N®. 818. Zaterdag 23 Februari 1901. Achttiende jaargang. EN J. B. Ce POT, Het sprookje van het Koningskind. EEÏÏJllETOB. TWEE BROEDERS. Publicatie n. BINNENLAND. IERSEKSCHE THOOLSGHE COURANT, iteilM, piijl au ia ttluin aai oesterleelt, luiten, enz. ke" en 11 m. Bit blad verschijnt eiken Zaterdag. Prijs per 8 maanden, franco per post 65 cents. Yoor het buitenland 90 cents. Ingezeaisa stukken, enz. worden uiterlijk eg DONDERDAGAVOND Ingewacht aan het bureau te T h o I e n ol vóór DONDERDAGMIDDAG hl) onzen medewerker te lerseke. UITGEVER: Tboliv. Advertentiënvan 1 tot 4 regels 40 cents; iedere regel meer 10 cents; groote letters naar plaatsruimte. Elk» advertentie, 3 maal ter plaatsing opgegeven, wordt sleehts 2 maal in rekening gebracht. Bij dit nummer behoort een bijvoegsel. n Burgemeester en Wethouders van Tholen brengen, ingevolge art. 83 der algeineene politie-verordening, ter kennis van de ingezetenen dezer gemeente, dat S het vervoer van secreetmest kan plaats hebben ge il durende den nacht van Woensdag 27 op Donderdag 28 Februari. Donderdag 28 Febr. op Vrijdag 1 Maart. Vrijdag 1 op Zaterdag 2 Maart. Tholen, 23 Februari 1901. Burgemeester en Wethouders voornoemd, 1 M. G. VAN STAPELK, Burgemeester. l\ LABAN, Secretaris. Daar was er eens zoo begint ieder sprookje en daar ik u heden het sprookje van het koningskind wensch te vertellen verzoek ik u mij uwe welwillende aandacht te schenken. Welnu, daar was er eens een grijze koning, wiens voorvaderen tot in de grijze oudheid vorsten waren geweest van grooten naam en grooten roein, en altijd en overal genoemd als Ie ridders van deugd en van eer, die de rechten van hun volk en de vrijheden des lands hand haafden en verdedigden tegen de groote machten der wereld, de overweldigers en onderdrukkers, en wier naam daarom gevreesd en beroemd was. Zij stonden bekend als verstandig en beleid vol, als bekwame veld-oversten en steden- bedwingers, als wijze vorsten. En die grijze koning telde onder zijne voor vaderen een, die keizer geweest was over het blonde volk der bergen, een die de vader des vaderlands genoemd werd en die met zijn dood de vrijheid des lands had gekocht. En daar waren nog velen, de een groot in den strijd om de onafhankelijkheid des lands, de ander beroemd om zijn deugden en weer een die de teugels van het geheele werelddeel in handen had gehad en wiens onaanzienlijke, zwakke postuur zwaarder woog in de politieke schaal dan het geheele gewicht van den tnach- tigsteu en schilterendsten vorst van zijn tijd en die daarom zelfs de zonnekoning genoemd werd. Hij zelf, die oude grijze koning, was een vredevorst geweest, zijn geheele leven lang, en hij had zijn volk zien groeien en bloeien en wijs worden en groot in handel en nijverheid, en 't was hem goed, al de dagen zijnor grijs heid de hulde en liefde zijns volks te mogen ontvangen en te mogen genieten. En een groot voorrecht was het hem dat, terwijl al de vorsten der hem omringende volkeren met angst en vreeze op hunne tronen zetelden, steeds beducht voor hun leven en die helaas maar al te vaak als offers van hun rustig en volkomen zijn onderdanen kon hoogen rang vielen, hij veilig te midden van verkeeren. Toch bleel ook hij niet gespaard van huiselijk leed. De genius des doods ging evenmin zijn drempel voorbij, als hij dat bij een der ster velingen doet. En zoo ontvielen aan den grijzen vorst zijne wijze en verstandige vrouw en zijn beide zoons en achtereenvolgens al de leden van zijn familie. Somber werden de gerimpelde trekken van den koning die, oud en norsch, alleen overbleef van zijn gansch geslacht, als de laatste. Maar toch was de zon van zijn geluk nog niet voor altoos ondergegaan, want toen de zorgen hem overstelpten en het geschreven scheen in het boek van het noodlot, dat met hem zijn roem ruchtig huis zou uitsterven, toen kwam de goede (ee, die belast was met de zorg voor het welzijn van dat oude