ncfflii, ïBwjji au ia btlaipi ra oestertedt, Mom, n.
N°. 812.
Zaterdag 12 Januari 1901.
Achttiende jaargang.
EN
Een reisavontuur.
J.
M. C. POT,
WERELDVREDE.
BINJiE.NLAND.
Van onze berichtgevers.
EEUILLETQH.
//Welke zonden heeft zij wel te belijden f"
Rl-
85
IERSEKSCHE
THOOLSGHE COURANT,
Dit blad verschijnt eiken Zaterdag.
Prijs per 8 maanden, franco per post 65 cents.
Voor het buitenland 90 cents.
Ingtzoadan stukken, enz. worden uiterlijk op DONDERDAGAVOND Ingewacht aan
het bureau te T h o I e n ol vóór DONDERDAGMIDDAG bij onzen medewerker te lerteke.
UITGEVER:
Teolih.
Advertentiënvan 1 tot 4 regels 40 cents; ieder» regel meer
10 cents; groote letters naar plaatsruimte.
Elk» advertentie, 3 maal ter plaatsing opgegeven, wordt sleohte
2 maal in rekening gebraoht.
Naar de lezing van den heer Nonhebel.
L
Er waren eens twee geburen, die langen tijd
leer eendrachtig geleefd hadden. Doch op
lekeren dag begon een hunner den ander zonder
goede redenen te wantrouwen en veiligheids
halve wapende hij zich met een stok. Toen de
ander dat zag deed hij hetzelfde. Dit gaf den
eersten weer aanleiding zich van een krachtiger
wapen te voorzien en zoo kwam hij er toe zich
achtereenvolgens een mes, een sabel, een re
volver en een geweer aan te schaffen, en dit
alles deed zijn buurman hem na. De goede
verstandhouding was natuurlijk voor goed
verdwenen, en de onstaue wedcrzijdsche wrok
ging op de kinderen over, die eveneens ge
wapend werden. Daar al die wapens geld
kostten, moesten de ouders hun gezinnen vaak
het noodige onthouden en schulden maken was
het eind van het lied.
Ziet, zoo dwaas als die beide mannen, zoo
dwaas doen de regeeringen. Door de volkeren
van top tot teen te wapenen en van steeds
moordender en duurder wapentuig te voorzien
hoopen zij een berg van schulden op, waar geen
doorkomen meer aan is. Maar geen nood I na
ons de zondvloed! Er is een gemakkelijk red
middel rente en aflossing voor rekening van
het nageslacht 1 Zoo worden millioenen, neen,
honderd millioenen vermorst.
Hoe lang zal dat nog duren Ja hoe lang I
Maar de oogen beginnen langzamerhand open
te gaan. Het wordt tijd, dat de volkeren zich
de oorlogen niet langer laten opdringen en het
den machtigen der aarde toeroepen tot hiertoe
en niet verder I Het laatste jaar heeft ons
opnieuw al de akeligheid en beestachtigheid van
den oorlog blootgesteld. De nieuwsbladen zijn
vol geweest van de ellende in Zuid-Afrika, op
de Philippijnen en in China geleden. En het
treurigste is, dat de oorlog ons zoo verdierlijkt.
Wij verheugen ons als wij lezen, dat de En-
gelschen weer zooveel dooden hadden, maar wij
bedenken niet, hoeveel honderden in rouw
gedompeld worden over het verlies van een
vader of zoon of broeder. Een vader doet al
wat in zijn vermogen is om zijn kind, als het
op het ziekbed ligt, van den dood te redden,
en wie nooit bidden leerde, werpt zich op de
knieën en schreeuwt het uitO God, die al
machtig zijt, red mijn kind 1 Maar als de
oorlog woedt, wordt de engel der ontferming
in ons doodgetrapt en weet het dier in ons bij
het ruiken van zooveel bloed zijn beestachtige
natuur niet meer te bedwingen.
Wie heelt toch de stelling verzonnen, dat
voortdurende vrede verslapt en verweekelijkt
en zedenverval ten gevolge heelt, evenals stil
staand water vervuilt Het lev.en biedt zonder
den verfoeilijken oorlog strijd genoeg aan die
krachtig maakt. Wij danken voor een kracht,
wij walgen van een stelsel, dat leeft in bloed
en vuur, in gruwel en ellende, in gedrochtelijke
ontzedelijking en verdierlijking en dat voort-
leven zal, tot het stikt in zijn eigen afschuwelijk
heid.
Het barbarisme van heden dat in zijn waanzin
nog spreekt van een optrekken met God voor
koning en vaderland, moet plaats maken voor
het humanisme, in welks banier de leuze der
algemeene broederliefde geschreven staat.
