II It K S k E S IIE COUR Af N T,
ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR HET VOORMALIG 4' DISTRICT.
No. 1163.
Zaterdag 15 December 1906.
16e Jaarg.
Het „blijvend gedeelte".
Abonnement per 3 maanden 0.50, franco per post
door het geheele rijk 0.55, voor België ƒ0.625 en voor
Amerika 0.825 bij vooruitbetaling.
Abonnementen worden bij boekhandelaren en brieven
gaarders aangenomen.
Advertentiën van 1 tot en met 5 regels 25 cents, elke
gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaats
ruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdag
middag te twee ure.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdap- en Vrijdagavrind tij den uitgever DltLMU te lireskens.
f-—S®-t—
Sinds eenigen zijn de gemoederen
en niet het minst de politieke in be
roering gekomen door den maatregel
van den minister van oorlog, waarbij
het blijvend gedeelte der cavalerie is
ingekrompen.
In de Kamer heeft men zich reeds
gespitst op deze quaestie die eene poli
tieke dreigt te worden.
De minister heeft op de vele en ve
lerlei bezwaren, die te dien aanzien in
de afdeelingen der Tweede Kamer bij
de behandeling der desbetreffende be
grooting uitvoerig in eene memorie ge
antwoord.
Reeds ten vorigen jare heeft de Mi
nister zich zeer beslist verklaard voor
vermindering in het gegeven geval af
schaffing van het blijvend gedeelteal
leen het plotseling nemen van dien
maatregel, voor deze had kunnen wor
den voorbereid, werd ten sterkste door
hem ontraden. Bezwaarlijk zal men dus
kunnen volhouden, dat hij in dit opzicht
sinds het vorig jaar van meening is
veranderd. Trouwens 's Ministers m le
ning aangaande dit punt houdt ten nauw
ste verband met het toen reeds aange
geven door hem in volle consequentie
aanvaard beginsel, dat noch tijd, noch
geld, noch werkkracht onnut mag wor
den worden gebruikt.
Met dit beginsel is het blijvend ge
deelte, zooals het tot dusverre werd
toegepast, in flagranten strijd. Bij de
onbereden korpsen stonden wacht- en
corveediensten op den voorgrond van
oefeningen kon slechts weinig sprake
zijn, doch ook bij de bereden wapens
heette het wel dat de lichting, die het
blijvend gedeelte vormde, aan de oefe
ningen deelnam, doch in werkelijkheid
werd zij grootendeels voor employemen-
ten, wacht- en corveediensten gebruikt.
Daardoor werden tal van militairen on
der de wapenen gehouden voor het ver
richten van diensten, die met hunne
oefening niets gemeen hadden.
Den aldus opgelegden persoonlijken
druk nu wenscht de ondergeteekende
zooveel mogelijk te verlichten. Dat
daaruit tevens voor de schatkist reeds
dadelijk eene niet onaanzienlijke bate
voortspruit, acht hij een niet gering te
schatten voordeel.
Het speekt wel vanzelf, dat het niet
mogelijk is van de miliciens alleen die
diensten te vergen, welke rechtstreeks
aan hunne geoefendheid ten goede ko
men; in de militaire huishouding moe
ten noodzakelijk ook huishoudelijke dien
sten worden gevorderd, doch het is drin
gend noodig in dit opzicht tot de grootst
mogelijke beperking te geraken en voor
deze diensten zoo min mogelijk man
schappen aan de hoofdoefening te ont
trekken. Het mag niet meer voorko
men, gelijk den ondergeteekendr geble
ken is het geval te zijn, dat 105 huza
ren, aan twee inrichtingen van onderwijs
werkzaam ongeschikt geacht moeten
worden om bij mobilitatie hunne plaats
in het gelid in te nemen. Deze en der
gelijke toestanden zijn het gevolg ge
weest van eene te groote ruimte aan
personeel; men zal in het vervolg zich
met minder moeten tevreden stellen.
Daarom heeft de ondergeteekende na
rijp overleg besloten het blijvend ge
deelte bij de bereden wapens af te schaf
fen en het bij de onbereden korpsen
tot het geringst mogelijke aantal terug
te brengen; in verband daarmede is op
31 October 1.1. bij de regimenten hu
zaren '/'3 gedeelte van de lichting met
verlof huiswaarts gezonden.