stamhuis en bereidde voor den grijzen vorst een liefdedrank, cn de liefde streelde opnieuw zijne zonne en hij koos zich eene nieuwe vrouw. En hun huwelijkssponde werd gezegend met een liet blond dochterken, dat schoon opgroeide en de lust harer ouders werd. Alt 't kindje binnenkomt, juicht heel het huisgezin. Men haalt het met een lachje en zoete woordjes in. Het schitteren van zgn oog deelt aan elks oog zich mede, En 't rimplendst voorhoofd klaart voor d'aanbiik op, Van !tvroolijk aangezicht, met iedereen in vrede. Zoo giug het met de jonggeborene. Het jeugdige leven wekte den levenslust. Het on schuldig gelaat verdreef de nevelen voor vorst en volk. Vaderland en koning zagen neer op 'tkindeke, van nu af kroonprinses. Maar eindelijk werd ook de grijze koning verzameld bij zijn voorvaderen. En in zijne plaats werd het blonde meisje koningin. En al het volk had haar lief, omdat zij de eenig overgeblevene was van dien ganschen stam van helden, en men eerde in haar de na gedachtenis van den grooten ouden stamvader, die de vader des vaderlands geweest was, en men stelde al zijne hoop op haar, de teere en zwakke spruit van dat oude koningsgeslacht. En de goede koningsweduwe waakte over het jouge koninginnetje en voedde het op met zorg, opdat het eenmaal, als het groot zou zijn, het land goed en wijs zou kunnen regeeren. Eu als in de schemering een oude bard de snaren tokkelde, dan zong al het volk van liet sprookje van de koningsvrouw Er wal een grijze koning, Die heerschte in het land bij de zee. Hy reed daarheen, waar de bergen zijn, Daar woont er zoo menig lief tnaagdelijn, En hij bracht een jong bruideken mee, Hg bracht een jong bruideken mee Die oude, grjjze koning, Hij werd zoo tnat, hij werd zoo krank, Aan 'I leger lachte 't dochterkijn Uit het Duitseh. Praohtig was de zon boven de kitnme Verrezen. Hare stralen, door geen mist of nevel belemmerd, verguldden den oostelijken horizon. Het was een van die schoone en verkwikkende morgens, die men alleen in de tropen kent en die gewoonlijk de brandende zonnehitte vooraf gaan. De stadbewoners waren allen reeds op en verlustigden zich in de frissche zeekoelte, die over de stad woei, of wandelden onder de oranjelanen langs den weg en ademden met volle teugen den heerlijken geur van den rijken bloesem, die aan de takken hing of op den grond verspreid lag. Onder de talrijke wande laars, die zich in meerderen of minderen spoed bewogen, waren twee jonge meisjes. Zij droegen een mand op het dikke wollige haar, welks bodemmet bloemen bedekt wee. Het waren En de vrouwe, zij reikte hem medicgn, Veel dagen en mianden lank, Veel dagen en maanden lank 1 Doe atierf de grjjze koning, 't Was by zijn open graf, Dat met een kus de vorstenvrouw Den ichepter van goud, omfloerat van rouw, Aan 't blozende dochterkijn gaf. Hel dochterken gaf den gouden, (den zwaren schepter haar weer. Ach moeder, zei ze, dat gij hem bewaar Voor ik groot zal zijn, komt nog menig jaar, Ik ben nog zoo jong en zoo teer. Doe heerschte de koninginne Al over het land bij de zee Kn het zeevolk zingtJa, dat blonde kind Het wordt er zoo vurig door ons bemind Maar wij minnen de koningsvrouw mee, Wij zweren dat blonde koningskind De trouwe in vreugde en in wee. Maar de bruid uit het land, waar de bergen zijn, De koningsvrouwe, zoo tier en zoo rein, Zij heeft er gevangen ons hart. Wy zweren dat blonde koningskind, De trouwe in vreugde en in smart. De koningsvrouwe, zoo fier en zoo rein, Zy heeft er gevangen ons hart jV. Fd. Ct. (Wordt vervolgd). twee slavinnen, die bloemen vroegen voor hun meesteres, omdat zij de bruid was, en dit werd hun nergens geweigerd, want bloemen geeft men in Indië voor een goed woord. Luchtig liepen zij over het mulle schulpzand, waarmede de onbestrate wegen zijn bedekt en de vroolijke lach deed vermoeden dat zij in een feestelijke stemming waren. Zoo zetten zij van huis tot huis hun bedeltocht