Wij moeten oorlog voeren alleen tegen den
oorlog, met geestelijke wapenen, wij moeten
onzen kinderen leeren alle menschen lief te
hebben en dit ook prediken, ieder voor zich in
zijne omgeving. Het woord vaderlandsliefde in
den tot heden meest gebruikelijken zin, moet
afgekeurd worden, omdat het zoo licht tot
vreemdelingenhaat aanleiding geeft. Jezus heeft
zijn hoorders nooit bevolen alleen lief te hebben
wie binnen Palestina's grenzen woonden, hij
heeft het woord vaderlandsliefde nooit gebruikt.
Als wij iets ophebben met het Christendom
moeten wij niet lijdelijk blijven aanzien, dat de
regeeringen zijn schoonste ideaalalgemeene
menschenliefde bespotten. Zij, die na ons komen,
moeten niet meer, als wij, van hun historie
kunnen spreken, als van een gsschiedenis van
jammer en ellende, maar als van een boek, dat
de groote werken van den vrede, van beschaving
en verlichting en veredeling verkondigt.
Tal van vragen worden tegenwoordig voor de
rechtbank van het geweten gebracht; zoo ook
het militairisine. Het vonnis luidtweg er
mee. In alle landen moet getracht worden
meerderheid te verwekken voor het vredes-ideaal,
opdat een internationale rechtbank in het ver*
volg uitspraak doe over de geschillen der
volkeren. Een oorlog bezorgt trouwens niet de
zegepraal aan het recht, maar aan de macht,
aan den sterkste.
De vijauden van den oorlog hebben gelukkig
machtige medestrijders en hebben die ook
vroeger reeds gehad. Schilders, dichters en toon
kunstenaars hebben den oorlog gegeeseld, feller
dan menig vurig redenaar het zou kunnen. Daar
van kan men zich overtuigen in het museum
Wiertz te Brussel, of bij het hooien van het
oratorium. „De oorlog" van Peter Benoit
Lamartine heeft het gedaan in zijn heerlijk
lied „de Marseillaise van den vrede", en Victor
Hugo op meer dan een plaats in zijn werken.
Wordl vervolgd).
Herbenoemd tot burgemeester van Scherpenisse
de heer C. D. Bolier.
ST. ANNALAND. Loop der bevolking over
1900. Bevolking naar de uitkomsten der
laatste volkstelling: 1181 m. en 1224 vr.
totaal 2405. Vermeerdering door geboorte 47
m. en 42 vr. samen 89. Vestiging 31 ra. en
30 vr. samen 61, eene totale vermeerdering
dus van 150 zielen.
Vermindering door overlijden 25 m. en 20
vr. samen 45. Vertrek 49 m. en 52 vr. samen
101, eene totale vermindering van 146 zielen.
Alzoo eene vermeerdering van 4 m.
14 huwelijken werden er gesloten en in
geschreven 3 levenloos aangegeven kinderen
van het mannelijk geslacht.
Op 31 Dec. 1900 bestond de bevolking
derhalve uit 1185 m. en 1224 vr. totaal 2409
zielen.
De Nieuwjaarscollecte heeft alhier op
gebracht f275,25 tegen f255,50 in het vorige
jaar.
IERSEKE. Het pachtrecht van het oester
perceel 316d met de daarop liggende oesters,
(voorheen in pacht bij de firma Belle) is Vrijdag
te Bergen op Zoom publiek verkocht geworden
en gekocht door Iz. Willemse jr. (Maatschap.
Zeelandia) voor de som van f2700.
De bevolking van lerseke, die op 31
December 1899 volgens de gewone en tevens
volgens de laatste 10-jaarlijksche volkstelling
uit 4333 zielen (2188 m. en 2145 vr.) bestond,
vermeerderde in 1900 door geboorten met 70
m. en 72 vr., samen 142 personen en door 122
van elders inkomenden (53 m. en 69 vr.). Zij
verminderde door 47 sterfgevallen (29 m. en
18 vr.) en door 353 verhuizingen naar elders.
De be Iking bestond alzoo op 31 December
1900 uit 2124 m. en 2073 vr., samen 4197
zielen. De zuivere vermindering bedroeg dus
136, nl. 64 m. en 72 vr. Er werden 31 huwe
lijken gesloten.
Door de nieuwjaarscommissie is aan 155
gezinnen, uitmakende ongeveer 720 personen,
uitgedeeld kunnen worden 307 K.G. brood, 307
K.G. spek en f70,68 in specie.
