadenken."
„Weet je wat wij dan kunnen doen? Mr. Revill
en mijn oom, Wallace Creswell,zijn oude vrienden.
Als je oom niet naar mij wil luisteren, misschien
dat hij dan wel den raad wil volgen van zijn
ouden vrieud. Na zal ik oom de heele zaak ver
tellen en ik zal mij laten leiden door wat b\j zegt."
„Maar dan rog niet, Hugh Laat ik eerst nog
eeDs probeeren, wat ik zei ve kaD uitrichten. Oom
heeft toch nog nooit iets onredelijks van mij
gevergd. Eo het doet mij ook zoo leed. om hem
teleur te stellen, want ik geloof niet, dat hij
zich den laatsteu tijd goed voel»,Hij heelt nog
THOLEN, 24 October 1930.
Uit de Oade Doos.
Steenen der Wet.
Iu gemeenteD, waar door de Ambachteheeren
voorheen het Hooge Recht werd uitgeoefend,
vindt of vond men uog oude herinneringen aan
dit recht. Aan het zoogenaamde Raadhuis te
Oud-Vossemeer, eveneens te Baarland in Zuid-
Beveland, aan den voorgevel van het zeer oude
stadhuis te Arnemuideu hingen twee zware
steenen, door een ijzeren ketting aan elkander
verbonden, welke deu schuldige als een juk oua
den hals werden geworpeo, en waarmee bij of
zij, anderen ten afschrik, ouder den spot en
schimp der menigte duor de gerechtsdienaars
werd voortgeleid en rondgevoerd. Deze outeerende
straf, het dragen der Steenen van de Wet ge-
beeteu en reeds in de 13e eeuw in zwang,
pas een specialist geraadpleegd, ofscboou hij daar
niets van weten wilde, toen ik er hem naar vroeg."
„Dit spijt mij ook zeer voor hein, Vida, en
toch mag je je eigen jong leven niet gehetl op
offeren om hèin. Vergeet ook niet, hoe je door
je bekentenis, dat je mij lief hebt, mij in werke
lijkheid het recht hebt gegeven, om je te be
schermen."
HOOFDSTUK IV.
Reyoold Revill had een vau de bedienden met
de boodschap naar ziju nichtje gezonden, dat hij
haar in de bibliotheek weosebte te spreken. Voor
het uiterlijk leek hij even kalm als altijd; toch
voelde hij zich zenuwachtig en gejaagd.
„U wenscht mij te spreken, oom vroeg Vida.
Er wa3 een soort waardigheid eu vastberaden
heid over haar, die Oom Reyoold het duidelijk be
wijs gaf, dathij niet langer meteen kind had te doen,
„Ja, lieve. Ga zitten. Me duukt, je hebt nu
ruimschoots den tijd gehad, om over het bewuste
onderwerp na te denken. Eu nu je al «enigszins
gewoon geraakt bent aan rniju voorstel, heb ik
alle hoop, dat ik vao je hooreu zal, hoe je er
je mee kunt vereeuigeu."
Het spijt mij, oom, maar het is mij toch een<
onmogelijkheid."
(Wordt vervolgd.)