v-J De Qevangene. Nieuws- en Advertentieblad J® voor Zeeuwsch- VI aan deren No. 62. VRIJDAG 10 NOVEMBER 1933 -19e Jaarg. J. C. VINK - Axel. Het Huwelijk, FEUILLETON. Binnenland. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. A B O N N F. M E N T S P R I j S Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-U1TGEVER Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postrek. 60263. ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. Eerste Blad. Welk een stap is dat in het menschelijk leven het huwelijk. Vooral als men die stap doet als overgang van het jeugdleven naar het gezinsleven. Het jeugdleven, och, dat gaat er zoo op door; wanneer in het ouderhuis geen gebeurtenissen plaats grijpen, welke ons even vast houden als waarschuwing of vingerwijzing, dat het leven een anderen kant uit moet, zoodat we de losse gedachten voortaan ietwat in toom moeten houden en er zorg in ons leven wordt gelegd och, zoo lang dat niet het geval is, leven we onbezorgd als vroolijke Frans. We verrichten arbeid, of stu- deeren, krijgen zakgeld en kleu ren en als er te zorgen is, dan is het voor ons genoegen, om ons jeugdleven zoo prettig mogelijk door te brengen. Maar nu komt het huwelijk. Zijn we ons die stap bewust Laten we maar eerlijk zeggen Neen. We stellen ons in honderd gedachten dat knusjes samen zijn met z'n tweetjes voor. Zeker, we hebben een eigen woning, eigen meubeltjes, maken onze eigen maaltijd klaar, we gaan samen eens uit of blijven gezellig thuis, kortom we voelen ons vrij en we maken ons nog geen zorgen. Nu ja, we praten er wel eens over, of we steeds wel de inkomsten zullen hebben om be hoorlijk alles op tijd en tegen contanten aan te schaffen. In 't eerst hadden we wel een spaar potje, maar dat is nu ver ge slonken door verschillende huis houdelijke aankoopen voor den inventaris en het restje van dat potje dient alleen om later weer eens iets extra's aan te schaffen. En zoo denken we wel even na, of de zaakjes zullen marcheeren, zooals we graag zouden willen. Maar langzamerhand, heel lang zaam soms ook heel spoedig komen er ook andere vragen om oplossing, vragen van allerlei aard. We zullen er geen opsom ming van geven, want ieder kent ze voor zichzelf en ieder heeft ze ook voor zichzelf op te lossen soms ook worden ze nooit op gelost en blijven de vragen kwal len, tot ze hardop uitgesproken worden en het bootje, dat zoo zalig dreef op een kabbelende beek, komt in een snelstroomende rivier; het begint te dobberen, de wind waait wat ruw in de zeilen het komt in zee, de wind is toegenomen en het stormsein hangt uit. Het zal nu afhangen van de zeemanskunst van den kapitein of de vastheid van stuur van degene, die het roer houdt, of de boot het houdt, dan wel of de stortzeeën het bootje, dat te rank was, zullen splijten. O, die stormen in het huwe lijk Wat zijn ze velerlei. 'We willen er op één wijzen ziekte. We zullen niet beschrijven de ellende, die ziekte in een gezin brengt, als die van sleependen aard is. Maar wel willen we even herinneren, aan het vele, dat gedaan wordt ter voorkoming van een ongelukkig huwelijk, als gevolg van ziekte. We hebben dan het oog op de „Vereeniging voor Geneeskundig Onderzoek vóór het Huwelijk". Kernachtig en onweersprekelijk is het bekende gezegde, dat „voorkomen beter is dan gene zen"een gezegde, dat in alle toonaarden wordt herhaald. Ten spijt hiervan wordt de menschheid, als door blindheid geslagen, door een onnoembaar aantal ziekten geteisterd. En diep tragisch is daarbij, dat me nige ziekte ongunstig inwerkt op het nageslacht, dus ook op de kinderen, die nog geboren moe ten worden. Deze onloochenbare feiten heb ben geleid tot de oprichting van de Vg. „Geneeskundig Onder zoek, vóór het Huwelijk", die zich als doel heeft gesteld, de bevordering van gezonde ge boorten, of wil men, het voor komen van ziekten, voor zoo ver mogelijk. Ter bereiking van dit doel tracht bedoelde Vereeniging het sociaai-hygiënisch vraagstuk, waar het hier om gaat, naar ver mogen te belichten, zoowel in woord als in gecchrift. (Brochu res, lezingen, platen, advertentiën, bioscoop). Doch ook practisch is zij werkzaam. De Vereeniging stelt nl. de ge