AXELSE COURANT
Waar vandaan stamt de
bevolking van het land van Axel?
J. C VINK
Frankering bij abonnement, Axel
WOENSDAG 11 DECEMBER 1957
72e Jaargang No. 21
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
VERSCHIJNT IEDf 'E WOENSDAG EN ZATERDAG
Drukker UitgeefsterFIRMA J. C. VINK
Red. en Adm.: Axel, Markt 12, Til. 0 1155 -646
Hoofdredactie: J. C. VINK
FIRMA
Markt 12
AXEL
IV. ONDERZOEK IN DOOP- EN HUWELIJKSBOEKEN.
ABONNEMENTSPRIJS: Losse nummers 6 cent
Kwartaal-abonnement
Axel binnen de kom f 1,55 Andere plaatsen f 1,75
Buitenland I 2,00
ADVERTENTIEPRIJS
Bi) contracten belangrijk
11171 «onden Mededelingen
Klelzw kdrertentiên (maximum
70 cent iedere regel
zinnig was en in 1674 voor de tweede maal een buiten
echtelijk kind kreeg. Met een in 1678 onechtelijk ge
boren meisje wist men geen raad met de benaming en
noemde het toen maar Dingetje. Naar oud- testamen-
tisch gebruik lieten Adriaan Noutsen en Geertruida
Groeneveld een tweeling dopen als Abraham en
Isaac.
Nog vrij uitvoerig stond spr. bij verschillende van
deze familienamen stil en gaf zijn opinie over het ont
staan en de herkomst hiervan. Het zou evenwel te
ver voeren om hierop in deze kolommen nog uitge
breider in te gaan.
In de 18e eeuw werd het areaal uitgebreid en had
den verschillende bedijkingen plaats in het midden van
het huidige Zeeuwsch-Vlaanderen, tot ruim 4800 ha.
toe, doch daaronder vielen dan ook sommige in het
laatst dier eeuw, b.v. in 1790 Beoosten- en Bewesten-
blij en Canisvliet-buiten, in 1789 Riet- en Wulfsdijk,
feitelij kal buiten het „Committimus" gelegen. Ook
deed deze vermeerdering van grondgebied allerminst
behoefte ontstaan aan bevolking uit andere delen van
Zeeland, temeer ook omdat m enuit andere delen van
het ambacht en het Land van Hulst of van gebieden
buiten het „Committimus" als Sas van Gent en Phi
lippine ook landbouwers had, die de nieuw gewonnen
gronden konden en wilden bebouwen. Hoe is het dan
blijkens de boeken in de 18e eeuw het verder gegaan
met de van elders gekomen bevolking Goed geteld
zijn er in deze eeuw huwelijken gesloten met per
sonen buiten midden-Zeeuwsch-Vlaanderen en in de
vier gemeenten Axel, Hoek, Terneuzen en Zaamslag
351, waarvan 125 met in België wonenden, 34 uit
Zuid- en Noord-Beveland, 53 uit Walcheren, 8 uit
Schouwen en Duiveland, 2 uit St. Philipsland en 17
uit Tholen, dat is dus 118 uit Zeeland boven de
Schelde en 50 uit overig Zeeuwsch-Vlaanderen, n.l.
32 uit het Westen, 1 8uit het Oosten en dan nog plm.
6 uit Philippine en Sas van Gent. Laten we zeggen
350 huwelijken ir. honderd jaar. Deze huwelijken met
personen van elders kunnen dus onmogelijk van in
vloed zijn geweest op de vorming van karakter, ze
den, godsdienst, taal en kleding der bevolking.
Het is typisch, dat in 1795 nog tal van Zuid-Neder
landers eventjes in Axel komen trouwen, waaronder
een Matthijs van Pottenberghe uit Calloo met Maria
Tarwebrood uit Koewacht. In 1796 kwam nog een
Catharina Weins uit Ossendrecht, maar die in Axel
woonde, huwen met Daniël Riemens van Zaamslag,
die toen ook in Axel woonde en daar wellicht een
eerzaam timmerman was, gelijk we die later nog in
Zaamslag in onze jeugd gekend hebben.
