Watersnoodramp Zeeland en Zuid-Hollandse eilanden. Op zondagmorgen 1 febuari 1953 bleek dat tijdens een hevige storm met stormvloed de dijken in Zeeland en de Zuid-Hollandse eilanden waren doorgebroken, met gevolg dat hele gebieden onder water kwamen te staan en waarbij veel woningen in diverse dorpen waren vernield en veel mensen en vee waren verdronken. Via de radio werden alle militairen die thuis met verlof waren opgeroepen zich met spoed te melden bij hun onderdeel. Liftend ben ik toen samen met Thijs Bruinsma, in no time in Ermelo terecht gekomen door een echtpaar die ons bij de kazerne hebben afgeleverd. Toch heeft het nog een week geduurd voordat wij daadwerkelijk werden ingezet. De hele week hebben we gepakt en gezakt klaar gestaan om te vertrekken. Gelukkig herstelde ik die week van mijn griep. Op zondag 8 februari, vroeg in de morgen zijn we afgereisd naar Goeree-Qverfiakkee, naar Stad aan het Haringvliet. Van Ermelo met de trein naar Rotterdam en vandaar met legerauto's naar Hellevoetsluis. Van Hellevoetsluis met de veerboot naar Middelbands en vandaar lopend in een sneeuwstorm naar Stad aan het Haringvliet. Alleen de weg lag nog droog, maar verder zo ver je kon zien was alles water. Huizen en boerderijen alles stond onder water. In Stad aan het Haringvliet stond het water aan de ene kant tot aan de dijk terwij! het aan de andere kant droog was. Wij werden ondergebracht in een school onder aan deze dijk. In de lokalen werd een laag stro gelegd waarop wij konden slapen. De eerste de beste nacht werden wij direct al aan het werk gezet.In verband met het versterken van de dijk die dreigde door te breken, moesten wij zo snel mogelijk zakken met zand vullen op de haven, om te voorkomen dat de dijk zou doorbreken. Op maandag overdag mochten wij slapen. In verband met besmettingsgevaar werd ons verboden om aan ronddrijvende cadavers, zoals dode koeien en varkens te komen. Nadat we hadden geslapen, bén ik met nog een soldaat, Albert Kloosterman, ook een fries, de dijk uitgelopen net buiten het dorp.Amerikaanse soldaten van het bezettingsleger uit Duitsland waren bij een in het water staande boerderij bezig met een duck, verdronken koeien uit de boerderij te halen en door het water heen naar de dijk te slepen. (Een duck is een voertuig dat kan rijden en varen.) De eigenaar-boer stond op de dijk te kijken en wilde aanwijzigingen geven aan de Amerikanen, maar hij kon zich niet verstaanbaar maken in het engels. Hij vroeg ons of wij de engelse taal machtig waren om de Amerikanen duidelijk te maken wat hij van hun verlangde. Op de mulo had ik wat engels geleerd en met handen en voeten kon ik aan de Amerikaanse soldaten overbrengen wat de boer zijn bedoeling was, tevens werd ons gewaagd om een handje te helpen. Dit had later voor ons wel gevolgen. Op het appél de volgende morgen werd medegedeeld dat de 2 soldaten die hadden meegeholpen om verdronken vee uit een boerderij te halen met Amerikaanse soldaten, zich na het appel direct moesten melden bij de kapitein. Wij hadden meteen door dat het om ons tweeen ging, maar waarvoor wij ons moesten melden wisten wij niet. Omdat wij met verdronken vee in aanraking waren geweest, wilden wij niet dat onze kamaraden eventueel door ons besmet zouden worden. In gezamenlijk overleg hebben wij toch maar beslóten de stoute schoenen aan te trekken. Nadat wij ons gemeld hadden bij de kapitein werden wij voorgesteld aan een bezoeker van de kapitein. Hij bleek Arie Wagner te heten en een zoon te zijn van de boer die wij de vorige dag hadden ontmoet en geholpen. Hij was net afgestudeerd als veearts en was door de burgemeester aangezocht on.toezicht te houden en mee te helpen alle verdronken vee zoals varkens, kalveren, kippen en huisdieren- uit het water te halen, te verzamelen en af te voeren. Hij kon dit natuurlijk niet alleen en had van zijn vader gehoord dat die twee handige soldaten die hij de vorige dag had getroffen misscien wel bereid waren op vrijwillige basis hem te helpen.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - diversen | 1953 | | pagina 1