ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD: VOOR HET VOORMALIG 4E DISTRICT.
No. 1154.
16' Jaarg.
Een beproefd vertrouwen.
FEUI.LL ETON.
B R E 8 K l\ 8 (J IIE COURANT.
Abonnement per 3 maanden 0.50, franco per post
door het geheele rijk 0.55, voor België ƒ0.023 en voor
Amerika 0.825 bij vooruitbetaling.
Abonnementen worden bij boekhandelaren en brieven
gaarders aangenomen.
Advertentiën van 1 tot en met 5 regels 25 cents, elke
gewone regel meer 5 cents. Groote letters naar plaats
ruimte. Bij abonnement lager tarief.
Advertentiën worden ingewacht tot Dinsdag- en Vrijdag
middag te twee ure.
Hit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond bij den uitgever C. nrELEMAaUteJtresiteng^
Verlaging van den suikeraccijns en ver
hooging van dien op het gedistilleerd.
In de gehouden vergadering van de
Liberale Unie is door den oud-minister
mr. N. G. Pierson een rede gehouden
naar aanleiding van de door den minis
ter van financiën ingediende belasting
voorstellen, waaraan we aan de hand
van de N. R. Crt. het navolgende ont-
leenen
Hij wees op den grooten durf en de
energie, door den minister van financiën
in dezen betoond. Maar het was ook
zijn dure plicht.
Want financieele politiok is ook soci
ale politiek, en hij moest de middelen
aanwijzen om de sociale hei vormingen
tot stand te brengen. Mooi is echter
vooral, dat de minister zijn perspectief
zoo ruim heeft genomen. Die groote
voorbereiding en lange debatten zijn
onvermijdelijk. E11 nu geeft de minister
ons een financieel exposé, dat zich uit
strekt over vijf jaren. Dat was zeer
goed gezien van den minister. Maar de
moeilijkheid was anderzijds ook groot.
Want hij moest zich den toestand, zoo
als deze in 1911 zal zijn, duidelijk voor
oogen stellen, en hij teekent ons op ma
gistrale wijze dien toestand. Hij re
kent voor de nieuwo maatregelen de
ziekteverzekering, de ongevallenverzeke
ring, de ouderdomsverzekering, do ad
ministratieve rechtspraak en de uitvoe
ring der Onderwijswet 1905, 11 milioen
6 ton, waarbij nog komt een tekort van
2 millioen, maakt 13 millioen 6 ton.
De minister heeft toen nagegaan, wat
het natuurlijke accres der gewone uit
gaven zal zijn gegeven den toestand
van het huidige oogenblik, bedragend
niet minder dan 10 millioen 9 ton, wat
in het geheel maakt 24.5 millioen. Een
groot cijfer, en de arbeid daarvoor aan
te durven toont karakter. Na den na
tuurlijken groei der gewone uitgaven
ging hij na die der gewone inkomsten
niet minder dan 14 millioen 320 duizend
gulden zal er over 5 jaren aan inkom
sten meer zijn, als er aan ons belasting
stelsel niets wordt veranderd.
Met groote zorg heeft de minister
post voor post nagerekend en de 14 mil-
lioenen 320 duizend gulden zijn dan ook
goed nagegaan. Bovendien heeft de mi
nister niet eens gerekend op vermeerde
ring der inkomsten uit de grondbelas
ting 9 ton wijl er iets voor de ge
meenten zal worden gedaan. En in de
tweede plaats hield hij geen rekening
niet de vermeerderde opbrengst van den
suikeraccijns. Waarom niet? Omdat de
minister van plan is de suikeraccijns te
verlagen met ƒ10 per 100 K. G. en dus
te brengen van 27 op 17.
Spr. herinnerde aan de afschaffing der
suikerpreiniën door de Brusselsohe con
ventie. Dit gebeurde niet zonder te
genstand, want de beschermde fabrikan
ten zouden er schade door lijden. Licht
punten voor dezp fabrikanten waren ech
ter, dat de overproductie, in het leven
geroepen door de protectie, zou vermin
deren en dan de prijzen zouden stijgen,
en in de tweede plaats was een licht
punt, dat waarschijnlijk in eenige groote-
re landen den suikcraccijns zou worden
verlaagd. In België wordt de accijns ver
laagd van 50 francs op 20 fr., in Frank
rijk van 64 francs tot 20 francs, in
Duitsehland van 20 mark tot 14 mark.
Nederland heeft niets gedaan, vond in
dien tijd geen vrijheid om iets te doen.