Uitermate vluchtig willen we nu de Axelse doop
boeken uit de 18 eeuw doorvliegen. Op 21 maart 1706
werd zeer tegen de zin van de moeder een onecht
kind gedoopt als Jefta, met het harde bijschrift „hoe
renkind". Een typisch bewijs van verzachting der
zeden was, dat 70 jaar later een buitenechtelijk kind
„Soetje' 'werd genoemd. Vanaf 1785 is er een apart
register gehouden voor de rooms-katholieken. In 1780
was men begonnen niet alleen de doop- maar ook de
geboortedag te vermelden. Hoe langer hoe meer komt
men tot de overtuiging bij het doorbladeren van deze
registers dat door de onderlinge relatie s en het huwen
uit de verschillende gemeenten ,hoe eigenlijk het ge
hele volk één grote Nederlandse familie is. In 1791
eindigt weer het aparte register voor de katholieken.
De opgaven sedert 1796 zijn gedaan door de agenten-
municipaal, daar Staats-Vlaanderen toen „Frans" was
geworden, ingelijfd bij het grote Franse Rijk van
1796 tot 1813 toe. De burgerlijke stand werd inge
voerd en L. Haarsman, president van het kanton
Axel sloot hier het doopboek af.
Ook de Terneuzense doopboeken en evenmin die
van Zaamslag weerspreken onze conclusies niet en
bevestigen deze veeleer. Hoe interessant het ook is een
overzich te geven van de linie der verschillende ge
ien de relaties tusen de bevolking van de gemeenten
- uit het ambacht toch moet dit overzicht hier be
ëindigd worden, daan het karakteristieke verschil der
bevolking van het Land van Axel met dat van andere
delen van het huidige Zeeuwsch-Vlaanderen uit dit
en voorgaande artikelen hieraan gewijd, voldoende is
gebleken en ook door trouw- en doopboeken welke
opgesomde gegevens wij hier noodgedwongen moesten
bekorten is bevestigd. In geen geval laat zich
hieruit afleiden de afkomst van deze bevolking van
boven de Schelde.
Wij hebben getracht aan te tonen
le. dat dit Land van Axel, evenals trouwens geheel
Zeeuwsch-Vlaanderen vanouds Vlaams land is, be
horende tot het graafschap Vlaanderen.
2e. dat in de oude tijd dit land bijzondere betrek
kingen heeft gehad met het noorden, naar het schijnt
bestuurlijk en zeker kerkelijk door te behoren tot het
bisdom Utrecht tot 1555, toen de nieuwe bisdommen
werden ingevoerd.
3e. dat ook het volk dezer streek geheel Vlaams is,
de lotgevallen van Vlaanderen heeft gedeeld en bij
zondere betrekkingen had met Gent, hetwelk vrijwel
(Slot.)
Naast de huwelijksboeken bevestigen ook de doop
boeken onze stelling. In 1604 vinden we in de doop
boeken van Axel families vermeld als Goethals en
Lageraat, Tack en Steevens. In 1605 Klaas Balthasar
Ghistelle, allemaal personen uit bestuurscolleges, maar
ook uit de zuidelijke Vlaamse gewesten. Leunis, al in
de 15e eeuw onder schippers van Terneuzen bekend,
Andries Wouters, de Smeth, de Pauw, Daalman, Guil-
lot, in 1606 van Hekke, Galle, Wolfaerts, Verstraete,
van den Einde, in 1608 Tavernier, van Damme, Wal-
rave, in 1609 domineren namen als Gilde, Roze, Ser-
lippens, in 1610 v .d. Putte en de Munck, in 1614
reeds van Hoeve, Maes en Moorthamer, in 1650 een
van Deijnze, Verlinde, Maertens en Deij, een de Vos,
v. d. Velde, Danckaarts en nog vele andere thans nog
bestaande namen.
Na het Twaalfjarig Bestand werden de doopboeky
omvangrijker en vinden we een de Bruine en den
Braai, in 1620 Herrebout, de Smit, Dierickx, Goossen
Hamer, Vinkke en de Bock. In 1619 Eekman en de
en Jan Over de delve (later Overdulve).
