Een herinnering aan de watersnoodramp 1953.
Wij waren vrienden van elkaar en woonden in dezelfde straat ik aan het begin, op nr. 2, en mijn vriend Tinus,
een eindje verderop, in de Havenstraat. Deze naam klopte ook wel, want voor ons huis was een
loswal waar de schippers hun lading losten of inlaadden.
Wij waren ongeveer even oud, in februari 1953 was ik 17 jaar, Tinus 18.
Natuurlijk woonden we nog thuis bij onze ouders en in Werkendam waren we wei gewend aan
het water van de (Brabantse) Biesbosch. We waren er mee opgegroeid en wisten wat het betekende als
het hoogwater werd.
De vader van mijn vriend Tijs Klop, (inmiddels overleden) had een schip waarmee zomers
het griendhout en riet van de kaden in de Biesbosch werd opgehaald en in de herfst werden de suikerbieten bij de
boeren ingeladen, want de meeste boerderijen waren toen alleen per boot bereikbaar.
Zijn schip was niet groot en had weinig diepgang, hetgeen vereist was om in de smalle kreken te kunnen varen.
Het werd dus 1 februari en het water kwam en bleef maar komenook in ons huis, waardoor we met
14 personen naar boven moesten. Mijn zuster en man met kind waren een weekendje over uit Rotterdam!
De dag ema was het een chaos, de schepen in de (binnen)haven lagen schots en scheef op het water of tegen de
kaden en het kostte veel moeite om er bij te kunnen komen.
Omdat ook mijn vader in de Biesbosch werkte kwamen de gesprekken als vanzelf op de vraag hoe de boeren in
de Biesbosch dit hadden overleefd want voor hen was er geen vluchtroute en wat zou er van het vee geworden
zijn
Ook bij de familie Klop was dit een groot vraagteken en de bereidheid om te gaan verkennen groeide, temeer
daar het water zich iangzaam had teruggetrokken; alleen materiële schade was geieden.
Op maandag 2 februari was het nog niet mogelijk om met een schip de Biesbosch in te varen, maar de volgende
dag kwam het verzoek van de Burgemeester of Tijs Klop zijn schip beschikbaar wilde stellen om polshoogte te
gaan nemen bij de boeren; er was nog geen taal of teken binnengekomen vanuit die kant, wan t alle verbindingen
waren verbroken en mobiele telefonie bestond toen niet.
Een politie-agent (dhr. Mes, een allervriendelijkste man) zou meegaan en aan de Burgemeester rapporteren wat
er nodig zou kunnen zijn aan hulpverlening.
Ik mocht ook mee en zo voeren wij op dinsdag de haven van Werkendam uit uit voorzorg hadden we etenswaren
en drinkwater meegekregen.
Bij de eerste boerderij was het ai direct raak......mensen die op een heuvel stonden, omringd door het water, want
bij elk hoogtij liepen de polders weer onder water want de kaden en dijken vertoonden overal gaten en overal
lagen dode koeien, de poten stijf in de lucht en met dikke buiken en grote glazige ogen.
Een triest en een vreemd gezicht en ik keek mijn ogen uit
De mensen werden aan etenswaren en drinken geholpen en verder voeren wij.
De schipper moest daarbij deksels goed opletten of hij wel in de vaargeul bleef en zijn ervaring en kennis van het
gebied kwamen hem uitstekend van pas, daarbij bijgestaan door mijn vriend Tinus en zijn broer Tijs, want beiden
wisten ook wel van wanten.
Die gehele dinsdag hebben we geprobeerd bij zoveel mogelijk boerderijen te komen en de mensen de nodige
etenswaren en wat drinkwater te geven en een hart onder de riem te steken door te zeggen dat we morgen zouden
terugkomen met datgene wat ze dringend nodig hadden.
De politie-agent noteerde alles.
Vele dagen daarna zijn we steeds teruggegaan naar de Biesbosch, heen met een grote tank drinkwater en andere
levensbehoeften, terug met een schip vol dode koeien, varkens en paarden, die met de hand uit het water of van
de wal in het scheepsruim werden gekieperd en werden gelost pal voor ons huis op de loswal.