Hij meent dat de draagwijdte van de
zen maatregel schromelijk ovordreven
is; men heeft toch in dit verband ge-
FEUILLETON.
[|ti| tot dij jci^ltdenU t)ai|
Door de ramp, welke hen getroffen
had, geheel ter neder geslagen stonden
ingelanden van den Elisabeth een
oogenblik intberaad of zij maar niet al
les zouden Uwen liggen gelijk het lag
en hun landerijen voor goed abandon-
neeren (prijs geven), maar toch zijn zij
ten slotte tot zulk een wanhoopsdaad
niet overgegaan.'^Nadat do polder zes
zeven maanden met de zee had ge
meen gelegen werd het grootste gedeel
te weder herdijkt „op hope of de koers
van de zee eenigszins mocht verande
ren en of men mogelijk de geleden scha
de mettertijd zooveel mogelijk wederom
mocht inkrijgen".
Om de kosten te bestrijden, werd over
elk binnen de herdijking vallend gemot
zes pond Vlaams omgeslagen en in Oc
tober van hetzelfde jaar 1682 nog een
aanvullend geschot van ƒ1.20, in April
1683 nogmaals ƒ3.60 en in Juli 16S3
wederom een' pond Vlaams. Wie deze
cijfers in het oog houdt en bedenkt dat
de akkers nog jaren achtereen nauwe
lijks een halven oogst droegen, kan zich
voorstellen onder wat zwaren last de
eigenaars gebukt gingen.
Thans meer dan ooit hadden zij op
tegemoetkoming aanspraak en zoo kon
den de Staten-G-eneraal, toen hun tegen
den tijd dat de nog loopende termijn
een einde zou nemen opnieuw om ont
heffing van belastingen werd gevraagd,
bezwaarlijk iets anders doen dan die
wederom (tot 1694) te verleenen.
Met die gunstige beschikking echter
was men op verre na niet uit den nood
geholpen, want zou het thans weder
herdijkte gedeelte in stand blijven, dan
was het aanleggen van kostbare verde
digingswerken volstrekt noodzakelijk.
Aanhoudend toch bleef er beide in hot
westen en in het oosten gevaar dreigen
Aan den oostkant ging „de inkankering
nog al gedurig voort zoowel op stil als
op hard weder, zoodat niets 'anders te
verwachten was als dat zoo voortgaan-
sproken van desorganisatie van het le
ger van verminking van de weerkracht.
Wanneer men nu bedeukt, dat het aan
tal op 31 October 1.1. met verlof gezon
den miliciens bedroeg: bij het 1ste regt.
huzareu (2de eskadron.) 17 man, bij het
3de regt. huzaren (3de esk.) 28 man, en
hij het 4de regt. huzaren (5d esk.), 44
man, dan mag toch gevraagd worden,
wat er in het licht dezer getallen over
blijft van de bewering, dat het 3de re
giment huzaren bij mabilisatie t m ge
volge van dezen maatregel slechts met
l1/» in plaats van met 4 eskadrons zou
kuunen uitrukken.
Zooals hij zich den maatregel, vast
houdende aan opkomst der geheele lich
ting in October, gedacht heeft, zal bij
de bereden wapens, behalve do vrijwil
ligers van 1 October tot 1 April 1 ge
oefende en 1 recruton-lichting en van 1
April tot 1 October 1 geoefende lichting
voortdurend onder de wapenen zijn.
Hierbij zij er do aandacht op geves
tigd, dat van 1 October tot 1 April de
toestand geheel dezelfde blijftde af
schaffing van hot blijvend gedeelte
brengt daarin niet de minste wijziging
en de vraag is dus gewettigd, waat'jLi
men met het oog op eene mobilisnfte
bezwaar zou maken tegenHiet feit, .aTat
van 1 April tot 1 October slechts jjfn
geoefende lichting onder de wapenen is,
wanneer men zonder bezwaar heeft aan
vaard, dat dit het overige deel van het
jaar wél het geval zou zijn. Inderdaad
is er schromelijk overdreven 1
Ten einde het uitrukken op volle
sterkte bij mobilisatie naar zijn vermo
gen te verzekeren, heeft hij de voren
bedoelde miliciens der lichting 1905 met
verlof', niet met groot verlof, huiswaarts
gezonden, waardoor het mogelijk wordt,
zoodra de omstandigheden dit noodza
kelijk doen achten, deze manschappen
zonder ophef en zonder vertraging bij
hunne korpsen te doen terugkeeren door
eenvoudige intrekking van verlof.
