J.E. Castenmiller
J.M. Castenmiller - van Breemen
Elbe 41, 1423 CV Uithoorn
telefoon 0297 563146 fax 0297 520147
e-mail josje-joscastenmiller@tref,nl
Uithoorn, 23 mei 2003.
Aan Projectbureau Delta 2003,
te Middelburg.
L.S.
Naar aanleiding van Uw oproep in de kranten om in contact te komen met
hulpverleners tijdens en na de watersnoodramp 1953 het volgende.
Ik kan wel stellen, dat ik zeer nauw betrokken ben geweest bij de
hulpverlening in de allereerste dagen van de ramp.
Begin november 1952 was ik als dienstplichtig soldaat opgekomen in de
Cort Heiligerskazerne te Bergen op Zoom. Nadat de eerste fase achter de
rug was en mede ter afsluiting daarvan moest ik in deze kazerne een 24-
uurs wachtdienst draaien in en rond die kazerne en zo stond ik vanaf
2.00 uur in de nacht van 1 februari 1953 midden in een uitgestrekt bos
achter de Cort Heiligerskazerne in de nabijheid van een munitiedepot
volstrekt alleen op wacht, midden in die verwoestende storm en de
ontzagwekkende regenbuien, gehuld in de toen gebruikelijke regencape.
Een heel klein lichtpuntje in het wachthokje, waarin je volgens de
regels niet mocht schuilen en dat deed je toentertijd als jonge rekruut
dan ook nietU kunt zich voorstellen dat dan iedere minuut dubbel telt
en twee uur een ontzagwekkende lange tijd is. De minuten aftellende aan
het einde van die twee uur was dan ook een vreugde, maarwat er ook
gebeurde er kwam geen aflossing. Vijf minuten niet, een kwartier niet,
een uur niet Je bent angstig en boos en je staat te verzinnen welke
mogelijkheden de militaire regelen geven om je recht te halen. Om 5 uur
zag je op afstand (het licht in het wachthokje was inmiddels ook
uitgevallen door vallende takken, stukken hout e.d.), in het
kazernegebouw (dat zeer dun bevolkt was omdat er weekendverlof was)
lichten opgaan en wat bewegingen. Pas na een dubbele wachtbeurt, dus om
6 uur kwam dan eindelijk de aflossing en na mijn eerste boze reactie
werd mij medegedeeld, dat men mij vergeten was door de drukte van de
eerste meldingen van de ramp, die zich aan het voltrekken was. Mijn
boosheid was bij het aanhoren van alles wat er aan de hand was snel
verdwenen en de verdere dienst (tot 16.00 uur) heb ik (tezamen met alle
anderen van de wachtdienst) allerlei taken vervuld, zoals opvang van
mensen, die voor het watergeweld gevlucht waren, opvang eerste
militairen, die van verlof waren teruggeroepen, enz. enz.
Na aflossing dodelijk vermoeid in de kooi gekropen, waar wij om 20,00
uur werden gewekt om daadwerkelijk te gaan hulpverlenen in de vorm van
helpen bij de dijkverzwaring. In het kort samengevat hebben wij die
nacht en vervolgens maandag en dinsdag constant geholpen met zandzakken
vullen, sjouwen etc. Als ik mij goed herinner was dit in de buurt van
Zevenbergen. Enkele keren wat rusturen in een schoollokaal om te eten
en te slapen. Eigenlijk kwamen we aan eten niet toe, zodra wij in het
lokaal waren zochten wij de grond op, liggen en slapen. Heel imponerend
en ontroerend was de aankomst van vele hulpverleners op open
vrachtwagens e.d.
Van mede-soldaten vernam ik nader van de vreselijke taken, die
uitgevoerd moesten worden om roven tegen te gaan, dode dieren en mensen
te bergen etc.