ST. MAARTENSDIJK. De bevolking dezer
gemeente bestond op 1 Januari 1900 uit 1422
m. en 1369 vr. Vermeerderd door geboorte in
1900 met 48 m. en 47 vr., door inkomen van
elders met 46 m. en 42 vr. totaal 1516 m. en
1458 vr.
Vermindering door overlijden met 25 ra. en
23 vr. door vertrek 76 m. en 73 vr. samen
101 m. en 96 vr., zoodat de bevolking op 1
Januari 1901 bestond uit 1415 m. en 1362
vr. of samen 2777 zielen.
In 1900 werden 29 huwelijken gesloten.
POORTVLIET. Het verzoek van H. Nieveen
te Lemmer om subsidie voor den stoomtram is
door den raad dezer gemeente gewezen van de
hand met 6 stemmen tegen 1.
OUD-VOSSEMEER. Woensdagavond ver
gaderde het gezelschap „Eendracht" ten huize
van den heer M. J. Ampt, waar optraden de
heeren M. Timmermans, Hollandsch karakter
humorist en J. Burlage, pianist en declamator,
beiden te Dordrecht, die op boeiende wijze den
geheelen avond het talrijk opgekomen publiek
amuseerden. Afzonderlijk opgave van nummers,
zoowel wat voordrachten, als pianonummers
betreft, zou niet anders dan afbreuk kunnen
doen aan het geheel. Het optreden van de
heeren in onze omgeving kan niet anders zijn
dan succes.
SCHERPENISSE. In de maand December
11. is aan het hulpkantoor alhier met 29 in
lagen f 1173,30 voor de Rijkspostspaarbank
ingelegd en in 11 keer f 990 uitbetaald, terwijl
4 boekjes werden uitgegeven.
STAVENISSE. Door het Rijkstelefoonkantoor
alhier werden in 1900 verhandeld 3178 berichten,
zijnde 1463 ontvangen en 1715 verzonden.
In 1899 bedroegen deze cijfers 2416., 1053
en 1363 en in 1898 bedroegen zij 2042, 949
en 1093. Gaat men na, dat er in 1887 slechts
876 telegrammen totaal verhandeld werden, dan
ziet men hieruit den grooten vooruitgang van
dit kantoor.
Volgens den alhier geplaatsten regenmeter
viel er in 1900 in deze omgeving 633,9 m.M.
regen, tegen 641,5 in 1899 en 587,45 in
1898 en 750,6 in 1897.
In de gisteravond alhier gehouden verga
dering van de aandeelhouders der weegbrug
„Luctor et Emergo" werd besloten over het jaar
1900 uit te keeren een dividend van 30 °/0.
Op 1 Januari 1900 woonden alhier 817 m.
en 787 vr. totaal 1604 inwoners. In den loop
vah het jaar werden geboren 17 m. en 38 vr.
totaal 55, terwijl zich hier vestigden 28 m. en
26 vr. totaal 54 personen. Er overleden 17 m.
en 13 vr. totaal 30 en er verhuisden 42 m. en
39 vr. totaal 81 personen.
De bevolking op 31 Dec. 11. bestond dus uit
803 m. en 799 vr. samen 1602 inwoners, wat
dus een achteruitgang aanwijst van 2 personen.
Er werden 17 huwelijken gesloten.
THOLEN. De bevolking dezer gemeente
bestond op 31 December 1899 uit 1524 m. en
1552 vr. samen 3076 zielen. Gedurende het
jaar 1900 vermeerderde de bevolkingdoor
geboorte met 58 m. en 47 vr. samen 105,
door vestiging met 70 m. en 58 vr. samen
128; totale vermeerdering alzoo 233 zielen.
De bevolking verminderde door overlijden van
26 m. en 24 vr., en door vertrek van 103 m.
en 93 vr., niet 246 zielen, zoodat het aantal
inwoners op 31 Dec. 11. bedroeg 1523 m. en
1540 vr. samen 3063 zielen, eene vermindering
alzoo van 13 personen.
Er werden 18 huwelijken voltrokken en 1
akte van echtscheiding ingeschreven.
Zekere P. T., bakkersknecht, begaf zich
dezer dagen op weg naar Antwerpen, doch aan
de grens weigerde men hem, als zonder middelen
van bestaan zijnde, door te laten. In de barre
koude kwam hij Maandag aan het veer alhier
terug met bevroren handen en voeten en moest
van gemeentewege per rijtuig naar zijne woon
plaats, Zierikzee, vervoerd worden.
15) Uit het Dnitsch.