legenheid open, voor allen die voornemens zijn een huwelijk aan te gaan, gebruik te maken van hare in den lande opgerichte Consultatie Bureaux voor Hu wenden. Mitsdien kan ieder, tegen geringe kosten, zich op de hoogte stelien van den staat van zijn of haar gezondheidstoestand, en diensvolgens tevens aan de redelijke verplichting voldoen, eikaar daarvan den uitslag mede te deelen, alvorens over te gaan tot den stap die de meest ver antwoordelijke is van het leven, waar die stap mede beslist over het geluk van een ander, en de kiem zaait van het nieuwe ge slacht. Kameroverzicht. Dinsdagmiddag is de Tweede Kamer begonnen met de behan deling der Rijksbegrooting. De leider der katholieke groep, mr. Aalberse, heeft als le spr. een rede gehouden, waarin hij aller eerst wees op de zorgvolle tijden, die wij beieven zorgvol op eco nomisch, op financiëel, op staat kundig, op moreel gebied. Ue grond is tegenwooidig vruchtbaar voor revolutie-bouwEuropa is vervuld van een politieke griep. Men heeft hierin te zien een re actie op het individualisme, dat in 1848 overwon, en die reactie uit zich ook door een scherpe critiek op het parlementarisme. De heer Aalberse riep uit, dat het fascisme met zijn dictatuur, met zijn on-Nederlandsch karakter, in ons land geen kans heeft, maar dit mag ons niet zorgeloos maken. Wij moeten het revolutionaire, ook waar het zich in legalen schijn hult, bestrijden, wij moeten de sociale en politieke hervor mingen invoeren, die noodzake lijk zijn. Wij zijn op weg naar een her stel der maatschappelijke orde! riep mr. Aalberse gegrond niet op het individualisme, maar op het solidarisme. De grond slagen van onze staatsinrichting van 1848 behoeven herziening. Wij moeten het inzicht toonen, dat Thorbecke toonde in zijn tijd, toen de revolutie aan onze gren zen halt hield, dank zij onze staatkundige hervormingen. En daarom hadden de katholieken gaarne een staatscommissie zien benoemd om te onderzoeken, wat er staatkundig noodig is. De Regeering heeft echter geen staats commissie gewild. Tusschenhet kabinet en de katholieken bestaat blijkbaar verschil van kijk op de gebeurtenissen van dezen tijd. De verantwoordelijkheid voor de afwijzing biijve aan de Regeering meende mr. Aalberse. Breedvoerig is mr. Aalberse opgekomen tegen de critiek op het parlement en op het parle mentaire stelsel. Elke corruptie is aan ons parlementaire leven vreemd, zei hij, volkomen terecht. Aan het eind van zijn rede be loofde hij het kabinet nog eens den loyalen steun der katholieken. De heer Albarda, den leider der socialisten, is ook begonnen met een schets van den ernstigen economischen toestand, daarbij echter constateerend, dat er in ternationaal verbetering te be speuren is. Er is eenige ont spanning merkbaar. Wij zijn niet meer in de dalende lijn. De crisis schijnt in den zomer van '32 haar diepste punt te zijn ge passeerd. De teekenen van ver lichting zijn er. Al weet men niet, of zij zich zullen voortzetten en in welk tempo. Spr. gaf toe. dat in het belang des volks de begrooting moet sluiten en dat inflatie een ramp zou zijn, maar hij kon er zich niet mede ver eenigen, dat alle crisis-uitgaven op de gewone uitgaven zouden drukken, want daardoor wordt de last op het volk onnoodig ver zwaard een deel dier uitgaven zou op andere wijze gefinancierd moeten worden, dan zouden de werkloozen-uitkeeringen en de salarissen en de uitkeeringen aan de gemeenten niet verder ver laagd behoeven te worden. De socialistische leider klaagde voorts over „aantasting der de mocratie" door de Regeering. De Regeering meent hij treedt aan den eenen kant te slap op tegen fascisten en communis ten, die de democratie belagen, en zij treedt daarentegen dwin gend op tegen de verdedigers der democratie. Ernstig kwam de heer Albarda er tegen op, dat de Regeering voor het lidmaatschap van de Mussert-partij een uitzon dering heeft gemaakt op het be kende verbod voor de ambte naren. Van deze partij mogen zij wel lid zijnzoodoende pro tegeert de Regeering de partij van Mussert en jaagt er de ambtena ren heen. Maar tegen de S.D.A.P. wordt op allerlei manieren opge treden. In het vervolg van zijn rede heeft de heer