AXELSE COURANT Regeling arbeidsduur in de Landbouw Onze confectie krijgt een wereldnaam te nippers J. 0. Frankering bij abonnement, Axel WOENSDAG 20 JANUARI 1954 68e Jaargang No. 30 NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN VERSCHIJNT IEDERE WOENSDAG EN ZATERDAG Drukker - UitgeefsterFIRMA J. C. VINK Red. en Adm.: Axel, Markt 12, Tel. 0 1155-646 HoofdredactieJ. C. VINK "N FIRMA Markt 12 AXEL. Op 21 Mei 1952 vroeg de toenmalige minister van Sociale Zaken advies aan de Sociaal Economische Raad betreffende een door hem samengesteld ontwerp van wet, regelende de arbeids- en rusttijden in de landbouw. De Sociaal Eco nomische Raad kwam een jaar later (22 Mei 1953) met zijn advies. Een kleine meerderheid wees wettelijke regeling af. Alle leden van dit hoge college waren voor een publiekrechtelijke regeling gepor teerd, maar het grootste deel hunner vond, dat uitsluitend de toekomstige Landbouw er) Bosschappen hier een taak hadden, 's Lands hoogste wetgever moest er zich, nu de schappen" op komst waren, niet meer mee bemoeien. Tenzijja, tenzij deze „schappen" in een regeling bij verordening zouden falen of het uitvaardigen daarvan zouden nalaten dan zouden regering en Staten-Generaal aan bod mogen komen. 22 Mei 1953 was een zware dag voor de landarbeiders en niet alleen voor hen, doch evenzeer voor de op handen zijnde agra rische „schappen". Waarom dit laatste? Wel, omdat de 'in zichten van ondernemers en arbeiders in het agrarisch bedrijfsleven aangaande regeling en reglementering van de arbeidsduur en vooral betreffende de spreiding van de arbeidsduur over een jaar sterk uiteen lopen. Het zou een al te zware last voor de nauwelijks tot stand gekomen „schappen" zijn, indien men deze zaak volledig aan hen overliet. Bovendien, en dit was ook de opvatting van de minderheid van de Sociaal Econo* mische Raad, tis de afdoening van het be treffende vraagstuk in verband met allerlei euvels dermate urgent, dat het geen uitstel kan lijden. En tot dit uistel zal het zonder meer komen, indien de indiening van een wetsontwerp, dat niets anders beoogt dan de regering de nodige bevoegdheden te geven regelen te stellen, eerst zou geschie den nadat het overleg in de „schappen" als mislukt moest worden beschouwd. Er is indertijd de hoop uitgesproken dat de regering een andere opvatting zou huldi gen dan de meerderheid van de Sociaal Eco nomische Raad, opdat aan de onverdraag lijke achterstelling van de landarbeiders op dit punt snel een eind zou komen. De staatssecretaris van Sociale Zaken heeft die hoop in vervulling doen gaan door in December een ontwerp van wet tot na dere wijziging van de Arbeidswet 1919 bij de Kamer in te dienen. Met deze „nadere wijziging" wordt de mogelijkheid geopend de landbouwarbeid bij algemene maatregel van bestuur te regelen en de nodige maatstaven daarvoor in de wet vast te leggen. In de Memorie van Toe lichting wijst de staatssecretaris, dr. A. A. van Rhijn er op, dat de landbouw in de laatste jaren meer ontvankelijk is geworden Voor regeling van de arbeidsduur, getuige de bepalingen daaromtrent in de collectieve ar beid1 sovereenkomsten en bindende loonrege lingen. Ook de invloed van de Arbeidswet 1919 heeft de opvattingen in de landbouwkringen niet onberoerd ge.'aten, zo wordt verder op gemerkt, terwijl de tchnische wijzigingen in het landbouwbedrijf mechanisatie wel ke een verkorting van de arbeidsduur moge lijk hebben gemaakt, eveneens niet over het hoofd mogen worden gezien. Nieuwe me thoden worden toegepast, nieuwe gedach ten breken zich baan. Een harmonische ont wikkeling van het bedrijfsleven eist dat men op het gebied van de arbeidsverhoudingen niet achterblijft en niet blijft staan bij een privaatrechtelijke regeling, welke niet op alle wenselijk geachte voorzieningen, b.v. het verbod van kinderarbeid, betrekking heeft en voorts geen voldoende waarborgen in houdt voor de continuïteit in verband met de gevoeligheid voor de conjunctuur. Het wetsontwerp gaat