Wij droegen niets bij tot vermeerdering
der consumptie, hoewel de accijns vrij
hoog is. Wij hebben alleen op papier ge
daan door in de wet van 24 Juli 1903
to bepalen, dat de bepalingen voor den
eersten September 1909 moesten wor
den herzien. De minister achtte zich
echter gebonden door de wet van Juli
1903 en zoo kwam hij met het plan, den
accijns 10 te verminderen. Nu is de
verlaging een moeilijke kwestie. De le
gende zegt, dat de vermindering van
accijns dadelijk een vermeerdering van
consumptie zal veroorzaken, die de ge
leden schade opheft.
In die mato is dat echter niet waar.
Spr. hield zich voor eenige jaren met
deze zaak bezig en ging na, wat er van
1877 1901 in Engeland gebeurd is, en
hij onderzocht wat do velaging van den
accijns voor liet gebruik heeft gedaan.
De prijsdaling bedroog ,/15 per 100
K.G., maar liet verbruik nani slechts
inet 39 percent toe. I11 Duitsehland (waar
niet alloen accijns, maar ook de surtax-
eu verminderenis de ervaring gelijk.
Uit deze en andere cijfers blijkt, dat de
minister van financiën zich niet aan al
te optimistische voorstellingen moet 0-
vergeven. De feiten spreken te sterk.
Maar anderzijds, hoe hoegor de prijs is,
hoe sterker invl oed de verlaging van
dien prijs zal hebben op hot verbruik.
Als we hier accijns hadden van ƒ17
(thans is het ƒ27), dan zou spr. van een
verlaging met ƒ10 niet zooveel succes
verwachten. Echter had de minister zich
slechts af te vragenhoe zal de toestand
zijn in 1911 Dat is dus het voordeel
van het ruiiue perspectief. Hoe de ver
laging 1111 zou werken, had hij niet na
te gaan. Spr. wees er dan op, dat èn
liet suikerverbruik èn het bevolkingscij
fer vooruit gaat.
Dit jaar was het verbruik 78 milli
oen kilo. In 1911 zal het op dien voet
ruim 90 millioen zijn. Daarbij komt
het vermeerderde gebruik door de ver
laging van den accijns (te schatten op
111/^ percent, gelijk in Duitsehland)
maakt totaal voor 1911 ruim 103 mil
lioen kilo suikerverbruik. Er zal dan
slechts een tekort zijn van 2x/2 millioen.
Dat is niet veel. Maar toch durfde de
minister het aldus nog niet aan.
Daarom wil hij verhooging van den
accijns op het gedistilleerd, en hoewel
de ervaring in België niet gunstig is
(de accijns werd daar verhoogd van 100
frs. op 150 frs. en hier te lande wordt
voorgesteld van ƒ63 op ƒ90), mag toch,
gezien het tekort (2'/2 millioen), de po
litiek der regeering, van den minister
van financiën, alle aanbeveling verdie
nen.
Dan kwam spr. tot de voorgestelde
gesplitste inkomstenbelasting, waarvan
de minister ƒ2,500,000 opbrengst ver
wacht.
Die splitsing noemde spr. niet de
hoofdzaak. Het essentieele in die ge
splitste inkomstenbelasting is de zwaar
dere belasting van het inkomen uit ver
mogen boven dat van het inkomen uit
arbeid. Men wilde in 1892 en 1893,
toen spr. deel uitmaakte van het mini
sterie, tweeërlei belasting, nl. een ver
mogensbelasting en een bedrijfsbelasting.
De eerste was hot zwaarste.
Nu dacht men door die eenvoudige
splitsing op te heifen, de noodige geld
middelen te krijgen, maar de onwaar
heid daarvan zag spr. dadelijk in. Ech
ter was het moeilijk door de splitsing
te komen tot een behoorlijke regeling
der progressie. De minister van finan
ciën vond daarvoor eeh behoorlijke op
lossing. Spr. schaamt er zich wel een
beetje voor, dat hij dit vroeger niet
hoeft gevonden, en hij erkent nu, dsft
minister de Meester sprekers kinderen
geenszins vermoord, maar verbeterd
heeft.
Spr. legde vervolgens de gevolgen van
de nieuwe wet bloot. Het verschil met
de huidige wetten is, dat de progressiè
sterker is, maar daartegenover staat het
correctief, dat bijv. voor kinderen aftrek
van 3 pet. wordt toegestaan. Voorts
zij de aandacht gevestigd op dë ver-
25.