Albarda nog ge sproken over het gebeurde met „De Zeven Provinciën" en op nieuw ontkend, dat de sociaal democraten de 'muiterij zouden hebben goedgekeurdhij gaf toe, dat zijn partijgenoot Ciamer„een onvoorzichtig woord" heeft ge bruikt, dat hij teruggenomen zou hebben, indien het hem niet on mogelijk was gemaakt; hij criti- seerde de houding van den Mi nister van Defensie ten aanzien van de personeelbonden, en in het algemeen de houding der Regeering tegenover socialistische vereenigingenook in het bij zonder het bekende verbod aan ambtenaren om deel te nemen aan openbare acties tegen de overheid en haar beleid. Vooral dit laatste besluit achtte de heer Albarda veel te onduidelijk en AXEL COURANT lea Een Engelsche vertaling. 1) Ik kon geen stom woord van hem verstaan. Ik kan wel een beeije Fransch spreken, en ik ken genoeg Duitsch, om in die taal te vragen, wat ik noodig heb. Maar van de taal die ze in Luxem burg spreken, ken ik niets en hij kende blijkbaar mets anders. Ik wandelde heel alleen terug van het kasteel Bourschied naar Die- kirch, langs de oevers van de Sure Eveline had ik in Diekirch achtergeL- ten. Ze voelde zich niet heel welen daar het luik prachtig weer was, leek het me bespottelijk om in den tuin van het hotel te blijven koekeloeren net als zij, vooral omdat ik het gevoel had, dat ik iets moest uitvoeren. En dus was ik op stap gegaan naar Bour schied en was nu op d:n terugweg. Toen ik in het oogenschijnlijk meest teizame gedeelte van het dal was ge komen, met de ruischende rivier aan mijn rechterhand, en steile heuvels aan weerszijden, hoorde ik op eens een schreeuw. Het geluid kwam van boven, en toen ik opkeek, zag ik een man van de hoogte op mij af komen rennen. Hij was degeen die geroepen had, hij riep rog, maar wit hij zeide, daarvan had ik niet het flauwste begrip. Ik kon onmogelijk nagaan, wat hij wilde. Hij scheen verschrikkelijke haast te hebben. Hij had geen jas aan en was blootshoofds, en terwij! hij naar beneden sprong, zwaaide hij met een stok. 't Kon een landlooper zijn, maar ook even goed iets anders. Zijn voorkomen stond mij niet te bestaan, en ik liep haastig door. Toen hij zag, dat ik bijna het punt op den weg voor bij was, waar hij zou uitkomen, schreeuwde hij nog harder dan te voren en stormde naar beneden, 't Was, als of zijn geroep aan alle zijden werd weerkaats'. Op eens veranderde hij van richting, sprong van een steile hoogte af en toen ik een bocht in den weg omsloeg, vond ik hem daar vlak vóór mij, in afwachting van mijn komst alles behalve tot mijn genoegen! Toen ik naderkwam, begon hij tegen mij te praten zoo vlug als een waie - val, en zooals ik al heb gezegd ik kon er geen enkel woord van vei- staan. Hij was een tamelijk forsch man verbrand door de zon, met een ruigen donkeren haardos, en een dikke ver wilderde snor. Voor zoover ik kon na gaan, had hij niets dan een hemd en een broek aan; zijn hemd was aan den hals wijdgeopend aan zijn harige borst die men er door zig, zou men gezegd hebben, dat hij van top tot teen bruin was. En in zijn hand hield hij nog steeds dien grooten stok. Of hij 't Luxemburgsche type van een straalroover was, of iets anders i ik had er geen flauw idee van. Hij scheen er wanhopig op aan te dringen, dat ik iets zou doen, maar wit, kon ik niet begrijpen. Het zou komisch hebben geleken, als hij er niet zoo op gewonden en woest had uitgezien, en ik niet zoo moederziel alleen was ge weest. In die laatste omstandigheid kwam echter op eens verandering. T wee mar- nen, die ik tot dusver niet had gezien en die blijkbaar bij de rivier aan het i* Bedoelde vereeniging heeft haar secretariaat te 's Qravenhage, Anna Paulownastr. 