er vanuit ge geven de te verwachten ontwikkeling op het terrein der P.B.O. dat het in de eerste plaats op de weg zal liggen van een publiek rechtelijk bedrijfsorgaan om bij verordening bepalingen aangaande de arbeids- en rust tijden van de landarbeiders vast te stellen. Gaan de Landbouw- en Bosschappen dat doen, dan kan dus regeling krachtens de Arbeidswet 1919 achterwege blijven. De voorkeur van een regeling door de „schappen" is derhalve in het ontwerp ge bleven en de toekomst zal uit moeten wijzen of dit inderdaad de meest juiste weg is. Gezien de houding en opvattingen van de agrarische werkgevers ten aanzien van dit onderwerp in het ook heel nabije ver leden valt zulks te betwijfelen. Voorts zal regeling op deze wijze nood zakelijk met zich meebrengen dat gesteld dat men het in de „schappen" over een des betreffende verorderiing de eerste keer eens wordt de wetgevende maatregel van het „schap", wat zijn werkingsduur betreft, wiel aan een tijdslimiet moet worden gebonden. Immers, zou dit niet gebeuren en dus limi tering in tijd worden weggelaten, dan zou daarmee de materie practisch worden be vroren, gezien de gekwalificeerde (twee derde) meerderheid, die de aanneming en dus ook wijziging 1 van een veror dening eist. En daarmee staat dus vast, dat het penibele onderwerp vrij regelmatig ip de „schappen" ter discussie terugkeert, in dien regeling krachtens de wet bij algemene maatregel achterwege blijft. De regering blijft een wettelijke regeling wenselijk achten om de na zoveel mislukte pogingen tot verbetering (in 1,912, 1917, 1921, 1928 en 1940 nog altijd in de Ar- .beidswet 1919 bestaande rechtsongelijkheid van de landarbeiders ten opzichte van de andere arbeiders, tenniet te doen. Het wetsontwerp beoogt de inlassing van een nieuwe (landbouw) paragraaf in de Ar beidswet 1919. Ingevolge het bepaalde in artikel 21 van bedoelde paragraaf wordt de Kroon de bevoegdheid gegeven, doch geen verplichting opgelegd, regelen te stellen. Die regelen omvatten in beginsel een verbod van nachtarbeid voor vrouwen en jeugdige per sonen verder een maximum-aantal uren arbeid per jaar en per dag voor vrouwen en jeugdige arbeiders. Deze maximum-arbeidsduur is in het ont werp zo hoog gesteld, dat de arbeidsduur in de huidige collectieve arbeidsovereenkom sten en bindende regelingen daar zelfs be neden ligt. Enige inkrimping van de thans geldende arbeidsduur stelt het ontwerp der halve in beginsel niet. Hier liggen voor de eerstvolgende jaren een taak en een actie terrein voor de landarbeidersbonden. Rechtsreekse controle, zoals in de in dustrie, op de handhaving van de .arbeids- en rusttijden, komt er niet. Evgnmin zullen b.v. arbeidslijsten als controlemiddel worden voorgeschreven. De controle zal voorshands slechts worden gericht op ernstige en min of meer regelmatige overtredingen op de onverbeterlijke gevallen dus, zou men kun nen zeggen en dan beperkt tot die waarover gerede klachten bij de Arbeidsinspectie zijn binnengekomen. Inschakeling van de plaat selijke geledingen der bedrijfsorganen in voorlichtende en waarschuwende zin zal een behoorlijke naleving van de gestelde regelen moeten bevorderen. Hier komt dus wordt het ontwerp wet te gelegenertijd een be langrijke taak voor het kader van boeren en arbeiders aan de bodem in publiekrech telijk verband. Kwaliteit wordt hoog geroemd! Een bekend liedje dat Louis Davids ons geschonken heeft, spreekt van een kleine man, die een confectiepakje draayt. Het mag jaren zo zijn geweest, dat alleen zij confectie droegen, die over eeen smalle beurs bescikten, op het ogen blik is daar geen sprake meer van De confttctief abrikanten van dames en heren kleding hebben zich met hun aanvankelijke afzet niet tevreden gesteld en heb ben onvermoeid gewerkt aan de verbetering van hun product. Na de oorlog is de gehele bedrijfstak gesaneerd. Het publiek was rijp voor veranderingen. De verarming die zich na de oorlog openbaarde, maakte velen tot klanten van confectiezaken, die