99 Henk Geluk. Hij woonde te Eilemeet, hij werd later boer te Scharendijke. Vanaf het moment dat hij hoorde van de dijkdoorbraak in de Schelphoek, heeft hij geholpen bij reddings- en herstelwerkzaamheden. In die eerste dagen heb ik vooral geholpen bij het bijeendrijven van het vee dat overal losliep. Bijna al het vee is in de duinen bij elkaar gebracht. Dat was ook de beste plaats om ze te voeren. Vanuit vliegtuigen werden er veekoeken en hooi omlaag gegooid. Meestal ging dat goed, ook wel eens niet toen Bouman uit Renesse geraakt werd door een grote doos en zijn been verbrijzelde. De koeien werden ook wel gemolken, tot de beesten zout water gingen drinken, toen moest men stoppen. Zoute melk is niet te drinken. Na een aantal dagen kwamen er Krommeniërs met pramen om spullen in de achtergelaten huizen en boerderijen op te haien. Ik vaarde mee als gids omdat ik het gebied goed kende. Het ging natuurlijk gemakkelijker als er iemand bekend was met het terrein. Zo konden we goed in de lager gelegen gedeelten varen, want daarin bleef altijd meer water staan dan in de hogere. Toch zijn we nog herhaaldelijk in het prikkeldraad vast blijven steken, je vergist je best nog wel eens Plotseling schiet hem nog een verhaal te binnen. Bij een actie om spullen bij Van der Stolpe en De Mey aan de Schelpweg op te halen, zagen we in de verte een grote bedrijvigheid op en in het water. Toen we langszij voeren, bleek er een praam omgeslagen te zijn. Waarschijnlijk was hij veel te zwaar beladen geweest met zestien mensen en zoveel spullen, zodat hij uiteindelijk slagzij maakte en kantelde, ledereen was overboord geslagen en de inzittenden dreven in het water, al of niet op hun spullen. Het was daar te diep om te kunnen staan. De praam lag met de bodem naar boven met zes mensen erop, onder andere Willem Moelker, Fokker, de twee schippers van de praam en Mieras, de politieman, in het water lagen Van Poperen op een bed, evenais Willem Berrevoets op het zijne en Stoffeltje Berrevoets. Hij was al twee maal onder geweest, maar ik heb hem een hand toe kunnen steken en hem zo de boot ingetrokken. In gedachten ziet Geluk het weer voor zich. Tja, een mens maakt wat mee in z'n leven..." Na verloop van tijd kon ik terecht bij de Grondmij. Via een bericht over de radio hoorde hij dat er mannen uit Noordgouwe en Serooskerke gevraagd werden zich te melden om bij herstelwerkzaamheden van de Schelphoek te helpen. Ik wilde ook wel en sloot me aan. Zo ben ik onder andere betrokken geweest bij het timmeren van de grote steigers waarop de lange buizen voor de zandzuigers lagen. Die zandzuigers moesten het grote gat in de Schelphoek dichten. Elk getijde stroomde daar 130 miljoen kubieke meter water naar binnen en naar buiten. Op die manier was het gat steeds groter geworden. Wat eerst een gewone dijkdoorbraak was, groeide door de stroming uit tot een gat met een lengte van 520 meter en een diepte van 37 meter. Het verdiende goed hoor, zeker voor die tijd, maar er waren ook gevaarlijke situaties en soms moest je werken onder zeer moeilijke omstandigheden. Op het terrein stonden diverse barakken en daarin was ons onderkomen gedurende de week. Och, het was er niet verkeerd hoor, de kost was goed. Leen Westervoort en zijn vrouw hebben prima voor ons gezorgd. Zo in januari of februari kwam de herverkaveling in zicht. Piet de Jonge, aannemer uit Renesse kreeg een gedeelte toegewezen om te draineren. Voor de herindeling van de percelen was het nodig dat er nieuwe sloten gegraven werden met daar op uitlopend de nieuwe drainagebuizen. Dat leek me wel wat. Het werk moest met de

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 2003 | | pagina 56