49. werk waren, kwamen haastig op oni toeloopen. Terwijl ik ze aan zag ko men, hoopte ik, dat althans één van hen beiden een taal zou spreken, die voor een beschaafd mensch verstaan baar was. Maar niets van dat al! Lux- emburgsch was al wat ze kenden. En na schreeuwden ze alle drie tegelijk tegen mij drie groote kerels tegen één. niet ai te groot, meisje. Toen ze zagen, dat de beteekenis van hun woorden mij geheel ontging, probeerden zij het met gebaren. Ze wezen maar al door naar den top van den heuvel, waar de eerste man was afgekomen. Het leek wel of ze wilden dat ik naar boven zou gaanmaar waaióm kon ik me! geen mogelijkheid begrijpen. Eu niet alleen dat ze dat wilden, ze deden ook pogingen om mij er toe tenoodzaker. Met hun drie- en begonnen ze mij tegen de helling op te duwen en te trekken. Het was alles behalve aangenaam. Ik was nog niet bepaald bang, maar ik wensch'.e toch vurig, dat ik stil bij Eveline in den tuin van het hotel te Diekirch was gebleven. Toen ik om hulp riep en mij trachtte te verzetten, schenen ze een oogenblik te wachten om krijgs raad te houden. Juist, toen ik dacht, dat ze mij stii mijn weg zouden laten gaan, kwamen ze alle drie naar mij toe tilden mij zonder omwegen op en droi- gen mij dertig A veeitig voet tegen de helling op, vootdat ik tijd had gehad tol besef te komen. Mij te verweren zou onwaardig en dwaas zijn geweest; dat besefte ik duidelijk, hoe verschrikt ik ook was. Ik was ais een kind in hun handen, Ze droegen mij met evenveel gemak de helling op, alsof ik werkelijk een klein kind geweest was. Ik twijfelde er geen oogenblik aan, of het was hun bedoeling mij aan te randen. Iedere Engelsche, die zoo behandeld werd, zou dat denken; maar wat ze eigenlijk met me voor hadden, kon ik in de verste verte niet begrijpen. Ik bleef protesteeren, totdat de adem mij be gaf en zij gingen voort met schreeu wen, duwen, trekken en sleepen. In verrassend korten tijd waren wij boven op den topdie menschen klauteren als gemzen Er waren gedeelten zoo steil, dat ik se zeker niet alleen had durven beklimmen. Op eens stonden we op een bijna effen plateau, bedekt met pijnbeomen die, zoover het oog reikte, zich recht ten hemel verhieven als pilaren in een kathedraal. Ze sleeoten me door de boomen met evenveel haast, als ze me den heuvel op hadden gesleept. Einde- kwamen we aan een open plek, waar een soort van hut stond 'n hu! zóó primitief, als ik er ooit een gezien heb. Er was geen deur in ze duw den mij naar binnen d 'or de opening, waar een deur had behooren te zijn. Uit een hoek van een ho', kaal ver trek, waar een soort van bed leek te staan, riep een stem, zoodra ik mij vertoonde; „Spreekt gij Engelsch Het was een welkom geluid! Ik ge loof niet, dat ik ooit met meer genoegen mijn eigen taai heb gehoord. De stem was van een of ander mannelijk wezen maar wat voor eer. soort van man hei was kon ik in de duisternis van de slecht verlichte hut niet uitmaken. ,lk kan zeker Engelsch spreken", antwoordde ik, „want ik ben een En- gelsShe en ik zou wel eens willen we ten, met welke bedoeling die menschen me behandelen als een koe, en waarom Ht wereld ik hier gebracht ben". „Ik vrees," zei de stem uit den hoek, „dat het mijn schuld is. Ik zit namelijk leelijk in de knel." De kalmte, waarmee dat gezegd werd deed me een oogenblik verstommen dat ik op die wijze hierheen was ge sleept, ban dus nota bene,omdat hij „in de knel" zat „Het spijt me voor u", zei ik, „maar ik zie werkelijk niet in, wat ik daa,- mee te maken heb. U kunt u, gel >of ik, niet voorstellen, hoe schandelijk ik behandeld ben I" „Ik kan u alleen mijn leedwezen er over betuigen; maar dezaakis.dat ik de taal van het land hier niet kan spreken. „De taal van het 1 ind niet spreken bemaalde ik. „Maar denkt u dan, dat i k dat kan Ik versta er geen stom woord van 1" „Daar zit het dan in „Wat bedoelt u toch?1' Zijn toon van spreken klonk soo eigenaardig. „Wel, ik der.k, dat ze u juist zoo behandeld hebben, omdat u geen woord van hun taal verstaat. Ze wil den u aan het verstand brengen, dat ik dat ook niet kon, en dit was de eenige manier van dat te kunnen doen". „Ik heb nooit van zoo iets onheb belijks gehoord: het is zóó schandelijk dat ik niet weet, wat u er mee zeg gen wilt." „Als u even naar mij wilt luisteren, zal ik het trachten u uit te leggen, U moet weten, dat ik bijna vermoord ben." „Watriep ik, ontsteld opspringend. Ik geloofde vast, dat hij door die vree selijke menschen was aangevallen, en dat wellicht een dergelijk lot mij wacht te. Maar ik had het totaal mis, sooals hij het mi] spoedig duidelijk maakie, j (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1933 | | pagina 1