voort en plunderden de tuinen leeg voor het huwelijksfeest van hare meesteres met den administrateur Pervan. Bij den hoofdambtenaar, den vader der bruid was alles ook reeds druk in de weer. De bedienden schikten de meubels en brachten alles in gereed heid voor de receptie ter gelegenheid van liet huwe lijk van de eenige dochter des huizes. De laatste hand werd gelegd aan het groenen der zaal versche oranje-bloesems werden in de guirlandes gestoken van een troon, waarop het bruidspaar zou geplaatst worden, terwijl de vader der bruid met welgevallen op het werk zag, en zijn bevelen gaf, terwijl hij de zaal op en neer wandelde. Hij gevoelde zich gelukkig, nu zijn dochter, die wel schoon, maar niet bemind was, om haat onuitstaanbare trotsch, eindelijk een Bij Min. beschikking is benoemd tot verifi cateur bij 's Rijks directe belasting, enz. de heer C. W. van Stapeie, van Tholen. Bij de werken aan den provincialen steiger van het Catsche veer is tot opzichter benoemd de heer M. Moerland te Stavenissc. Het nieuwe jaar heeft zich voor de rijks middelen weer goed ingezet. Over Januari is 36.900 gld. meer ontvangen dan in 1900. Tweede Kamer. Gelijk men weet heelt de regeering een wetsvoor stel tot wijziging der wet op het lager onderwijs aangeboden, waarbij o. a. de onderwijzerstraktementen verbeterd worden door 4 verplichte verhoogingen, telkens met f 50.1 100.voor het verkrijgen der hoofdakte en 1 200.voor de verplichte hootdaktc. Om de gemeenten in die hoogere uitgaven tegemoet te komen, wordt de rykstoelage met 1 60,voor ieder hoofd ol ander onderwijzer verhougd. Er wordt nu gevreesd, en zeker niet ten onrechte, dat om die verboogingen van 1 50,te ontgaan, tusschen de gemeenten een jacht op jonge onder- w ijzers en hoofden zal ontstaan, die tot wanverhoudingen aanleiding zal geven en het onderwijs tot schade zal strekken. Als ergens een onderwijzersvacature ontstaat, zal het gemeentebestuur in den regel zich aan het nieuwe wettig minimum van f 500,houden (wat nu ook al de algemeene markt is.), dus door de wet niet op hooger kosten komen. Maar tot heden kreeg het slechts 1200,(voor scholen beneden 90 leerlingen zelfs maar f 150,vergoeding van het rijk, voortaan 1 260,dus 60 of 110 gld. meer. Geen onaardig man veroverd had, die ia alles aaa haar eischen scheen te voldoen. Weldra verscheen de bruidegom die den vader hartelijk, de hand drukte, en zijn bruid die juist de zaai binnentrad met een kus verwel komde. Toch was de uitdrukking van zijn gelaat niet in overeenstemming met deze hartelijke begroetiug. Er lag een waas van weemoed op zijn gelaat, en in zijn zachte bewegelijke oogen weerspiegelde zich een zwak gemoed. Geen wilskracht sprak daaruit. Wie daarentegen den vurigen blik en de trotsche houding van de bruid aanschouwde, wie de koelheid had opgemerkt waarmee zij haar aanstaanden echtgenoot be handelde, kon gemakkelijk voorspellen dat het niet altijd rooskleurig in de echtelijke woning zou zijn. Eindelijk was het uur verschenen waarop het bruidspaar zich naar de kerk begaf voor de inzegening. Zij werden begeleid door den vader der bruid en eenige familieleden. Slavinuen, rijkelijk uitgedost met allerlei sieraden harer meesteres, droegen de sleep van het kanten bruidskleed, terwijl twee bedienden ter weers zijden van het bruidspaar gingen om het met buitenkansje voor een arm of schriel gemeentebestuur. Dit kan een overmatige vermeerdering van het onder wijzerspersoneel in de naaste toekomst ten gevolge hebben, immers de aankomelingen kunnen verzekerd zijn, dat zij vóór andere onderwijzers zullen uitver koren worden. De regeering wil de studie door de verhooging van f 100,aanmoedigen, maar het zou ons niet verwonderen, als er gemeentebesturen zullen zijn, die b«j benoemingen de minder vluggen of yve- rigen er uit pikten. Zoo zullen onderwijzers met rijper ervaring en meer studie zoo lang mogelijk achter de bank gehouden