daar voorheen niet kwamen. Deze wijziging in de vraag werd bovendien begunstigd door veranderde prijsverhouding. Het product, dat minder arbeidsloon opeiste, kreeg een voorsprong op alles waaraan bijzondere aandacht moest worden besteed. Elke vorm van rtionalisering bracht en brengt nog dagelijks voordelen, omdat de lonen en sociale lasten zo hoog werden. De productie van kleding in het groot bleek voordelig te zijn. Dit wil niet zeggen dat de kwaliteit werd opgeofferd. Juist tegen de klachten over de maten, de pasvorm en de modellen ging m en de strijd aanbinden, die overigens niet gemakkelijk was. Het personeel in de confectiebedrijven be staat voor een groot deel uit meisjes, die meestal na een gering aantal dienstjaren weer verdwijnen. Voortdurend werkt men met nieuwe krachten, waardoor aan de /scholing en bekwaamheid veel ontbreekt. Tot hun schrik bemerkten veel confectiefa- brikanten dat ook het leidinggevend perso neel een tekort had aan vakkennis. Het ge volg is geweest dat men een middelbare con- fectieschool stichtte. Het moeilijkste punt van de confectie lag in het vinden van de juiste maten. Men heeft het aantal maten vergroot. Aan lange en dikke mensen werd speciale aandacht be steed. Tot op de huidige dag is men er niet in geslaagd de juiste collectie maten te vin den. Daar wordt nog steeds aan gewerkt. Met behulp van uitgebreide enquetes hoopt men zijn doel te bereiken. Er wordt daarvoor de medewerking van het publiek gevraagd. Een groot aantal mannen, jongens van be paalde leeftijd wordt dan gemeten en men controleeert dan of de lengte, breedte en dikte van die mensen over ht algemeen over- eeenstemt met de bestaande maten. Het blijkt daarbij dat de maten van 1953 anders liggen dan in 1900. De gemiddelde Nederlander is bijvoorbeeld veel langer dan voorheen. Door voortd»rend de proefnemin gen te herhalen hoopt men een collectie ma ten samen te stellen, waarbij verreweg het grootste aantal mensen een passend costuum dünnen laten zien, want als het uit Neder land komt staat het chique. Leerling wordt meester. Dikwijls gaat na verloop van tijd een leer ling zijn meester naar de kroon steken. Am sterdam heeft de langste tijd college gelopen op de Parijse modescholen. Onze hoofdstad staat op het punt om een modecentrum te worden voor damlesmantels. Deze ontwik keling moet worden gestimuleerd door zo veel mogelijk de aandacht te vestigen op de Nederlandse kleding. Dit is mogelijk door ht orgarfiseren van internationale kledings- expositie's, waarvoor reeds plannen bestaan. Uit de productie- en afzetcijfers blijkt dat de populariteit van de Nederlandse confectie overal toeneemt. Voor Nederland ziet men hoe jaarlijks he taantal kopers van de hier te lande geproduceerde kleding toeneemt. Ook in het buitenland vindt onze confectie een steeds ruimere klantenkring. Dit geldt in de eerste plaats voor mantels en japonnen maar ook de herenkleding begint de aan dacht op zich te vestigen, al bestaat die aan dacht nu nog voornamelijk in België. Belgische concurrentie. Na.de oorlog scheen het aanvankeelijk dat veel Nederlanders in de toekomst met een costuudï uit Brussel of Antwerpen zouden rondwandelen, want de Belgen beschikten al spoedig over stoffen, die van zeer goede kwaliteit waren. Die voorsprong Sis van tijde lijke aard geweest. Men meent in onze con- fectie-industrie, dat het juist de Belgische maatkleding is, die door het Nederlandse confectiepak werd verdrongen. De kwaliteit daarvan kon niet concurreren tegen hetgeen de noorderburen in serie fabriceerden De verbeterde kwaliteit van de confectie betekent in alle opzichten een vooruitgang. Zelfs de maatkleding wordt hierdoor op een hoger plan gebracht. Al blijft er voor de maatkleermakers een beperkter terrein over dan voorheen, er zal altijd werk voor hen blijven, wanneer zij over vakkennis beschik ken. Want het slechte maatwerk verliest de strijd tegen de confectie en de prutsers ver dwijnen van de kledingmarkt. Men