AXELSE COURANT
Wij leven steeds langer.
AXELSE IMPRESSIE'S.
J. C.VINK
KIESPIJN!
Frankermg bi) abonnement, Axel
ZATERDAG 27 JULI *957
71e Jaargang No. 84
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
VERSCHIJNT IEDf1 E WOENSDAG EN ZATERDAG
FIRMA
Markt 12
AXEL.
Ideaal voor ieder
die brieven schrijft!
fWiK-T -
WAARHEEN MET ZOVEEL MENSEN?
Ziezo, Nederland kan weer een record boeken en wat voor een record Het is
statistisch uitgemaakt en statistieken liegen er niet om dat wij hier in Neder
land, het oudste en gezondste volk ter wereld zijn. Oudste in die zin, dat ons
Nederlanders een langer leven beschoren is dan enig ander volk ter wereld. Wij
mannen worden gemiddeld 70 jaar, onze Nederlandse vrouwen het zwakke ge
slacht winnen het nog, want zij slaan ons met het cijfer van ruim 71. De meeste
Nederlanders worden veel ouder omdat er nog altijd velen zijn, die het, ondanks
alle hygiënische en sociale zorgen, niet zo ver brengen, terwijl het snelverkeer steeds
meer slachtoffers eist en zelfs de knapste doktoren en de beste geneeskundige ver
zorging niet alle kwalen kunnen genezen en omdat er nog altijd mensen zijn, die met
hun lichaam en gezondheid roekeloos omspringen en zo hun levenseinde verhaasten.
Er komen dus steeds meer oudere mensen in ons land in andere landen trouwens
ook, maar in mindere maten zodat de verzekeringsmaatschappijen als regel het op
75 jaar houden.
op grond van zijn steljfing van de meet
kundige en rekenkundige reeks. n.l. dat de
vermeerdering der bevolking sneller zou
gaan dan de vermeerdering der levensmid
delen, de levensmogelijkheden.
Van die voorspelling is niets uitgekomen.
Malthus heeft volkomen ongelijk gekregen.
De maatschappelijke ontwikkeling is heel
anders geweest dan dat hij die zag omdat
hij niet voorzien heeft, niet voorzien kon, dat
wetenschap en techniek een ontzaglijke toe
name van de productie mogelijk zouden ma
ken, zó ontzaglijk, dat 20 maal zoveel mensen
als in Malthus' tijd leefden, thans veel beter
kunnen leven dan in zijn tijd.
Het atoomtijdperk, dat wij thans zijn in
getreden. levert onoverzienbare nieuwe mo
gelijkheden, ten kwade helaas als deze ge
weldige natuurkrachten onder de invloeden
van angst, vrees, domheid, machtswellust,
tegen de mensheid losgelaten worden, ten
goede als deze zelfde krachten tot ons aller
welzijn aangewend worden.
De ouderen en de oudsten, waarover wij
in dit artikel begonnen en wier zorgen min
der zijn geworden in het vooruitzicht van
een bodempensioen, kunnen zeggen r och,
het zal mijn tijd wel uithouden. Maar de
jongeren, de jeuod, de millioenen, die het
leven nog eigenlijk tegemoet treden Aan
hen is de taak zich in te leven en in te
denken in de begrippen van een grootse
maatschappelijke evolutie, een wereldecono
mie, gebaseerd op internationaal denken en
handelen, waarin ook voor een toenemende
bevolking bestaanszekerheid zal zijn.
Wij zijn deze eeuw begonnen met haar
de eeuw van het kind te noemen. Het be
gint er echter meer en meer op tc lijken, dat
zij minstens evenzeer de eeuw der bejaarden
zal worden. Hoe meer oude mensen er ko
men, hoe meer het probleem van de ouder
dom zorg en belangstelling vraagt. In mate
riële zin in de eerste plaats. Nog altijd gaat
men bij de pensionnering uit van de 65-
jarige leeftijd, hoewel volgens deskundigen
de man en de vrouw van 65 jaar in deze
tijd flinker en gezonder zijn en nog een
langer leven voor zich hebben dan de ge
middelde man of vrouw van een halve of
driekwart-eeuw geleden. Er zijn nu reeds
700.000 mensen in ons land ouder dan 65
jaar en men berekent, dat hun aantal eer
lang het millioen zal bereiken, of bijna 10%
van de gehele bevolking. Van die boven
65-jarigen zijn en zullen steeds meer zijn het
grote merendeel vrouwen, omdat zij langer
lever en een steeds groter aantal daarvan
zal bestaan uit weduwen.
