wal stappen en bij het over deze dijk lopen, krijg ik het toch bijna te kwaad en kan ik het wel uitschreeuwen. De tranen dringen in mijn ogen. Het is alsof nu in zijn volle zwaarte op me afkomt wat er gebeurd is en in welke situatie we ons bevinden. Daarbij komt dat we sedert de nacht van Zaterdag op Zondag niet meer geslapen hebben en het is alsof de spanningen van de laatste dagen nu goed naar boven komen. We lopen hier als een deel van onze buurtschap Moriaanshoofd, waaronder oude mensen, vrouwen en kinderen. Het is verschrikkelijk tragisch te bedenken wat er allemaal gebeurd is en wat we hebben meegemaakt. Verder hebben we alles verloren, behalve de spullen die we aan hebben en met ons meedragen. Het is inderdaad een heel eind lopen. Kees Jan Boot en ik helpen zijn zuster Jewanna en laten haar op ons steunen. Het is heel wat voor Jewanna! Omdat ze zo moeilijk loopt zit ze bijna altijd en nu moet ze hier een heel eind lopen over een glibberige dijk! Voor ons loopt de vrouw van Kees de Vlieger, die ook wordt ondersteund door twee mannen. Het is triest te bedenken, dat deze vrouw ziek is, thuis altijd op een stoel zit en nu deze tocht moet maken! Regelmatig moeten we over smalle paadjes of over losse grond en zandzakken lopen, omdat de dijk is weggeslagen. Als we over de dijk lopen zien we welke verwoestingen ook hier de zee heeft aangericht. Aan onze linkerkant zien we ondergelopen land; helikopters vliegen daar af en aan. Aan onze rechterkant zien we een fabriek die veel waterschade heeft opgelopen. Eindelijk komen we op de plaats aan waar twee bussen gereed staan. Voorzichtig en langzaam helpen we Jewanna de bus in. Ik zoek een plaatsje voor in de bus. Als ik zo eens rondkijk is de bus helemaal vol; het zijn allemaal bekenden en hoofdzakelijk van onze buurtschap Moriaanshoofd. Dan zet de bus zich in beweging, maar waarheen weten we niet. We gaan er echter van uit dat ze ons naar veiliger oorden zullen brengen en naar een plaats waar we eten en drinken krijgen. De bus rijdt door een gedeelte van Bergen op Zoom. De mensen in de straten blijven staan en kijken naar ons, omdat ze direct zien dat we evacué's zijn. De bus stopt voor een groot gebouw met de naam "Het Patrinaat." We stappen allemaal uit en onze familie blijft een beetje in de buurt van de familie Van der Vegt. De ontvangst is prima! Overal lopen meisjes af en aan met dienbladen waarop koffie en soep. Anderen delen belegde broodjes uit. We gaan op ons gemak zitten en eten een paar broodjes met een of twee koppen koffie. "Er is genoeg", wordt gezegd. Als we wat gebruikt hebben gaan we hier en daar een kijkje nemen. We ontmoeten nu ook de hele familie Jan Boot (neef van mijn moeder) van Taaiersheul en Kees Boot, met wie dochter Ina verkering heeft. Zo ontmoeten we veel bekenden en iedereen heeft wel wat te vertellen wat ze hebben meegemaakt. Na een poosje hoor ik, dat er in de keuken een gelegenheid is om zich te wassen. Ik ga er direct heen en het is heerlijk om je na zo'n lange tijd weer eens te kunnen wassen. Wie iets nodig heeft van kleren of schoenen kan deze hier krijgen. Dat is fijn, want er zijn er die hier op hun klompen of zelfs op hun pantoffels zijn aangekomen. Als ik hoor dat Kees Jan en Jewanna Boot schoenen nodig hebben, stap ik naar een van de meisjes en vertel het haar. Ze zorgt nu dat ze beiden schoenen krijgen. Zelf loop ik op laarzen en stel vast, dat ik daar nog goed op kan lopen. Ik vraag wel om een zak om onze spullen in te doen, zoals een paar laarzen en een paar klompen. We horen dat we verder vervoerd zullen worden naar Breda. Bij aankomst hebben we allemaal een kaartje gekregen en dit moeten we laten zien als we de bus ingaan. Maar als we willen vertrekken blijkt Van Leenen zoek te zijn. Hij is nergens te vinden. Ik ga in de keuken 42

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 2003 | | pagina 23