Naar aanleiding van de gebrekkige berichtgeving, tot vaak zelfs het ontbreken daarvan in de
media ten aanzien van de inzet van de krijgsmacht tijdens de watersnoodramp van 1953 in het
algemeen en van de KMA in het bijzonder, heb ik gemeend daar iets aan te moeten doen.
Vooral als men bedenkt dat al die eerste morgen van Zondag, 1 Februari cadetten van het
eerste- en tweede studiejaar die een "binnenweekend" hadden, zijn ingezet in/bij Lage
Zwaluwe, Klundert, Fijnaart, Rilland-Bath en Krabbedijke. Pogingen om ook bij Nieuw
Vossemeer en Halsteren hulp te verlenen strandden door ingrijpen van hogerhand.
Vooral het feit dat de Koninklijke Militaire Academie dit jaar haar 175jarig jubileum viert,
heeft mij in de pen doen klimmen, opdat ook haar activiteiten met betrekking tot die nationale
ramp, geboekstaafd blijven.
DE WATERSNOODRAMP. 1 FEBRUARI 1953
(Ervaringen van een tweede-jaars cadet van de Koninklijke Militaire Academie)
Zondag, 1 Februari 1953.
Hoewel we intussen wel gewend waren geraakt op een meer dan luidruchtige manier gewekt
te worden, was het deze keer toch anders.
Het had de avond tevoren en de hele nacht flink gestormd en er waren zelfs wat zaken van het
dak van het Kasteel gewaaid. Desondanks viel het "Alarm, opstaan, watersnood!" waarmee de
Officier van Piket de kamers afrende en tegelijkertijd het licht ontstak, ons rauw op het lijf.
En dat notabene op onze enige vrije dag van de week: de Zondag!
Het was een uur of half zes en nog hartstikke donker. Loom kwamen we ons nest uit, rekten
ons uit, gaapten wat na en wensten elkaar een goede morgen. Wat nu weer? Een geintje?
Watersnood? Wat was dat? Een gat in een dijk iets groter dan dat Hansje Brinkers met zijn
vingertje dicht kon houden, dacht ik.
We werden tot haast gemaand en stonden binnen een half uur op de binnenplaats
pelotonsgewijs opgesteld. We probeerden van de nood een deugd te maken en - zoals het
jonge honden betaamd - werden er de nodige "grappige" opmerkingen over de situatie
gemaakt. Tot we de Gouverneur, de kolonel Puffius, ernstig en bedachtzaam als altijd,
ontwaarden. Zou er dan tóch iets aan de hand zijn? Een stukje dijk dat was weggespoeld en
waar nu het water doorheen siepelde? Er werd in elk geval gewag gemaakt van een
dijkdoorbraak en we kregen opdracht de nodige spullen te pakken en ons gereed te maken
voor vertrek. Ik meen mij te herinneren, dat het de bedoeling was dat we zandzakken zouden
vullen waarmee we "het gat in de dijk" zouden dichten.
Vrijwel iedereen zorgde ervoor in de zeer korte tijd die we kregen, dat hij zijn schoenen goed
in het ledervet had gezet. Immers, het risico lopen natte voeten te krijgen was nu groot! En
even later verlieten we KILACADMON. Hadden we ontbeten? Zal wel. Hadden we
lunchpakketten bij ons? Ik weet het niet meer.
In de DAF vrachtauto's van het type waarin je in de lengterichting in het midden met de
ruggen tegen elkaar zat, had ik een plaats tamelijk achterin en kon dus door de open
achterzijde goed naar buiten kijken. Degenen die meer naar voren zaten konden dat door het
dekzeil niet.
Er heerste een jolige stemming in ons voertuig. Er werd gezongen en er werd met veel
fantasie gespeculeerd over de opdracht die ons in Lage Zwaluwe - waar we heen reden - te
wachten stond. Hoewel het intussen licht was geworden, gingen de weergoden nog steeds
tekeer en viel er regelmatig natte sneeuw. Kort nadat we TERHEIJDEN gepasseerd waren
riep er iemand: "Hé jongens, kijk eens!" We zagen ondergelopen weilanden waar het water
hoger stond dan we ooit eerder hadden gezien. Even later stonden zelfs de huizen er zo'n