IERSEKSCHE El THOOLSCHE COURANT Doorzittend Ef li m Vrijdag 10 Juli <925. Twee en veertigste jaargang A Firma J. M. C. POT J' 'tk Herhalingsoefeningen. en zoo De Zeeuwsche Polder n. i Waterschapsbond :n ofl dew Dit blad verschijnt eiken Vrijdagavond, er kwartaal f0,80 met Geïllustreerd Zondagsblad fl,876, franco per post f 1,65 -j- 10 ct. disp. kosten. UITGAVE Telef. Interc no. 16. IAdvertentiën van 1 tot 4 regels 75 cent; iedere regel meer 17cent. Grootte der letters naar plaatsruimte. BIJ abonnement aanmerkelijke prijsvermindering. PUBLICATIËN. N<3. ,ioa - rgemeeiter van Tholen roept de in het igeriregister dezer gemeente ingeschreven igers, hieronder vermeld, bij dezen op om i, ieder voor het achttr zgn naam aange- jdvsk krachtena art. 31, eerste lid, in ver- t art. 33 der Dienstplichtwet, voor herhalings- in in werkelijken dienst te kernen, ai Jansen, lichting 1918, 14e Regt. Infant 2e Comp. opk. 10 Sept. plaats van opk. Breda, lis Bakker, lichting 1922, 14 Regt. Infant, ie Comp. opk. 10 Sept plaats van opk. Breda, amen lichting 1922, aisvoren. oppe, lichting 1922, aisvoren. nes Leendert Deurloo lichting 1922, 14e Regt. ;i Bat. Ie Comp. opk. 21 Sept. pi. v. opk. Breda. Cornelii Deurloo lichting 1922, aisvoren. Quirijn van der Hoofd, lichting, aisvoren. my Moelker, lichting 1922, aisvoren. <ny Job Moeliker, lichting 1922, aisvoren. 3 Juli 1925. 23 het lust; >en bi dat u' it; opge l weer jpgew 52 DRANKWET. meester en Wethouders van Tholen brengen obare kennis, dat op 6 Juli 1925, b(j hen omen een verzoekschrift van C. C. Geluk, oep winkelier, wonende te Tholen, om ver voor den verkoop van sterken drank in het i de navolgende localiteitden winkel van ceel, kadastraal bekend gemeente Tholen, do. 1503, plaatselijk gemerkt No. 4, en aan de Hoogstraat aldaar. twee weken na de dagteekening dezer it de p han ieder tegen het verleenen van ^rganning schriftelijk bezwaren bij Burgemeester ïouders inbrengen. n, 9 Juli 1925. 16 9'r>' b1'9' een n'e' onvruohtbare propaganda- en*!ting hield te Tholen, heeft Zaterdag jl. aarvergadering gehouden in het hotel an Holland» vau den heer G. Polderman aartensdijk. •oriitter, de heer mr. P. Dieleman van Ibnrg opende de vergadering met een ran hartelijk welkom aan de aanwezigen, dit welkom niet onvermengd was, door juist ontvangen mededeeling, dat een waarmede de bezoekers uit Noord nd zich hadden opgemaakt voor deze ering, van den dijk nabij Woenedrecht Prnn "ec'en> ""'bij "1® eene de andere *r zwaar verwond werd. telijk welkom werd vooral toegeroepen ■ctie 11 heer Commiasaria der Koningin, die op rbied blijk geeft van groote belangstelling B> wat de provincie Zeeland aangaat. Ook Cai Ichepel, dia zoo welwillend was herwaarts UTII oea 'er behandeling van een hoogst be- onderwerp. Ook- het gemeentebestuur i i ■l"e plaats welkom op deze vergadering, \ntOl |e mr. „n Doseeldorp als vertegenwoordiger B886I 't Gedeputeerd college. MARI Bief. uitgaven van het onderhond aanzienlijk stijgen door het meerder auto-vervoer en het denkbeeld van den heer Wisse alleszins der overweging waard is om in studie te worden genomen. Door den heer A. van der Weijde van Zierikzee werd eene uitvoerige verhandeling gegeven vaa de lotgevallen van het Waterschap Scherpenisse en Westkerke, waaraan we om der belangrijkheid wille een afzonderlijke plaats in ona blad zullen geven. De heer Van der Weijde had van de ver gadering een warm applaus in ontvangst te nemen als dank voor zijne diepe navorsching van de geschiedenis van dit waterschap, die ook door zijne uitgebreide kennis van het waterschaps wezen, blijkt een goede Zeeuw te zijn. De heer J. Oudesluijs, voorzitter van het calamiteuze waterschap Scherpenisse, bracht den heer Van der Weijde eveneens hartelijk dank, ook namens het waterschapsbestuur, voor zijne verhandeling nopens de waterkeering die hij de eer heeft te vertegenwoordigen. Daarna werd het woord gegeven aan den heer mr. Schepel, raadsheer in den Hoogen Raad, die in een breed gedocumenteerd jurisch betoog de wettelijke bevoegdheden der Waterschapsbestoren uiteenzette in verband ook met beschadiging van waterschapswerken. Bij strandingen van zeeschepen die schade aan oeververdedigingswerken