Vele van deze familienamen zijn terug te voeren
naar namen van landgoederen, gehuchten en heerlijk
heden in het Vlaamse. Onder Saffelaere ligt nog het
landgoed „Ter Hamere,, terwijl in Zwijnaerde een stil
staand water „de Hamer" heet. Ook de familie de
Cracer blijkt volgens te Axel gevonden gegevens een
echt Vlaamse familie te zijn. De naam Wiskerke b.v.
zou men geneigd zijn terug te brengen naar Noord-
Beveland, maar het is veel waarschijnlijker ook een
Vlaamse naam. Bij Baesel in he tland van Waes ligt
immers de heerlijkheid Wissekerke. Ook Ramondt is
zeker een uit het zuiden komende familie. Onder
Wachtebeke is nog de Ramondtshoek
De naam Dieleman stamt eveneens uit de Zuidelijke
Nederlanden en het lid dezer familie waarvan de vele
honderden in het Land van Axel grotendeels af
stammen kwam in 1641 voor het eerst zich onder de
gemeente Hoek vestigen. Vejlgens de taalkundige
Pieter Tak moet „Diele" verklaard worden als ver
kleinwoord voor „volkjeHet komt ook voor in
Dieleghem, volkshuis, een abdij bij Brussel. Nog in
de 18 eeuw was er in het kanton Aalsteen buurtschap
welke Dieleman heette, zoals ook in Moerbeke een
Dielemanstraat is geweest. Nog één naam dient ge
noemd, n.l. de Koeier, een echt Vlaamse naam
Dr. Eug. K. Verstraete, schrijft in het verzamel
werk „Vlaanderen roept" over de koewachters in het
land van Vlaanderen, dat daarvan ook de famlienaam
de Coeier afkomstig is.
Om verder de Axelse registers te vervolgen vinden
we daarin nog een Cornelis Jansen, later met toe
voeging van Rozendaal. Reeds in het begin der 17e
eeuw vindt men in Hoek de familienaam de Feiter,
waarvan de traditie de oorsprong in Frankrijk stelt.
Enkele Franse voornamen als Arnaud en Guillaume
wijzen hierop. In het doopboek van Axel in 1633
vinden we een Levien de Feiter. In 1634 de namen
Lemaire, de Feaux, Bardout, Jolijt (uit Gent), Vinke,
Dupré, Laforet, Batselaer, Covée en meer Franse
namen. Ook de bekende naam Houbé en Steenaert.
Ook de rooms-katholieken werden in de doop- en
huwelijksboeken ingeschreven. Daarin treffen we in
1617 een Calle aan en in 1611 een Govaerts uit Ant
werpen en voorts verschillende personen uit Valen-
Ciennes, Yperen, Gent, Wachtebeke, een Provoost
uit Boulogne. Een Verreke kwam uit Gent en Herre
bout uit Bouchaute. In 1648 komt voor het eerst een
Ramondt in de Axelse doopregisters voor. Ook een
Riemens, maar niet na te gaan is zijn afkomst. Het
jaar 1660 vermeldt Adriaan van Dusselère, later ge
schreven Doeselaar. Amelynck werd Hamelink, Ver-
berquemoes werd Verberkmoes. Vanzelf vindt men
ook een van Dyckshoorn, een Wolferts, een van de
Wege en een Blankaarts. In 1677 verschijnt Iwan Sol.
Spr. herinnerft zich uit zijn jeugd Piet Sol, die met
goud en zilver leurde. Kennelijk duidt de voornaam
op een afkomst van achter het ijzeren gordijn.
Vooral ook uit de huwelijksboeken der tweede helft
van de 17e eeuw blijkt van de onderlinge familie
relaties in het Land van Axel en die in Asseneder
ambacht en Land van Waes, toen onder de Spaanse
Nederlanden. In 1688 leeft een Pieter van Tatenhove
in Terneuzen, in '89 was Abraham de la Hay een
beetje ondeugend geweest, door terwijl hij al getrouwd
was, een kind te verwekken bij Saartje Marteijn. Het
onderzoek naar het vaderschap is pas in de Franse
tijd verboden. Sedert 1659 kreeg Zaamslag toenemende
relatie s met Hoek, of zoals men dat in Saffelaere
vroeger noemde „vleselijke conversatie
De boeken van Zaamslag tonen ook, evenmin als
die der andere gemeenten, een overvloed van personen
uit de overkant aan. Verplaatsing naar over het brede
water der Schelde bleef, zeker toen, bezwaarlijk.