De leeftijdsverhoging roept vele problemen
op, waarvan de ouderdomsvoorziening er
slechts één is, hoewel een belangrijke. Eén
ervan is, dat veel minder mensen onder de
65 jaar zullen moeten zorgen, althans ten
dele voor het onderhoud van steeds meer
ouderen, die niet meer deelnemen aan het
productieproces. Weer een ander probleem
is, dat onze bevolkingsdichtheid, die nu
reeds met circa 320 mensen op een vier
kante kilometer het topcijfer is voor alle
Europese landen, voortdurend zal toenemen.
Men neemt nu reeds aan op grond van zo
nauwkeurig mogelijke statistieken aangaande
geboorten en sterften, dat de wereld over
25 jaar omtrent tweemaal zoveel mensen zal
tellen als thans, dat wil zeggen tussen de
vier en vijf milliard. Met enkele honderden
millioenen meer of minder houdt men daar
bij geen rekening. In weerw'il van de massa
vernietiging van mensenlevens in de laatste
oorlog is de wereldbevolking in nog geen
25 jaar toegenomen met omstreeks een half
milliard, dat is zo ongeveer een kwart van
alle mensen, die in 1930 de aarde bevolkten.
Velen men zou hen pessimisten kun
nen noemen zien op grond hiervan de
toekomst donker in. Waarvan, zo vragen
zij, zullen al deze mensen moeten leven
Driekwart van de mensheid leeft nu reeds
beneden of op de rand van een redelijk be
staansminimum. Hoe zal ooit voot die al
maar wassende stroom van mensen, vooral
in de nu reeds dichtbevolkte gebieden, vol
doende werkgelegenheid gevonden kunnen
worden Men kan niet eindeloos voortgaan
met industrialisatie en emigreren. Waar zal
men die millioenen huizen moeten bouwen
en de ziekenhuizen, de sanatoria, de scholen,
sportvelden, de schouwburgen, de concert
zalen, de bioscopen en niet te vergeten de
kerken en nog zoveel meer wat samengaat
met een steeds toenemende bevolking, zonder
onze cultuurgronden, waarvan ons voedsel
moet komen, onze recreatie-oorden (bossen
b.v.) al te zeer en onverantwoordelijk aan
te tasten Voor Nederland alleen al zullen
in de komende 20 jaren minstens een mil
lioen woningen meer nodig zijn, plus alles
wat daarbij hoort.
Alls wij aan al deze dingen denken wordt
het ons wat angstig om het hart, zo heeft
minister Drees een paar jaar geleden reeds
gezegd. Maar het gaat hier niet alleen om
een nationaal-, doch om een wereldprobleem.
Wij groeien vast, in tal en last, zou men
met Vondel kunnen zeggen, hoewel deze
dichtregelen van Vondel slechts sloegen op
weeskinderen. Maar na Vondel heeft de
Engelse staathuiskundige Malthus aan het
begin der vorige eeuw reeds voorspeld, dat
het werkelijk in de wereld vast zou lopen
„RODE KRUISZEGELS NEDERLAND"
1957.
••Ter gelegenheid van het 90-jarig bestaan
van „Het Nederlanlsche Roode Kruis" zal
P.T.T. een serie bijzondere Rode Kruis-
zegels met een toeslag boven de frankeer-
waarde uitgeven.
De serie bestaat uit vijf zegels n.l. het
jubileumzegel, dat een rood kruis toont met
de jaartallen 1867 en 1957, temidden van
vier zegels, die elk een facet van het Rode
Kruis symboliseren.
De 4 cents-zegel geeft een afbeelding van
een pelikaan met jongen het symbool van
de bloedtransfusiedienst, die door het in
standhouden van een bloedvoorraad in zie
kenhuizen bij operaties e.d. in de behoefte
van zieken kan voorzien en bovendien door
het toedienen van bloedplasma, dat geen
voorafgaand onderzoek naar de bloedgroep
noodzakelijk maakt, snel hulp kan bieden
aan slachtoffers van ongevallen, die door
bloedverlies dreigen te bezwijken.
