Als we op de zolder van het schoolhuis terug zijn word ik van alle kanten aangeraden direct droge kleren aan te doen. Ik ga me dus eerst omkleden en doe de meegenomen legerkleding aan. Het zijn allemaal nieuwe kleren: hemd, onderbroek, overhemd, stropdas, twee paar sokken, sjaal en baret. Als ik me aangekleed heb krijg ik een borrel en ga dicht bij de kachel zitten om me wat te warmen. Ik bibber over mijn hele lichaam van de kou. Erger is de kramp die ik nu voel in mijn benen en tenen. Onder het lopen door het water had ik er niet zo'n last van, maar reeds bij het uitdoen van mijn laarzen merk ik het pas goed. Mevrouw Van der Vegt zorgt ondertussen voor een lekkere kop melk voor me. Inmiddels zijn we nu met 21 personen hier bij elkaar op de schoolzolder: Kees Jan Boot en zijn zuster Jewanna (achterneef en achternicht van Vader), Van Leenen, Joost en Coba van der Have en hun kinderen Neeltje, Kobus (schoonzoon), Rinus, Nico, Willy en Han, meester en mevrouw Van der Vegt en hun kinderen Eef, Hanny en Ed (8 jaar) en tot slot Vader, Moeder, Krina, Beppie en ikzelf. Buurvrouw Van der Have vindt het een verschrikkelijke toestand waarin we verkeren en ze is erg bang, dat haar kinderen uit het raam of bij de trap in het water zullen vallen. Buurman Kees Jan Boot en Jewanna zitten maar stil te kijken. Van Leenen zit sprakeloos achter de kachel. Als iedereen zit pakt meester Van der Vegt de bijbel en leest een hoofdstuk voor waarin we horen, dat we ondanks zware beproevingen, op God moeten vertrouwen. Na het lezen gaat hij ons voor in gebed. Hij dankt God dat we allen zijn gered en dat we hier allen nog bij elkaar zijn. Hij vraagt ook om hulp in deze toestand, maar dat we ondanks alles in Hem moeten geloven. Vanmorgen heeft Vader de burgemeester gebeld. Die zei dat de toestand kritiek is en dat hij alles zal doen wat mogelijk is om ons te helpen. Hij raadde ons aan ons vertrouwen in God niet te verliezen. Vader heeft ook een aantal keren geprobeerd de familie Quist in Zierikzee aan de telefoon te krijgen, maar dat is niet gelukt. Voor ik vanmorgen voor de laatste keer naar ons huis ben gegaan, heb ik de familie Piet de Ruyter (hun zoon Leen is mijn vriend) opgebeld. Ik kreeg Johan aan de telefoon. Hij vertelde dat ook bij hen water staat en zojuist het huis is ingelopen. Het vee hebben ze op de dijk losgelaten. De wagen om naar Zierikzee te rijden staat gereed. Hij wenst me het allerbeste en moet opschieten omdat ze buiten op hem wachten. Voor we gaan eten ga ik naar beneden, doe laarzen aan en probeer de familie Quist te bellen, maar zonder resultaat. Nu bel ik dominee Van de Klis (predikant van de Christelijke Gereformeerde Kerk in Zierikzee) en vertel hem in welke toestand we verkeren. Hij zegt dat bijna de "de hele Boereweg" bij hem is en dat we blij moeten zijn dat we nog leven. Enkele mensen, waaronder bekenden, zijn reeds verdronken. Op mijn vraag wie dat zijn, noemt hij de vrouw van Bart den Boer en de oude Kees de Ruyter. Hij vertelt verder, dat ze zojuist God gedankt hebben voor hun redding. Hij wenst ons Gods sterkte toe! Na enkele ogenblikken gaat de telefoon. De juffrouw van de telefoon zegt, dat ze herhaaldelijk door Bas Legemate uit de Brasseweg wordt gebeld. Deze man staat tot zijn middel in het water en zit in nood. Ze vraagt of wij iets voor hem kunnen doen. Ik vertel haar: "We zitten zelf ook op de zolder met om ons heen allemaal water. We kunnen er ook niet met een boot heen, want die hebben we niet." Dan wordt het middageten opgediend: lekkere aardappels en pap voor de kinderen. Buurvrouw Van der Have zegt verbaas aan hoe mevrouw Van der Vegt kans ziet onder deze omstandigheden zo vlug een zo g ïaaltijd klaar te maken. Met deze opmerking zijn we het allemaal eens! We krijgen allemaal wat aardappels en wie wil kan nog wat pap krijgen ook. Buurvrouw Van der Have wil niets hebben en zegt, dat ze het voor de kinderen 19

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - brochures | 2003 | | pagina 11