Vinden we alzo in de 17e eeuw onder Zaamslag
reeds vele nog heden ten dage bekende familie's, niet
meer treffen we aan b.v. Olifant, Koelant, Dammas en
Seijst. Hier lezen we dat Eva wel een beetje te los-
steeds Oost-Vlaanderen heeft beheerst, althans sterk
beinvloed.
4e. dat in de eeuw van de Nederlandse beroerten de
hervorming in deze streek door Zuid-Nederlanders ge
predikt werd en bevorderd en het protestantisme er
bij herhaling )p en neer ging naarmate het Spaans,
dan wel het staatsgezag de bovenhand had en het
leven beheerste.
5e. dat in deze worstelstrijd dan eens de katholieken
dan weer de hervormden de wijk namen naar Gent
en omgeving, naarmate ook daar hetzij de hervorm
den, hetzij de Spanjaarden aan de regering waren.
6e. dat het land voor een groot deel door inundatie
onbewoonbaar was en dat het overige werd gebrand
schat en geplunderd door Watergeuzen en anderen,
waardoor de bevolking werd gedwongen zich terug
te trekken naar het Zuiden.
7e. dat eindelijk, nadat Terneuzen in 1583 en Axel
in 1586 aan het Spaans gezag waren ontrukt, de oude
bevolking repatrieerde en de eerste jaren, vooral na
de overgave van Gent aan Parma, ook vermeerderd
met velen» die in het daarvóór protestantse Gent hun
toevlucht hadden gezocht, dieper uit de Zuidelijke
Nederlanden o fuit het Noorden van Frankrijk.
8e. dat in de chaos op verzoek van teruggekeerde
ingezetenen de Staten-Generaal nieuwe orde schiepen,
door wat het bestuur betreft een opdract te geven aan
de Staten van Zeeland, waardoor het z.g. „Committi
mus" ontstond, behelzende het grondgebied van de
vier protestantse gemeenten en later in 1594 Axel
weer geheel zijn magisctraat te geven.
9e. dat het land en volk zeer verarmd was, maar
zich spoedig herstelde en zelfs vele gronden werden
ingedijkt.
10e. dat de bevolking bleef bij de hervorming, aan
merkelijk versterkt door Zuid-Nederlandse invloeden.
11e. dat deze bevolking een beslist gereformeerd ka
rakter kreeg der toenmalige Zuid-Nederlanders en dit
grotendeels in de 17e en 18e eeuw behield en wel
door het isolement, waarin zij moest leven en door
het kerkelijk behoren tot de classis Walcheren en het
bestuurlijk verband met de provincie Zeeland.
12e. dat de bevolking op natuurlijke wijze vermeer
derde aangevuld door vele Zuid-Nederlandse families
en ook wel enkele Zuid-Bevelandse families tot zich
trok, maar weinig of niet uit Walcheren ,doch dat
het percentage van lieden van elders in het „Com
mittimus" gekomen, niet groot was en het uit Zeeland
gekomene al bijzonder klein, hetgeen bevestigd wordt
hetzij positief, hetzij negatief door de huwelijks- cn
doopboeken der 17e en 18e eeuw.
13e. dat ook het karakter Vlaams bleef, zij het uiter
aard met een eigen stempel, ten gevolge van de ge
reformeerde geloofsopvatting en levenstrant en het
behoren tot een ander staatsverband en meer uiter
lijke gebeurtenissen en omstandigheden, terwijl waar
schijnlijk uit het kerkelijk toebehoren aan Walcheren
een strengere sabbathsopvatting ingang vond, maar
dat het Vlaams karakter toch de gemoedelijkheid steeds
deed zegevieren over een strenge dogmatische, objec
tieve leerstelligheid.
14e. dat ook in vele andere opvattingen van de
Vlaamse origine blijkt, o.a. door de boerderijenbouw.
15e. dat eindelijk het een en ander bevestigd wordt
door huwelijks- en doopboeken, voor zover deze kon
den worden geraadpleegd uit het laatst der 16e tot
het eind der 18e eeuw toen met de Franse tijd oen
nieuwe era aanbrak en in de 19e eeuw de bevolking
naar aard en wezen reeds gezet en bevestigd, dezelfde
gevoelens onderging van de veranderingen in het
wezen der maatschappij, de gevolgen der talloze uit
vindingen, etc. als overal elders.