worden, zeer ten nadeele van het onderwijs natuurlijk. Dit zeker niet uit de lucht gegrepen bezwaar kan, althans ten deele, uil den weg geruimd worden. In de memorie van toelichting bg het wetsontwerp verklaart de regeering, hoe zij aan die f 60 ver hooging van toelage gekomen is. Zij heeft zich voorgesteld, dat het rijk de helft der 5-jaarlijksche verhoogingen en van die voor de onverplichte hoofd akte zal dragen, de andere helft komt ten laste der gemeenten. Doch in plaats van die halve ver hoogingen, respectievelijk 25, 50, 75, 100 en 50 gld., uit te betalen volgens het werkelyk getal onder- wgzers, die in de termen dier verhooging vallen, heeft de regeering het totaal gel y kei ijk over de onderwijzers omgeslagen, en zoo krijgen dan de gemeenten f 60 meer voor ieder onderwyzer zonder onderscheid. In deze regeling nu steekt, voor zoover wij kunnen inzien, geen voordeel dan een eenvoudige verrekening mef de gemeenten. Werden de halve verhoogingen volgens de werkelijkheid vergoed, dan zou het voor deeltje bij de aanstelling van een zeer jong onder wgzer vervallen, maar voor oudere onderwijzers zou de gemeente meer krijgen. Zoo bleef het evenwicht beter bewaard. Voor een onderwgzer met meer dan 20 dienstjaren en niet-verplichte hoofdakte werd dnn f150,vergoed, en nu maar f60,Zoo'n onder wgzer kost nu de gemeente f 240,boven het minimum, dan maar f 150,Zoo verminderde het bezwaar om een onderwgzer met meer dienstjaren aan te stellen. Maar al verviel daardoor de jacht op zeer jonge onderwgzers niet, zoo komt ons toch de vergoeding naar de werkelijkheid rationeeler voor, daar de druk voor de gemeente er gelijkmatiger door werd. Er zullen gemeenten zgn, voor welke de verhoogde toelage van f60,per onderwgzer aanvankelijk een voordeel is, maar dit vermindert, vooral bij geringe mutatie van personeel, gaandeweg, en kan ten plotte een groot nadeel worden. Voor andere gemeenten zal het tegenovergestelde het geval zgn. Het zou ons niet verwonderen dat de Tweede Kamer wijziging in den aangegeven zin voorstelde. O, i. verdient dit althans ernstige overweging. De bepaling, dat voor de 5-jaarlyksche ver hoogingen der hoofden, alleen de dienstjaren als zoodanig meetellen, staat ook de bevordering van verdienstelijke onderwijzers in den weg en kan tot dwaze verhouding aanleiding geven. Daardoor zal men bg de benoeming van hoofden er op uit zgn onderwijzers te benoemen, die nog niet als hoofd werkzaam zijn geweesi. Dan behoeft men slechts 1 750 te betalen. En dan kan daarnaast een onder wijzer met verplichte hoofdakte en 20 of meer dienst jaren slaan, die dus 1900 verdient. Zoo'n onder wgzer zal het niet licht in het hoofd krijgen om naar het hoofdschap te dingen, want hg zou er aanvankelgk althans, niet mee vooruitgaan, of, als groote zonneschermen tegen de felle hitte te vrijwaren. Een aanzienlijke schare genoodigden en nieuws gierigen in de kerk was saamgekoineu, en eene menigte uit den vrijen burgerstand en de slaven bevolking had zich bij het kerkportaal ver zameld, om de rijke kleeding der bruid te bewonderen en stof voor een gezellig praatje op te doen. O De bedrijvigheid en opgewektheid van dit tooncel vormden een scherp contrast met de sombere stilte in een der achterbuurten. Daar stond te midden van andere kleine woningen, een huisje op eeu vrij groote plek grouds. Een oude negerin, op een laag houten bankje gezeten, was bezig het turksch koren dat op het erf wies, van onkruid te zuiveren. Van tijd tot tijd keek ze op naar eene jonge schoone vrouw van gemengd ras, die tegen de deurstijl geleund, aan een hevige smart ten prooi scheen. De oude loosde een zucht en schudde het hoofd, als ware haar die smart onverklaarbaar. Inderdaad, wie ingewijd was in liet samenstel der maatschappij waarin zij leefde, kon deze gewaarwording van Ninetta'ö moeder niet be*

Krantenbank Zeeland

Ierseksche en Thoolsche Courant | 1901 | | pagina 1