veroorzaken is het moeilijk geweest om de schade vergoed te krij gen. Nu is daarin eene verbetering gekomen door eene internationale regeling, waarbij ver schillende zeevarende natiën eene uniforme wet geving hebben ingevoerd ter zake van beschadiging bij aanvaring en stranding. Voor zoover niet van overmacht kan sprake zijn, is het voor een waterschapsbestuur voldoende dat het bewijzen kau dat er schade is geledeD. De bewijslast der schuldvraag is daardoor omgekeerd. bij Wielrijders, W een door de zon verschroeide Huid, Schrijnen en Smetten,verzacht en geneest men met p y DO Sb Bij Apoth.en Drogisten 82764 en gij 16 88 isT P' im koopt MIJN fl fra Br is twijfel gerezen over de omstandigheid, dat een polderbestuur bepalingen te dezer zake zou mogen maken, omdat men meent, dat, hetgeen reeds in het algemeen is bepaald, niet nog afzonderlijk door een bestaur of corporatie van lagere orde kan gereglementeerd worden. Maar mr. Schepel moest die meening bestrijden, daar de praktijk zoo vaak doet zien, dat het eene lichaam eene verordening en verbodsbepaling in het leven roept om déze reden en een ander van gelijke strekking om een andere reden. Is het dan zalk eene onbillijkheid dat een polderbestuur, hetwelk vau de scheepvaart geen voordeel heeft, maatregelen neemt tot vergoeding bij het toebrengen van schade aan zijne werken, waar de staat, die bij de scheepvaart wel voordeel heeft, dit niettemin doet? Geenszins toch. Zoo'n polderbestuur maakt enkel gebruik van de be voegdheid die hem volgent het keorrecht wordt gegeven. Het it i% begrijpen, dat mr. Schepel een welverdiend woord van dank van den voorzitter in ontvangst had te nemen, terwijl de vergadering door haar warm applaus den gevierden spreker hartelijk dank bracht voor zijne actuëele inleiding. No ook op het programma nog stond vermeld een bezoek aan het stoomgemaal van het water schap St-Maartensdijk, had de heer B. J. van Oost, waterbouwkundige bij dat waterschap, de verdienste om den aanwezigen een kort overzicht aan te bieden van den waterafvoer en het huidige middel dat daartoe wordt gebezigd. Behalve een strijd van buiten heeft een water schap ook een strijd van binnen te voeren om het overtollige binnenwater af te voereD. In dien laatstbedoelden strijd hebben onze polders rnim hun deel gehad, omdat lange, niet diep te houden gealeu het water buitendijks moesten afvoeren. Zelfs in het begio der 18e eeuw, toen overal volgeus het voortreffelijk werk van den heer A. Hollestelle reeds zooveel tot verbetering der waterwegen binnendijks verricht was, stond het met de suatie nog zoo treurig geschapen, dat de lauden schier niet meer geschikt waren tot bebouwing. De zeesluis was in 1718 wegens de opslibbing der haven eeu 7 8 jaar buiten werking geweest. De helft vau de oppervlakte stond tot laat in het Dajaar onder water en de meeste wegen vloeiden maanden achtereen 1 2 voet onder. De sluis van den Noordpolder, waardoor nog eenigen afvoer kon plaats hebben, moest ten gevolge van gedurige verzanding ook niet zelden met geweld geopend worden, terwijl hare diepte ook geenszins naar den lagen bodem van dezen polder was aangelegd. Uitgebreide strookeD, nu weiland, vormden niets dan rietvelden of moerassen. Alleen de meest verheven strook grond in den polder waren tot teling van vruchten ge schikt. In 1675 is in dien toestand verandering ge komen door het stichten van een schepradmolen (ter plaatse waar het tegenwoordige geslacht den molen heeft weten te staan). Met dezen molen jerd het binnenwater van de vier polders Oude- land, Middelland, Noord en Uiterst Nieuwland opgemalen in een omkaden boezem, waaruit het door de sluis in den Plaimpot werd afgevoerd. Groot was de verandering die uit dezen ver beterden waterafvoer voortvloeide. Streken, voor heen niets dan waterpoelen, werden iu grazig weiland herschapen, terwijl menig weiland thans tot voordeel van den bezitter, als bouwland kon worden gebruikt. Ongeveer een eeuw schijnt de kapitale, kloeke watermolen vrijwel aan de toenmalige eischen te hebben beantwoord. Doch in 1869 werd een commissie benoemd tot het instellen van een onderzoek naar de stichting van een stoomge maal. Blijkbaar