De 6 cents-zegel toont het vacantieschip,
dat chronische zieken en invaliden die reeds
jarenlang aan bed gekluisterd zijn, de moge
lijkheid biedt van een echte vacantiereis te
genieten en iets meer van het eigen land te
zien.
De 10 cents-zegel draagt het embleem van
het Rode Kruiscorps. Dit uit vrijwilligers be
staande corps verricht de oudste en nog
steeds een van de belangrijkste taken van
het Nederlandsche Roode Kruis, de verzor
ging van het vervoer en de assistentie bij
de verpleging in geval van rampen.
De afbeelding van de 30 cents-zegel sym
boliseert de internationale solidariteit van
het Rode Kruis. Hoe sterk deze is, bleek
tijdens de watersnood van 1953, toen een be
drag van 65 millioen gulden aan buitenlandse
giften via het Nederlandsche Roode Kruis
binnenvloeide.
De zegels zijn uitgevoerd in offset en de
toeslag ten bate van het Nederlandsche
Roode Kruis zijn als volgt 4 ct plus 3 ct
6 ct plus 4 ct 7 ct plus 5 ct10 ct plus
8 rt en 30 ct plus 8 ct.
De zegels zijn voor franlkering geldig tot
31 december 1958.
X.
OVERGANGSTIJD.
ABONNEMENTSPRIJS: Losse nummers 6 cent
Kwartaal-abonnement j
Axel binnen de kom f 1,55 Andere plaatsen f 1,75
Buitenland f 2,00
Drukker - UitgeefsterFIRMA J. C. VINK
Red. en Adm.: Axel, Markt 12, T3l. 0 1155-646
HoofdredactieJ. C. VINK
ADVERTENTIEPRIJS: 8 cent per m.m.
Bij contracten belangrijke reductie.
In;» «onden Mededelingen 20 cent per m.m.
Klein*, kdvertentièn (maximum 6 regels) 1-5 regels
70 cent iedere regel meer 12 cent extra.
D
.O
Mijnhardt'sKiespijnpoeders.Doos 47ct
Onlangs het is weer al heel wat weken geleden
vroeg een eerzaam burger onzer stad me op de
man af „Goede vriend, wat bedoel je met je
schrijven over „impulsie's" Was het niet veel beter
van „impressie s" te spreken
Ik antwoordde deze geachte stadgenoot, die aan
spraak op de betiteling „zeer geleerd" mag maken, me
we lterdege bewust te zijn van het verschil dezer
beide woorden en met opzet en in de geest van mijn
bedoeling gehandeld te hebben bij de keuze van het
gewraakte woord. Deze toch was er op gericht eerst
in meer algemeen opzicht verleden, heden en toe
komst in opwekkende geest te behandelen. Om ver
volgens (meer in het bijzonder) te komen tot een be
oordeling van bepaalde takken van bedrijf, die bij
dragen tot de welvaart en toekomstige ontwikkeling
onzer stad.
Zodoende meende schrijver dezes, deze stof be
handelend, ook het goede woord te hebben gekozen.
Intussen constateerde ik onlangs dat de redactie het
woord „impulsie's" had vervangen door „impressie s".
Dat thans het moment gekomen is meer de „in
drukken" weer te geven die in het algemeen, maar
vooral in het bijzonder te constateren vallen in de
Axelse bedrijfssector, zij dan zo 1 Maar voorafgaande
daaraan leidt de conclusie toch tot de erkening dat
we ons -economisch gezien -nog steeds in een
overgangsstadium bevinden. Dit zal wel niemand ont
kennen en is ook uit het hiervoor behandelde op zeer
afdoende wijze gebleken.
De tweede wereldoorlog, maar vooral de daarop
volgende jaren na onze bevrijding hebben een eco-
nomisch-maatschappelijke beroering verwekt, die nog
steeds in volle omvang gaande is en nog wel enige
jaren kan aanhouden. Zelfs zonder niet voorziene
(maar mogelijke) grote schokken, valt er van een
radicale gedaanteverwisseling van de ganse maatschap
pelijke structuur te spreken. Het aangezicht van de
wereld onderging een grondige verandering
We hebben dit, naar ik meen, meermalen doen
uitkomen. Er zijn grote en machtige stromingen over
de aarde gegaan. Heel wat groter in hun geweld, heel
wat machtiger in hun diepgang dan de betrekkelijk
kleine stormen in het binnenwater onzer vaderlandse
(of plaatselijke) gemeenschappen. Heel wat breder
ook van historische bewogenheid, maar ook fataler
van verstoring.