Maar hoe onderscheiden ook de delen van Zeeuwsch-
Vlaanderen mogen zijn, ook als gevolg van de etno
grafische en historische gebeurtenissen en ontwikke
ling (gelijk ook trouwens geheel Nederland onder
scheiden is in zijn provincies en streken) zo is het
toch een prachtig mozaiek, gelijk aan een Byzantijns
bouwwerk, een van leven tintelend, krachtig en prach
tig geheel. Een eenheid zeker, in het begeren van
geestelijke en culturele vrijheid, die generlei dwang
duldt 1
Ons mooie Zeeuwsch-Vlaanderen wordt alzo, vooral
na de indijking van de Braakman, waardoor dit prak
tisch mogelijk wordt, meer en meer één geheel, het
welk het stevig fundament van het Zeeuwse wel
varen vormt. Een klein deel van Nederland, ja, maar
voor ons land van de grootste betekenis, één dei-
grootste welgevulde korenschuren. Een krachtig deel
van Nederland, maar met een eigen volk, van ouden
{stam, Vlaanderen. In een artikel over Zeeuwsch-
Vlaanderen in het boek „Vlaanderen roept", hetwelk
in de dertiger jaren onder redactie van Emile Buijsse,
tegenwoordig hoofdredacteur van de „Brugse Courant
waaraan verscheidene Zuid-Nederlandse schrijvers hun
bijdragen leveren, schreef spr. o.a. „De natuur bemint
oculatie, de enting van een twijg op een andere tak,
teneinde op de oude stam een nieuwe spruit te ver
krijgen. In zekere zin is het zo ook in het Land van
Axel in de loop der tijden in het laatst der 16e en
17e eeuw gegroeid en verstevigd en besnoeid en ver
zorgd in de 18e eeuw, als ware het een eigen tak.
Een eigen volk ontstaan met Vlaamse volksaard, met
oude Vlaamse arbeidzaamheid en energie, een volk
dat zichzelf kent in kalme waardigheid en zichzelf wil
blijven, niet houdt van nivellering of imitatie, een
volk ook, dat :n het bijzonder geestelijke dwang, doch
evengoed conventionele dwang haat en verfoeit. Een
volk, dat ondanks een aan agrariërs eigen conserva
tisme, vooruit wil, radicaal is en zoals men het tegen
woordig zegt, progressief, en in zijn diepste kern een
stuwende groeikracht heeft, geen genoegen neemt met
schijn voor werkelijkheid. En dus niet gelijk wil zijn
aan de karnhond, die in onze ouderwetse karnmolen
in schijn vooruit ging, maar in die tredmolen steeds
op dezelfde hoogte bleef.
De Heilige Schrift leert ons in één der schoonste
profetische boeken, dat de volken minder zijn dan een
stofje aan de weegschaal of een druppel in de emmer,
ja, de mens heeft niets om op te „stoffen", doch hij
is geschapen, naar Gods beeld. Dit wordt ootmoedig
erkend door de Zeeuwsch-VIaming in het Land van
Axel .ondanks al zijn gebreken en zijn deugden. Is het
eigenlijk ook niet een wetenschap bij de Zeeuwsch-
VIaming in het algemeen, ook bij de katholieke
Zeeuwsch-Vlamingen en bij de protestantse Westelijke
Zeeuwsch-Vlamir.gen. Zo al iemand ooit in zijn diep
ste kern atheïst moge zijn, hetgeen hij betwijfelt, zeker
is dat geen rechtgeaard Vlaming. De aarde is vol
van de hemel, het tijdelijke is doortrokken van het
eeuwige, iedere struik is als het ware een brandend
bos van God, om het Mozaisch beeld van de braam
bos eens te gebruiken. Zo is ook onverschillig de vorm
waarin ons geloof zich uit, als katholiek of in één
der vele protestantse vormen. Het ideaal van de
Zeeuwsch-VIaming, zij het ook dat hij zich hiervan
soms nauwelijks bewust is. Een geloof, door liefde
gedragen, voor zijn volk en zijn land. Het eigen land,
het bij Zeeland behorende, met Zeeland verbonden
Vlaamse land, het klein landeke, hetwelk zich zoals
Multatuli zo schoon Insulinde heeft getypeerd als een
