87 CORRIE DALEBOUT-ELENBAAS. Ze was destijds huisvrouw te Eilemeet, en woonde op het dorp. Als Corrie Dalebout-Elenbaas terugkijkt, kijkt ze vooral terug met ongeloof en verbazing. Ze zegt: "Je kan niet geloven dat het al vijftig jaar geleden is, dat is wel met alles zo, maar de Ramp, nee, vergeten doe je het nooit meer. Je bent er versteld van dat het allemaal nog zo goed gekomen is." Ze valt stil, kijkt naar buiten en volgt haar gedachten. Je voelt nog helemaal wat je toen hebt meegemaakt. Die nacht was al zo spannend en dan de dag erop, of het water wel of niet zou komen. Wat een bedreiging. Ik hoop echt dat ik dat nooit meer hoef mee te maken. Maar wat doe je tegen zo'n natuur geweld, je ziet het overal in de wereld. Als je soms die misère op de televisie ziet, dan weet je meteen wat die mensen mee moeten maken. "Mien vóöder zei óltied: "Wêêter in vier, dat ou je nie tehen."" Corrie Dalebout vervolgt haar verhaal, maar toch is het regelmatig even stil. Ze woonde samen met haar man in bij Flohil, ze deelden dus het huis. Op zondagmorgen zo rond negen uur kwam Hubrecht de Jonge, de wethouder, melden wat er aan de hand was: dijkdoorbraak in de Schelphoek. Jan en Corrie Dalebout zagen het even aan en besloten toen om toch alvast maar wat op tafel te zetten. Je weet maar nooit, maar toen in de oorlog... Later in die morgen gingen ze naar haar vader, Leen Elenbaas, In de Scheipweg, waar ze voor de zekerheid toch het varken op de zolder van het schuurtje hebben gezet. In de loop van de middag kwam het water toch over de trambaan zetten en of je het nu geloofde of niet, het water kwam toch. De situatie was nu duidelijk anders dan in de oorlog, dat kregen we langzaam wel in de gaten. We besloten om het nog een nacht aan te zien. Intussen was het licht uitgevallen en was het aardedonker. Gelukkig hadden we nog wat kaarsen, maar eigenlijk wordt het daar alleen maar meer bedreigend van. Maandagmorgen kwam Arjóón Koster met de boerenwagen ons ophalen. Het paard liep al tot zijn borst in het water. "Toen was 't tied da'm'n weggienge." Die eerste dagen was het eigenlijk een grote chaos. De meeste mensen lieten hun beesten zo maar los, hadden weinig gelegenheid om ze in veiligheid te brengen. Overal liepen de koeien en paarden, die wisten ook niet waar ze naartoe moesten. Niet iedereen kon zijn beesten op tijd wegkrijgen; je probeerde het wel, maar niet alles kon. Bij Leen Houtman stonden zijn koeien te verdrinken. Dat vond ik het allerergste, verschrikkelijk. Je hoort ze loeien en je kan er niet bij. Je staat machteloos. Wat ben je als mens dan toch klein en nietig. Tja... Die dagen erna is mijn man nog wel teruggeweest om te kijken of er nog wat spullen meekonden komen. Dat kon alleen bij laag water. Veel was dat niet, want zo groot was het huisje niet. We hadden plekje op de camping aan de Hoogenboomsweg in Renesse toegewezen gekregen. Mijn oudste broer was bij de politie in Amsterdam en wist zich geen raad. Met een vliegtuigje is hij ergens in de polder achter Renesse geland. Hij was pas gerust toen hij had gezien hoe het met iedereen ging. Hij heeft, naar ik me herinner niet aan de werkzaamheden deelgenomen, hij is gewoon weer vertrokken. Wij waren de eersten die terug konden naar een nieuwe woning in Eilemeet. Je kon je opgeven voor een huis in je oude woonplaats. Eigenlijk was ik liever in Renesse gebleven, maar mijn man wilde liever terug. En zo is het gekomen.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 2003 | | pagina 50