Wat sedert tientallen jaren en niet enkel en
alleen door dromers en fantasten maar zelfs door
de eenvoudigsten van geest was voorzien scheen thans
te worden verwerkelijkt. Veel vervoerden der ver
beelding hebben gedroomd (waarschijnlijk) van een
paradijs der materie.
Ons streekcentrum, niet absoluut agrarisch meer.
Het imperialisme van de techniek vierde ongekende
triomfen. Het machinegeweld van een dynamisch
„Sesam, open U", scheen ons kleine mensenbestaan,
losgebroken van het verleden, weerloos te zullen
maken. En zo ondervonden ook wij, in onze tot voor
de oorlog bijna puur agrarische streek, de reuzen-
kentering, die naar aard en wezen onze plaatselijke
gemeenschap een volslagen metamorphose deed onder
gaan.
De techniek heeft alles en allen onder haar ban
gebracht. De nieuwe wereld is vervuld van het dreu
nen der machines, van de almacht der materie. En we
zijn in dit ontwikkelingsproces nog steeds actief in
de opmars. Er is geen sprake van stilstand.
Let maar eens op de voortschrijdende mechanisatie
niet in het minst in de agrarische sector. Deze gaat
onverpoosd door. In een soms beangstigend tempo.
Zo ver is deze mechanisatie reeds gevorderd dat
men zelfs in het steenrijke Amerika het Utopia der
hedendaagse welvaart zich voor het alternatief
geplaatst ziet or men op deze weg wel door zal
„kunnen" gaan. De te investeren kapitalen in de dik
werf enorm kostbare machine's zijn van dien aard
dat ze onmogelijk meer door één bedrijf kunnen wor
den gedragen. In een land als de Verenigde Staten,
met zijn naar onze begrippen dominerende reuzen
bedrijven, zegt dit wel wat. En zo is het ook ver
klaarbaar dat we in dit opzicht binnen afzienbare
tijd voor een angstwekkend probleem kunnen worden
geplaatst.
Zijn er onder de lezers nog die weten van wie het
woord is „Wie de materie zoekt, zal door de materie
vergaan
Maar we willen niet al te somber worden, al kunnen
we spoediger dan ons lief is, geconfronteerd worden
met een nare werkelijkheid, die in economische zin
doorwerken kan. Die immers afhankelijk is van vraag
en aanbod, prijzen en productie, kortom van het
ganse gebeuren op de wereldmarkt.
Zeker zijn we overtuigd dat er momenteel al
thans voor onze streek nog geen sprake is van
een acute dreiging op het gebied van de mechanisatie
van de agrarische sector. Maar onmiskenbaar spreken
hier de feiten ook mede. Het arbeidspotentieel op
grote en middelgrote landbouwbedrijven is gewelidig
gedund.
We beleven thans weer „oogsttijd Maar waar
zijn de levende arbeidskrachten Overzie onze wei-
bevruchte polders en tel eens op uw vingers, waarde
lezer, hoevele arbeiders er aan het werk zijn in het
vette der aarde
Men zal me wellicht tegenwerpen dat de ge
schoolde arbeiders juist in de drukke oogsttijd
eenvoudig niet meer beschikbaar zijn. En het is ook
weer vacantietijd. Ook die tijd geeft weer een bewijs
dat re hier feitelijk iets hapert. Honderdtallen jongens
en meisjes die de inrichtingen voor uitgebreid en
middelbaar onderwijs bezoeken worden ingeschakeld
in het arbeidsproces.
Het merendeel van de landarbeiders van voorheen
heeft het aartsvaderlijke akkerbedrijf de rug toege
keerd en emplooi gevonden in de grote fabrieksbe-
drijven in de kanaalzone.