Aldus heeft de Regeering het in do
hand deze miliciens steeds tijdig bij de
korpsen aanwezig te doen zijn.
Verder zijn door den minister maat
regelen genomen, waardoor de militie
bij die korpsen, welke bij mobilisatie
het eerste moeten uitrukken, meer dan
vroeger wordt getrokken uit de nabij
heid des vredesgarnizoentn.
Men moet ook niet uit het oog ver
liezen bij de beöordeeling van de taak
der cavalerie gedurende hot dekken der
mobilisatie, dat hierin eene wijziging ge
komen is tengevolge van de bestem
ming welke een deel der landweer ge
kregen heeft.
Zooals de minister ton vorigen jare
te kennen gaf, wenschte hij, alvorens
hierop zeker te gaan, de landweer eerst
bij hare samenkomst in dezen zomer te
zien. Welnu, hij kan roeds nu vorkla
ren, dat hetgeen hij van de landweer
gezien heeft, hem het vertrouwen ge
schonken heeft, dat de daarvoor aange
wezen afdeelingen de in haar gestelde
verwachtingen niet beschamen zullen.
Ten aanzien van de rijdende artille
rie moet, met het oog op eene eventu-
eele mobilisatie, op soortgelijke wijze
gehandeld worde als hierboven voor de
cavalerie werd aangegeven.
De veldartillerie wacht, alvorens bij
mobilisatie uit te rukken, de opkomst
onder de wapenen der met groot verlof
zijnde miliciens af.
Op de snelheid harer mobilisatie oefent
dus het al of niet bestaan van een blij
vend gedeelte geen invloed uitvoor
zoover bij de voorloopige maatregelen
welke, in afwachting van de opkomst
der groot-verlofgangers, genomen wor
den, werkkrachten te kort mochten ko
men, zijn de korpscommandanten vol
gens de bestaande voorschriften gemach-
de niet alleen in het korte de Èlisabeth-
polder maar ook daarna allengs Bres-
kens, Baarzande, do Groede en andere
achtergelegen polders zouden weggeno
men worden". Op grond van dit alles
en omdat zij „onmachtig waren langer
zulke excessive kosten te kunnen dra
gen, daar zij van hun landen niets of
heel weinig konden trekken", wendden
zich de ingelanden in April 1685 tot de
Staten-Generaal met het verzoek dat
hun „tot wederstand van de zee en het
maken van suffisante hoofden uit de
verponding (belasting op gebouwde en
ongebouwde eigendommen) een schelling
's jaars over het geheele eiland van
Cadzand en Prins Willemspoldor" mocht
worden toegelegd.
Het gevolg hiervan was dat de Ge
deputeerden van den Raad van State,
die in den nazomer van 1685 Staats-
Ylaanderen bezochton om de verpach
tingen te doen ou de vestingwerken te
inspecteeren, op de plaats zelve den
toestand kwamen opnemen teneinde zich
te vergewissen of de inwilliging van dat
verzoek inderdaad gewettigd was. Ver
gezeld van een ingenieur begaven zij
zich den 2 September naar den Elisa-
bethpolder, alwaar (zeggen zij in hun
rapport) „wij op het laagwater aankwa
men en aldaar vindende den burgemees
ter van Hecke van Vlissingen, groot
geland en geïnteresseerd in Breskens,
geassisteerd met eenige bedienden van
dezelve parochie en den voorzeiden Eli-
sabethpolder, mot welko wij zijn voort
gegaan tot aan den oever en afgebroken
gronden, alwaar door den ingenieur met
een roeischuit de peiliug langs heen en
bijzonderlijk op vier diverse plaatsen is
gedaan". Aan den oostkant werd „ten
zuiden van den ingebroken Stickepol
derdijk" bevonden een diepte „steil on
der 't land van 2, 3, 4 tot 5 vadem
onder 't laag water met een zandgrond",
op een andere plaats „ten zuiden van
Elisabethpolder, waar de grond was vlak
afgaande" een „van 2, 4, 6, 8 tot 9
voeten op laag water".
„Verder varende langs de inkankeren
de schorren, dewelke volgens de getui-
nisse van de presente inwoners en die
aldaar dagelijks verkeeren van tijd tot
tijd waren ondergeloopcn en afgenomen
principalijk (voornamelijk) met hooge