met twee rubber bootjes naar de dijk gedreven zijn. Ook Bas Legemate doet zijn verhaal en vertelt hoe angstig ze zijn geweest. Inmiddels horen we dat onze families al op het schip zijn, dat ons waarschijnlijk naar Bergen op Zoom zal brengen. Rinus en ik gaan nu eerst naar dat schip toe en het is een blij weerzien als we in de kajuit komen. De kinderen blijken al in de kooien te liggen en slapen al min of meer. Het is maar een kleine kajuit waar ze allemaal bij elkaar zitten, de mensen die op de schoolzolder hebben gezeten. Ook Kees de Vlieger en zijn vrouw uit de Verseputseweg zitten erbij. Eef heeft mijn fototoestel meegenomen en laat het me zien; mevrouw Van der Vegt geeft me mijn horloge terug. Omdat de kajuit zo klein is gaan Rinus en ik maar weer gauw weg. We gaan eerst naar het café om daar een biertje te drinken, wat ons heel goed smaakt. We zien daar steeds meer bekenden. Ik maak er een praatje met de vrouw van Martien Hart. Ze zegt: "Verschrikkelijk die man van me! En je moet weten dat hij ons ook op dat vlotje mee wou nemen. Pas zojuist zei hij dat het misschien toch niet gegaan zou zijn!" Ondertussen is ze wel heel blij, dat alles zo goed is afgelopen. Ook maak ik een praatje met buurman (Jan) en buurvrouw Hart. Ik zeg dat we wel dachten, dat ze zondagmorgen op tijd naar de dijk zijn gegaan. "Ja maar", vertelt buurvrouw Hart, "het was een uur of 6 dat we weg gingen, maar we moesten toch al tot ons middel door het water om bij ons huis weg te komen en het water stroomde reeds over de Boogertsweg." Buurman Hart vertelt dat er een paard van ons gered is en dat ze die wel met een paar man op de dijk hebben moeten trekken. Het andere paard (Max) zal dan verdronken zijn. Met Piet Beije praat ik even en daarna weer met Bas Legemate. Deze vertelt dat ze zondagmorgen nog gemolken hebben en de melk mee naar de zolder hebben genomen. Verder hadden ze daar niet veel eten. Zondagmorgen heeft hij ook dominee Van de Klis gebeld, die ze aanraadde al het mogelijke te doen om zich te redden. Als de nood aan de man zou komen, in de balken klimmen of desnoods boven op het dak kruipen. Inmiddels komen er regelmatig boten met geredde mensen uit de omgeving aan. Rinus en ik zijn naar beneden gegaan om te zien of we eventueel kunnen helpen, b.v. om iets te dragen. Als er een boot in aantocht is of vlakbij te zien is, wordt een sterke lamp aangedaan, die gevoed wordt door een accu in een mand. Er is een commandant die de leiding heeft. Als een boot in de buurt is wordt er geschreeuwd en geroepen waar de boot moet aanleggen en wat er verder gebeuren moet. Als de boot niet dicht genoeg tegen de wal aan kan komen, gaat iemand met lieslaarzen naar de boot, neemt de mensen zo op zijn schouder en brengt deze een voor een naar de wal. De kinderen en tassen worden door ons, die korte laarzen hebben, overgenomen. Als de familie Fonteyne en de familie Van Leenen aankomen zien we door angst en bezorgdheid getekende gezichten. Het is een bijzondere ervaring om elkaar na Zaterdagavond onder deze omstandigheden weer te zien. Juffrouw Fonteyne reageert: "Dingeman, Dingeman toch, is het niet verschrikkelijk! Wat erg toch he!" We vertellen natuurlijk vlug tegen de vrouw van Van Leenen, dat haar man bij ons is geweest, goed eten en drinken heeft gehad en dat hij nu op het schip zit. Ze vertelt dat ze wel erg ongerust om hem zijn geweest. Nelly Goudzwaard, het meisje van Rinus van Leenen, is er ook bij. Ze zegt niets over het lot van haar ouders te weten. Als ik met buurman Fonteyne en zijn vrouw praat, vragen we ons af hoe het mogelijk is dat er zo ontzettend veel gebeurd is sedert Zaterdagavond. Juffrouw Fonteyne is toch maar blij, dat ze Zaterdagavond naar huis zijn gegaan. Ze heeft wel haar breisel bij ons laten liggen en Fonteyne heeft nog steeds zijn hoed niet gevonden. 36

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 2003 | | pagina 20