Niet weg te redeneren valt, dat het criterium hier
gelegen is in de aanlokkelijker lonen en arbeidsvoor
waarden die men in de industrie aantreft. Men ziet,
ook hier weer de allesbeheersende „materie als de
hooofdoorzaak en factor van de eerste orde 1
Ideële motieven schijnen in het geheel niet, of al
thans maar in zeer geringe mate, mee te spreken.
Men kiest de muffe, duffe, dikwerf ook zeer onge
zonde fabriekslucht voor de gezonde en geestelijk meer
zinvolle arbeid op het land. En daarmede basta
We achten dit soort materialisme eerlijk ge
zegd een verstoring der economische wetten en
ideële opvattingen die eeuwenlang verankerd schenen
in de zielen der mensen.
Maar niet alleen de landbouw en de agrarische
sector leed onder de zuigkracht van het industriële
Eldorado
Ook uit de bouwvakken werden ofschoon in be
langrijk mindere mate velen aangelokt door de
hogere lonen aan het daar benodigde potentieel ont
trokken, al gaf dit hier niet zozeer aanleiding tot
„problemen" zoals we die herhaaldelijk in landbouw-
kringen en op agrarische bijeenkomsten horen op
sommen.
Hoogconjunctuur of „schijnwelvaart".
De jaren na de bevrijding waren jaren van bij
zondere betekenis. Er viel, ondanks een geweldig
economisch evolueren waarvan ook de bovenver
melde omschakeling van arbeidskrachten een symp
toom was een grote mate van algemene welvaart
en sterk verhoogde koopkracht te constateren. Er was
en er is nog steeds geld onder de man. Wat we op
zichzelf een verblijdend verschijnsel achten.
Allen vrijwel, in elk geval de overgrote massa, ver
kiezen de toestand van het ogenblik, in weerwil van
de steeds en met de dag stijgende levensduurte ie
bestendigen. Niemand wil dan ook mee rterug naar
de vooroorlogse toestanden.
„Die tijd is voorbij en moet nooit meer terug komen"
zo luidt de conclusie, die unaniem getrokken wordt
uit de dagelijkse feiten en ervaringen. We leven nog
kennelijk in de tijd van de hoogconjunctuur.
eDze hoogconjunctuur weerspiegelde zich op duide
lijke wijze af op het bedrijfsleven.
„Geld moet rollen" en „Waar het geld is, is de
nering" waren de slogans der achter ons liggende
jaren na de bevrijding, die uit overtalrijke nieuwe cn
prachtige, als paddestoelen uit de grond rijzende zaken
spraken. Nog steeds resulteert dit in compleet nieuwe
of gemoderniseerde zakenpanden, die allerwege in
onze stad verrijzen of in aanbouw zijn.
Aan de meest bloeiende en grootste hiervan zullen
we in de komende weken afzonderlijke artikels wijden.
Middenstand, nijverheid en ambacht floreerden. En
de arbeidende meerderheid der bevolking gin het steeds
beter. De arbeidsvoorwaarden met de sociale wet
geving in het algemeen, bereikten in ons land een
niveau als in geen ander land in Europa.
Allerwege was de koopkracht over de ganse linie
gestegen. Een vlotte geldcirculatie was oorzaak dat
de middenstandsbedrijven een tijdperk van ongekende
bloei beleefden. Daarbij kwam dat gedurende meer
dere jeren ons land een met recht genoemd „goed-
koopte-eiland" was in Europa. Dit lokte telkenjare
de buitenlandse toeristen, die bij tienduizenden ons
land bezochten en onze deviezenvoorraad met tien
tallen millioenen steeg.
Kentering.
En toch bereikte deze welvaart zijn hoogteunt. Al
waren we een goedkoopte-eiland in Europa, er kwam
een fatale kink in de kabel.
Vooral de landbouwpolitiek van de regering, een
noodwendig gevolg van de internationale toestand,
leiddp tot gedurige prijsstijging op een soms drastische
wijze. De regering trachtte aan dit euvel telkens
tegemoet te komen door het toekennen van steeds
maar nieuwe loonronden. Doch deze politiek sorteerde
nooit het gewenste effect. Meestal waren de prijs
stijgingen van dien aard, dat het voordeel der loon
ronden reeds teniet was gedaan voor en aleer iemand
er profijt van kon plukken.
(Vervolg op pagina 2)