zonder gunstig resultaat want de verbetering in de bemaling bleef uit. In 1881 werd de waterafvoer opnieuw ter sprake gebracht die leidde op den weg tot een mechanische drijving van het scheprad. Deze verandering bleef evenwel uit, doch eenige andere technische aangebrachte wijzigingen zijn zeer geroemd ge worden als eene beduidende verbetering. Het onder water staan van wegen kwam bij vroeger vergeleken, zoo goed als niet meer voor. De voldaanheid was evenwel weder niet blij vend. De landbouw, tot hoogere ontwikkeling komend, duldde kwalijk de hooge waterstanden die bij zwaren regenval, windstilte, korte sluis- gang en het gesloten blijwen van de sluis bij sterke N. W. winden toob Dog te dikwijls voor kwamen. De groote regenval in drie achtereen volgende dagen in April 1903 gaf aanleiding tot nadere beschouwingen naar een verbeterde bemaling die eindelijk tot oplossiog kwam door in 1910 een zuiggasmotor in het molengebouw te plaatsen tot drijving van het scheprad. Ook dit was een aanzienlijke verbetering, omdat men nu, onafhaofceiyk van den wind malen kon als daartoe noodzakelijkheid bestond. Wel bleef het bezwaar bestaan^ dat bij N.W. storm en zware regens de volgeraalen boezem door de sluis ge durende enkele dagen niet kou aftappen. Dit bezwaar, dat alleeu met groote kosten uit den weg was te ruimen, werd, bij het streven naar hooger opbreDgst der landen en bij stijgende welvaart, hoe langer zoo meer een doorn in het oog, in hel bijzonder van deu tegenwoordigen dijkgraaf, die met taaie volharding heeft aange stuurd op wat nu is verkregen. Achter de sluis is een nieuw gemaal gebouwd, hetwelk in 1922 in werking werd gesteld. Twee Dieselmotoren, elk van 60 P.K. voeren het polderwater met behulp van twee centrifugaalpompen door de sluis naar buiten tot zelfs bij een waterstand van hoogwaterpeil. Het waterverzet per minuut bedraagt van elke pomp bij 0.50 M. opvoer- hoogte 81 M3. en bij 3.50 M. opvoerhoogte 45 M3. In den regel wordt tot 2.50 M. hoogte gemalen waarbij een watervarzet van 62 M3. plaats heeft. De nieuwe bemaling voldoet ruim schoots voor de 1640 H.A. schotbare oppervlakte zoo is, bijna de volmaaktheid bereikt, mits Het behoeft nauwelijks gezegd dat de geachte spreker de volle instemming der vergadering mocht verwerven. Na afloop der vergadering werd gemeenschap pelijk geluncht in *de Gouden Leeuw". De Commissaris der Koningin bracht hulde aan de groote werkkracht van den voorzitter mr. Dieleman, die op velerlei gebied een groote stuwkracht is. Maar ook verdient groote waar deering de rustelooze arbeid van den heer Van der Weijde in het belang van het»'Waterschaps terrein. De vice-voorzitter, de heer P. Dumon Tak, wijdde een dronk aan den goeden afliop van het ongeval, den Bevelanders overkomeü. De burgemeester van St-Maartensdijk, de beer J. Polderman, stelde het op prijs dat zijne ge meente de eer was aangedaan om deze vergadering hier te houden. Hij sprak den weuech uit, dat de bond in bloei mocht toenemen, opdat in ruime mate zal kunnen worden geprofiteerd van d&t onderdeel van het doel van den Bond, waarbg gemeenschappelijke aankoop is begrepen. De heer Van der Weijde deelde namens do commissie, belast met het onderzoek naar de gevolgen van mossclcultunr op de vooroevers, mede, dat zij weldra zaad zal kunnen toezenden tot het nemen vau een proef. Daarna werd een bezoek gebracht aan het stoomgemaal, om vervolgens per auto over Sia- venisse, St-Annalaüd, Poortvliet en Scherpenisse naar Gorishoek te rijden, ter bezichtiging van de verdedigingswerken aan den oever vau het waterschap Scherpenisse. In het vergaderlokaal werden de bezoekers ontvangen door het bestuur en riep de heer J. Oudesluijs, onder het aanbieden eener ver- verscbiog, hen het welkom toe. Vervolgens werden de auto's weder bestegen en onderling afscheid genomen, daar hier de stoet ontbonden geacht werd en ieder huiswaarts toog, wel voldaan over den goed geslaagden dag. BUITENLAND. voortdurende zorg besteed wordt aan de toelei ding van het water naar bet gemaal. Het grasveld van den boezem tot niets meer not voor de waterbemaling is verkocht en de omkading grootendeels geslecht. De watermolen eenmaal als afdoend voor de