Doch er daalde geen enkele regendroppel uit
de dicht opeen gepakte wolken neer. Toen Eber
tegen zonsondergang het stadje weer bereikte,
was de storm reeds gaan liggen. Hij was van
den goeden weg naar de villa afgedwaald, en
kwam op het kerkplein terecht, waar het nu
in de avondkoelte heerlijk stil was en de men
schen voor hunne huizen zaten te keuvelen.
Onwillekeurig trad hij de kerk binnen, welker
portaal nog openstond. Eene duistere schemering
heersohte in het gebouw. Slechts van een
Maria-altaar blonk het levsnsgroote, gausoh en
al in witte zijde gekleede beeld der Moeder
maagd. Het beeld prijkte te midden van een
overvloed der heerlijkste rozen, want de Mei
maand is in het bijzonder aan de Madonna
gewijd. Bij al deze pracht zaten slechts een
paar vrouwen de avondmis was reeds voorbij
Eber zette zich op een der matten stoelen neer
en rustte uit onder den dubbelen invloed van
zijn snelle wandeling en van den strijd in zijn
binnenste. Daar ontwaarde hij eensklaps, toen
zijn oogen wat gewend waren aan het duister,
naast den biechtstoel een knielende gestalte, in
een licht kleed, wier hoofd en schouders met
eenen zwarten sluier waren omhuld. Zij scheen
in gebed verzonken te wachten, tot in den
biechtstoel de beurt aan haar zou komen. Nu
stond de vrouw, die er lang vertoefd had, op,
de oude geestelijke niet de oom van Beppino,
maar een kleine, magere grijsaard met een eer
waardig gelaat sloeg het klepje ter liukerzijde
toe en deed dat aan zijn rechterkant open, waar
reeds een tweede zondares op hem wachtte. De
slanke knielende vrouw stond op en nam de
zooeven vrij geworden plaats naast den biecht
stoel in. Weer wachtte zij geduldig, totdat het
houten deurtje voor haar traliewerk geopend
werd en de oude zielekerder het oor naar hare
biecht neigde.
zeide de Duitscher bij zichzelven. „Te belijden
aan dien goedigen ouden man, die be
zwaarlijk ooit in eigen gemoed iets bespeurd
kan hebben van de angsten van een fier, jong
hart, dat wanhoopt aan het geluk Kan deze
man haar troost bieden, haar die vrouw, die
smachtend uit haren kerker in de wijde wereld
staart en de leegte in haar gemoed niet door
eenige ave's zal kunnen vullen
Hij wendde zijn oog niet af van den biecht
stoel. Het was iets zonderlings, te zien hoe de
kleine geestelijke met zijn magere vingers een
snuitje nam uit een houten doosje, en terwijl
hij met zijn biechtkind fluisterde, de hand zacht
wuivend heen en weer bewoog, doch hij keek
zóó ernstig voor zich en schudde zijn klein
grijs hoofd zóó bekommerd, dat het wereldsche
intermezzo hem niets van zijne eerwaardigheid
deed verliezen. Even daarna maakte hij boven
het hoofd der biechtelinge het teeken des
kruises, zij stond snel op, greep de violette
sjerp, die den ouden man over de knieën hing,
drukte er de lippen op en knielde nog een
oogenolik biddend neer, voor zij de kerk verliet.
Tusschen de laatste huizen, daar waar de
weg rechtstreeks naar de villa leidde, hoorde
de gravin de stem van Eber achter zich, en zij
stond stil, om hem te begroeten.
„Ik was in de kerk", zeide hij. „Ik durfde
u daar niet aanspreken, omdat gij uw godsdienst
plicht vervuld hadl. Maar hoe is het mogelijk,
dat het u eenigen troost schenkt, aan dezen
eenvoudigen grijsaard, uw meest geheime ge
dachten te openbaren
Met eenen glimlach zag zij hem aan.
Gij zijt van een andere meening. Rosa is er
heilig van overtuigd, dat gij niet in den hemel
komt, en heelt medelijden met u, omdat zij
u bijzonder genegen is. Daarom kunt gij ook
niet begrijpen hoe het ons te moede is, wanneer
wij daar knielen, om 't even wie er zijn oor
naar onze schuldbelijdenis te luisteren legt
Of neen er is toch verschil. Indien ik
wist dat Gaëtano in den biechtstoel zat ik
geloof werkelijk dat dan de woorden mij op de
lippen zouden besterven. Van den ouden vicaris
houd ik veel. Ziet gij niet hoe opgeruimd ik
nu ben Daaruit kunt gij wel opmaken, dat
hij mij niet voor zulk eene groote zondares
heeft verklaard als ik wel vreesde. Ik heb ook