De politieman schudde het hoofd
het spoor leidde naar het slechtst beruch
te deel der stad. „Wij moeten dadelijk
onze nasporingen op de plaats zelve
voortzetten", zeide hij na een poos te
hebben nagedacht en gaf den koetsier
een wenk om als wegwijzer te dienen.
„Ga maar méde, mijnheer", voegde hij
Vos toe.
Zwijgend liepen zij, in de stilte van
den nacht, naar de voorstad. Eindelijk
bleef de koetsior staan. Hier zijn de
dames uitgestapt", zeide hij zoer be
paald. „Die straat zijn zij binnonge-
gaan".
De politie-beambte keek onderzoekehd
rond. „Heb je niet gezien welk huis zij
binnengingen?" vroeg hij.
„Neen, mijnheer, ik heb er niet op ge
let. Het eenige wat ik kan zeggen is
dat de dames niet ver kunnen gegaan
zijn, want juist toen ik weg wilde rij
den, hoorde ik haar voetstappen reeds
niet nfeer. U weet hoe hard elk geluid
in de smalle straat weerklinkt, mijnheer".
„Heel goed, misschien dat je mede-
deelingen, als ze ons tenminste van nut
zijn, je wel een kleine belooning bezor
gen kom mede, mijnheer Vos, ik ken
in deze straat ieder huis en bijna al de
bewoners, wij moeten stap voor stap de
straat doorzoeken of we wat verdachts
vinden".
Nauwelijks hadden zij vijftig stappen
in de eenzame, smalle straat gedaan of
de politiebeambte bleef eensklaps staan
en sloeg zich voor het voorhoofd. „Lie
ve hemel", zeide hij en een uitdrukking
van zegepraal kwam op zijn gelaat, „hoe
is het mogelijk dat ik daar niet vroeger
op kwam In dat huis daar hij wees
op eene kleine bouwvallige spelonk
heeft de advocaat zijn buit gebracht
daar en nergens anders
„Waarom mijnheer?" vroeg Vos ver
heugd en toch nog steeds twijfelend.
„Het huis wordt bewoond door oen
echtpaar, dat bij de politie' heel slecht
staat aangeschrevenman en vrouw
stonden eerst twee maanden geleden
wegens helen van gestolen goed terecht
en zij hadden hun vrijheid enkel aan
de doortrapte slimheid van Fuerto te
danken. Hij heeft die menschen geheel
in zijn macht, zij moeten doen wat hij
wil en zij zijn best in staat voor elk
boevenstuk. Heeft u een wapen bij u
mijnheer
Vos gaf een bevestigend antwoord.
„Dan behoeven we geen hulp te gaan
halen", zeide de inspecteur, daar gaat
ook maar tijd mede verloren".
Snel stak hij de straat over en klop
te met kracht op "de deur van het aan
geduide huis.
Eenige minuten verliepen en toen ging
een klein raampje boven de deur open
een lichtstraal viel op, straat en eene
heesche vrouwenstem vroeg wat men
wilde.
„In naam der wet, doe dadelijk open
Het raam werd toegeslagen, men
hoorde in hot huis twee stemmen zacht
jes fluisteren, daarop werd een sleutel
knarsend omgedraaid en de deur ging
open. Eon oud man, met een lantaarn
in de hand, stond in de gang on nam
de beide gasten, die zoo laat in den
avond kwamen, scherp op. Waarschijn
lijk herkende hij den beambte dadelijk,
niettegenstaande deze in burgerkleeding
waseen oogenblik scheen hij zeer ver
schrikt te zijn, maar heel spoedig wist
hij zich te beheerschen. „Wat is er
van -uw verlangen, mijnheer de inspec
teur?" vroeg hij op slependen toon. „U
weet dat wij fatsoenlijke menschen zijn".
De inspecteur trad haastig over den
drempel, Vos en de koetsier volgden
hem. „Roep je vrouw eens, Capezzi,
maar verroer je niet", zeide de inspec
teur op bevelenden toon en wéés op
zijn revolver. „Bij de minste of gering
ste verdachte beweging die je maakt
schiet ik je neder".
Bevend gehoorzaamde de oude man.
Toen echter op zijn geroep de vrouw
scheldend en brommend te voorschijn
kwam en het licht van de lantaarn op
haar gezicht viel, keek de koetsier eens
klaps verbaasd op, stiet den beambte
aan en zeide fluisterend„Dat is ze,
mijnheër
De inspecteur keek de vrouw scherp
aan. „Waar is de dame, die je vandaag