waterlossing begroet en destijds eeüe verbetering brengend, grooter dan thans, is in sloopershanden gevallen en moest, na 164 jaar dienst plaats maken voor de moderne middelen van kracht en wateropvoer. Tot dat ook deze als verouderd en van te inge wikkelde samenstelling wellicht zullen moeten verdwijnen. De heer van Oost had eveneens de dank van den voorzitter en van de vergadering in ont vangst te nemen. De Commissaris der Koningiu achtte het een groot voorrecht om ook in deze vergadering tegenwoordig te kunnen zgn en hulde te brengen aan den groei van dezen bond. Hij beschouwt het als een joDgen die nog in de kinderjaren is, en zich langzamerhand ontwikkelt. Hij heeft evenwel een goed hoofd, dat deugdelijke adviezen geeft die steeds waardevol zijn, en aan elk der verschillende onderdeelen volle aandacht kan worden gewijd. Ondanks zijne goede ontwikkeling heeft de waterschapsbond een gebrek, nam. te korte beenen. Hij beweegt zich gemakkelijk op Wal cheren en de beide Bevelanden, maar op Tholen kan hij nog niet komen, zelfs niet van St-Maar- teusdijk tot Poortvliet. Tot Schouwen reikt hij zeker niet en in Zeeuwsch-Vlaanderen is hij evenzeer nog een vrijwel onbekende en kan er feitelijk nog nergens een voet zetten. Toch verdient hij, dat hij zoover mogelijk wordt uitge breid en spreekt de hoop uil, dat alle water schappén in Zeeland als lid zullen toetreden. Frankrijk is door Engeland laogs den weg van een diplomatieke nota herinnerd aan de schuld die het bij zijn entente-collega oog loopende heeft. Nu was Frankrijk dit niet ver geten. Alleen waren de onderhandelingen er over opgeschort en kunnen hervat worden. In Engeland is destijds door de regeering 600 millioen pond sterling geleend tegeu vijf procent ten behoeve van Frankrijk, waarvan de rente 30 millioen pond bedraagt, die door den Engelschen belastingbetaler zijn opgebracht. Nu vraagt Engeland niet uitsluitend van Frankrijk, maar ook van Duitschlaod, Italië en de overige Staten samen te betalen het meerdere wat het aan Amerika moet betalen dan het zelf van die landen heeft te vorderen. Op het oogenblik bedraagt dit 83 millioen dollars, waarvan Duitschland jaarlijks 9 millioen stort, zoodat voor de overigen 24 millioen te betalen blijft. Als nu Frankrijk daarin.20 millioen zou bijdragen, dan is dat nog slechts het twee derde van hetgeen het in werkelijkheid verplicht is, terwijl een zeker deel van de herstelpenuingen ongetwijfeld kan dienen tot het inlossen van die schuld. Toch verwacht men dat Frankrijk eene ver zachtende behandeling zal vragen tot de verdere daling van den franc zal zijn gestuit. Maarook Amerika moet worden tevreden gesteld, zoodat de positie van Frankrijk alles behalve benijdens waardig is. Ook in Marokko niet, waar het evenmin fortuinlijk voor Frankrijk gaat. Zoowel de ongunstige financiëele toestand des lands als de druk dien de socialisten op den minister-president Painlevé uitoefenen zijn oor zaak, dat de regeering liefst zoo spoedig mogelijk een eind zoo willen maken aan dit onverkwik kelijke krijgsbedrijf. Er hebben zelfs geruchten geloopen van het aanbieden van vredesvoorstellen, maar aan de andere zijde wordt het weer tegen gesproken. Nu is het verspreiden van dergelijke tendentieuze berichten altijd gevaarlijk. Want de tegenstander ziet, hetzij ze groDd van waar heid bevatten of niet of slechts proefballonnetjes zijn, er een soort van zwakheid ia van de strijdende partij en wakkert hem mitsdien tot meerdere activiteit aan. Alleen een krachtig offensief van Fransche zijde met eeu geduchte legermacht dan waar over de bevelhebber nu beschikt, zou indruk kunnen maken. Maar naar oud Europeesch ge bruik verbeuzelt men den tijd met confereeren en is Frankrijk het wel eens geworden roet Spanje over de blokkeeriDg van de kust tot beteugeliug van den sluikhandel in wapens, maar over de militaire samenwerking redekavelt men blijkbaar tot nu toe zonder succes. BINNENLAND. Naar aanleiding van enkele vragen door den heer mr. J. Adriaanse gericht tot Gedepu teerde Staten onzer provincie inzake het verdrag met België heeft dit college geantwoord, dat het

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1925 | | pagina 1