gorde lvan smaragd ron dde evenaar, zich daar
kronkelt langs de brede Westerschelde, die het van
Noord-Nederlaud scheidt, terwijl men roept om een
vaste verbinding, niet alleen voor eigen economische
ontwikkeling, maar ook voor het welzijn van geheel
Nederland. Het mooie, staatkundige Noord-Neder
landse gedeelte van het aloude Vlaanderen, waar onze
vaderen hebben geleefd en geleden, geworsteld en
gebeden, ook hebben overwonnen en gejubeld, als
volk en als persoon en in welks bodem hun asse rust
van hen wier stoere werkracht, wier energie en ar
beid het land heeft gemaakt tot wat het nu is. Zoals
gezegd een schoon land, een korenschuur voor Neder
land, doch ook met een zoom van zware industrie in
de kanaalzone, die enorme prestatie's verricht, in
Noord-Nederland te weinig gekend en dies te weinig
gewaardeerd, blind als men zich daar maar al te vaak
staart op de inderdaad moeilijke problemen ter be
vordering der welvaart van de grootstad, de moloch,
die in de schoot van Abraham gezeten, alles dreigt
op te slokken of tot zich te trekken, tot als de
regering het niet verhoedt het bloed uit de uiterste
delen van het corpus toe. Maar, o landeke, blijf maar
kleen, niet meerder zou 'k u geeren
Maar even terug tot de AxelaarZijn energie,
initiatief en werkkracht heeft ook zijn schaduwzijden,
als het Frankische element een al te grote rol speelt.
Het was na de eerste wereldoorlog, eNderland was
neutraal gebleven.. Vele Zuid-Nederlanders kwamen
tijdelijk in het Land van Axel, vol idealen, plannen
en werkvermogen. De bevolking deelde er in en deed
dapper mee. Kunstmatige vlasserijen werden opge
richt, fabrieken van dit en dat. Ook een lakkerij en
een vernikkelfabriek, drogerijen van groente, waar
men deze ook inmaakte. Maar alles op losse voet. Na
de oorlog verviel de één na de andere, met vele duf-
zenden schade voor de deelhebbers. Toch wilde men
toen nog een wasserij oprichten en een zwembad. Men
vroeg aan een slachtoffer, die vol energie aan alles
had deelgenomen, ook hierin deelgenoot te worden,
maar dit weigerde hij „Ik ben al gebraakt en gerookt
engezwingeld, ik ben ook gedroogd en gezouten en
ingemaakt, ik ben zelfs verlakt en vernikkeld en om
me nu nog eens te laten wassen, mangelen en opzomen
en me dan eindelijk nog in de Schelde te laten ver
zuipen, daar heb ik geen zin in En toch, mensen
met een harde kop, een grote werkkracht, zoals Pol
de Mont zegt van de Pailloten Niet rijk, maar brave
mensen. „Ach, mijn klein schoon landeken, blijf maar
kleen, niet meerder zou 'k u geeren en 'k zie U (zulk
en is er geen) en 'k zie U toch zo geeren, o landeken,
ja, gij zijt maar kleen, niet groter zou 'k U geeren cn
'k zie U en ten is maar één en ik zie U toch zo
geeren 1"
Een ware ovatie volgde op deze prachtig gedocu
menteerde en met groot talent voorgedragen rede.
Een rasecht Vlaming, een Groot-Nederlander, had
zijn visie vrucht van diepgaande deskundige studie
op onnavolgabre wijze kenbaar gemaakt, omtrent
de herkomst onzer bevolking van het Land van Axel.
Zijn geboortegrond
Bij het diep hartgrondige dankwoord van dr. Wes-
seling als voorzitter der Oudheidkundige Kring aan
mr. P. Dieleman werd o.m. ook medegedeeld dat
deze rede in het jaarboekje van de Kring tot in de
finesse s uitgewerkt te zijner tijd het licht zal zien
Waar ontelbare streekgenoten zeker van harte blij
om zijn. Die ook hopen hem spoedig nog eens weer
te horen spreken over onze historie
Nog nader zullen binnenkort verschillende correcties
volgen in een volgend nummer van ons blad).