zal dan meer waardering krijgen voor de goede kleermaker, die klaar staat om aan bijzon dere eisen van zijn klant te voldoen. Boven dien is er steeds een beperkt aantal stoffen dat nooit tot confectie kan worden verwerkt omdat er onvoldoende vraag naar is om tot een serieproduct te geraken. De algehele ontwikkeling in de kleding- branche wijst er op, dat alle krachten wor den ingespannen om ons in de toekomst beter en goedkoper te kleden. Drs. Mierlo. kan vinden. Bij de damesconfeci'ie komt het vraagstuk van de mode veel scherper naar voren dan bij de "herenkleding. Eva is zeer kieskeurig. Men moet heel wat in zi jn mars hebben, wil men voortdurend de smt'ak van de vrouw goed aanvoelen. De Parijse mode-ontwerpers hebben hier jarenlang een monopolie-posi tie bij ingenomen, totdat men kon spreken van modekoningen, die de absolute macht in handen hebben. Men zegt tegenwoo/dig niet .meer dat Pa rijs iets aanbeveelt, nu^ar er wordt gezegd dat Parijs iets voorsch rijft. In Nederland heeft men dat begrepen, zodat de fabrikan ten van damesconfectie de modellen uit Pa rijs haalden en. die hier bij t "le productie zon der meer toepasten. Daarmt heeft onze in dustrie zich een goede naam verworven. De Nederlandse confecttic jnneurs bewe zen en grote handigheid te heb ben in het ver werken van Parijse modellen to* smaakvolle confectie. Veelal in de manteli. ndustrie be reikte men opvallende resultaten. Dit bleef in het buitenland niet onbekend m steeds meer inkopers van buitenlandse hudzen reis den naar Nederland om hier hun in kopen te doen. Deze ontwikkeling werd van Neder land uit gestimuleerd doem het organiseren van modeshows en z.g. „fa shion-week.s die over de gehele wereld een zekere beken dheid gaan genieten. Zelfs is men er in geslaaigd de aandacht van de Amerikaanse vrouw te trekken voor Nederlandse mantels, die nu in grote hoe veelheden naar de Verenigde Staten worden geëxporteerd. I3e New-Yorkse vrouw, die een mantel heeft gekocht met eein Nederlands handelsmerk, zal dat zeker aan haar vrien- Toen de 57-jarige adjunct-commies bij de N.S. Zaterdagnacht na het passeren van de laatste trein het kantoor van het station netje Laan van Nieuw-Oost-Indië ïn Den Haag wilde afsluiten, hoorde hij gerammel aan de buitendeur. De beambte J. K. deed de deur open en zag daar twee gemaskerde mannen staan, die hem gelastten het aan wezige geld af te geven. De beambte, die zeer nerveus was, gaf hieraan gevolg. Op bvel van de mannen, die een lantaarn aan- stakenstaken, aangezien het licht in het kan toortje reeds gedoofd was, liep hij naar de brandkast en maakte deze open, waarna de dieven er met 519.— vandoor gingen. Zij gelastten K. nog vijf minuten in het kan toortje te blijven en vluchtten toen ijlings. De beambte rende onmiddellijk naar een in de buurt gelegen café om de politie te waar schuwen. Deze was weldra ter plaatse en bij onderzoek bleek, dat een der overvallers om de aftocht te dekken de hoorn van de telefoon had afgerukt. Het aantal gevallen van alastrim of witte pokken in Den Haag bedraagt thans 25. Bij het overleg omtrent de maatregelen welke gewenst zijn ter bescherming van de strijdkrachten tegen het gevaar van besmet ting met de ziekte is thans op advies van de commissie deskundigen dmmunisatie mili tairen besloten tot herinenting van het per soneel der strijdkrachten, dat niet in het be zit is van een geldig internationaal bewijs van inenting, uitgereikt na 1 Januari 1951. De directies van het Nebo-ziekenhuis en het ziekenhuis van „De Volharding" hebben besloten geen bezoekers toe te laten. ABONNEMENTSPRIJSLosse nummers 6 cent Kwartaal-abonnement t Axel binnen de kom f 1,55 Andere plaatsen f 1,75 Buitenland f 2,00 ADVERTENTIEPRIJSt cent per m.m. Bij contracten belangrijke reductie. Ingezonden Mededelingen 20 cent per m.m. Kleine advertentién (maximum 6 regels) 1-5 regels 70 cent iedere regel meer 12 cent extra. s

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1954 | | pagina 1