TH
Nieuws-* en Advertentieblad
éé>i
voor Zeeuvvsch- Vlaan deren.
1898 6 September 1933
No. 44.
VRIJDAG 8 SEPTEMBER 1933
49e Jaarg.
J. C. VINK - Axel.
Rede van dhr. Mr. P. Dieleman
bij de opening van de
Axelsche Warenmarkt.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-UITGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postrek. 60263.
ADVERTENT1ËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vriidagvoormiddatr 11 nrp.
Eens hebt gij, Koningin, het woord gesproken,
Het woord van trouwOranje èn Nederland.
Gij waart nog jong, in voorjaarsbloei ontloken,
Het volk getuigt: ge deedt Uw eed gestand.
Want vele jaren hebt ge Uw taak gedragen,
Bracht gij het offer van geboorte en wet.
Hoe 't soms ook stormde, gij hebt èlle dagen
Op 'theil des volks Uw gansche kracht gezet.
Gij hebt des levens leed U niet zien sparen,
Gij hebt geworsteld in een vromen strijd,
Totdat, door duisternis van droeve jaren,
't Licht gloeien ging van moeder-zaligheid.
Dan daverde over heel Europa's gronden
Des oorlogs donder in fel bliksemlicht.
Gij, Zwijgers Nazaat, wist in bange stonden
Uw taak aan 't roer, Uw hoogen, heil'gen plicht.
Gij deedt Uw eed gestand Uw heele leven
Ligt open voor Uw volk, gansch onbevlekt.
Gij zijt, Vorstin, in alles Vrouw gebleven,
Wier stille waardigheid bewond'ring wekt.
Nu juicht het Lage Land. In alle steden
Plooit in den bries zich onze frissche vlag,
En op Uw jaardag rezen de gebeden,
Dat Hollands volk U lang behouden mag
(Uit „De Avondpost
Op 6 September 1898 heeft
H. M. Koningin Wilhelmina
der Nederlanden de Regeering
over ons land aanvaard en
richtte Zij een proclamatie tot
Haar Volk
„Ik stel mij tot levensdoel
„aldus sprak daarin de jonge
„Koningin het voorbeeld mij-
„ner innig geliefde Moeder na te
„volgen, te regeeren zooals van
„een Vorstin uit het Huis van
„Oranje wordt verwacht.
„Aan de Grondwet getrouw,
„wensch lk den eerbied voorden
„Nederlandschen naam en de
„Nederlandsche vlag te bevesti
gen, lk wensch bij het Qpper-
„bestuur over de Bezittingen en
„Koloniën in Oost en West
„rechtvaardigheid te betrachten,
„en naar Mijn vermogen bij te
„dragen tot verhooging van Uw
„geestelijk en stoffelijk welzijn".
Vijf en dertig jaren zijn sedert
verloopen. Veel, zeer veel is er
in dien termijn voorgevallen,
doch immer heeft de Koningin
Hare beloften gehouden en wel
op een wijze, dat wederkeerig
het Nederland-che Volk' zijn
Vorstin steunde en huldigde.
En zoo is ook morgen weer
het oogenblik daar, dat bij een
Koninklijk lustrum uit alle dee-
len des lands menschen zich
verzamelen tot tienduizenden, om
in het stadion te Amsterdam
aanhankelijkheid en trouw te be
tuigen aan het Huis van Oranje.
Te midden van de onrust en
den ongunst der tijden, terwijl
allerlei woelingen over de we
reld gaan, nieuwe denkbeelden
de geesten beroeren en oude
vormen worden vernietigd, blijft
onze Koningin, blijft het verbond
tusschen Nederland en Oranjp,
leven in het hart van de groote
meerderheid des volks, die vast
besloten is de historische dyna
stie door de stormen dezer dagen
heen te handhaven.
Koningin Wilhelmina zet de
traditie harer voorvaderen op
nobele wijze voortin onkreuk
bare onpartijdigheid regeert zij
ons land met volledige toewij
ding geeft zij zich nu al 35 jaar
lang aan ons vaderland.
Moge de Almachtige, voor
wien ook vorsten zich buigen,
haar bewind nog met vele jaren
verlengen, tot hei! onzer natie
En beseffe ons volk opnieuw,
welk een zegen voor de zuiver
heid van Staat en Bestuur het
Koningschap van Oranje is ge
wijd door een historie van eeuwen
en een waarborg voor de toe
komst.
(Slot)
Dooreen degelijke goede markt,
voor wat levensmiddelen en de
noodigste behoeften betreft, kan
het maatschappelijk leven onge
meen worden gebaat en een stel
regelen en formaliteiten, thans te
vervullen om den landbouwer
tenminste zijn kostprijs te verze
keren, overbodig worden. Maar
dan moeten de verbruikers ook
hun hooge eischen laten vallen
en zoo verstandig- zijn zelf op de
markt te komen koopen, b.v.
hun aardappelen, groenten,
vleesch en spek, eieren en boter,
wild en gevogelte, hun erwten
en boonen. Dan wordt het als
het ware de halle van Axel en
Axelerland en verdere omgeving,
gelijk reeds sedert 1183 door
Philips August, den kruisvaarder,
gesticht, er thans nog een te
Parijs bestaat. In de Middel-
Eeuwen, aldus leert ons Dr.
Unger, Middelburgs geleerde
archivarus, in zijn werk: „De
levensmiddelenvoorziening der
Hollandsche steden in de Midd.
Eeuwen", werd d i e prijs recht
vaardig geacht, welke een billijke
belooning voor besteden arbeid
opleverde. Dat was, volgens
hem, in een wereld van hand
werkers (en kleine boeren, voeg
ik er aan toe), waar handel nog
meer hand- dan roofwerk was,
een populaire leer, die van den
rechtvaardigen prijs naar beste
den arbeid.
Maar hierin kwam toch spoe
dig verandering en greep de
handel veel meer in en moest
dit ook wel, inzonderheid na het
ontstaan van het kapitaal. Een
gedetailleerde regeling in vele
reglementen dwingt onze bewon
dering af. De stedelijke gemeente
werd handelsgemeenschap. Zij
kreeg marktpolitie, verkeerspolitie,
evenals nu. Zij kreeg een gemeen
teraad, als orgaan van markt en
ambachtszorg. Al deze regelen
bedoelden het algemeen wel
zijn te bevorderen en inkomsten
aan de steden te waarborgen.
Men bedoelde de deugdelijkheid
der levensmiddelen te waarbpr»
gen zoowel voor het gebruik ter
stede als voor den export. Men
bedoelde te waken tegen een
opdrijving van prijzen.
Men beschermde allereerst den
stedelijken Consument, door te
zorgen dat wat beschikbaar was,
ook beschikbaar bleef vcor hem,
en wel aan den billijken, recht
vaardigen prijs. Voorkoopers of
opkoopers moesten niet dezen
prijs kunnen omhoog jagen. Ook
op de kwaliteit der waren werd
streng gelet en voorzoover men
de gezondheidsregelen zelf kende,
naar bevordering van hygiëne
gestreefd. Sommige steden had
den niet meer dan lokalen han
del en nijverheid maar andere
hadden reeds vooral als gevolg
van hun ligging en verkeer, ex-
porthandel. Men bedenke dat er
toen veel minder soorten van
goederen waren dan thans.
Het ruilprincipe stond sterk op
den voorgrond en zelfs is het
wel gebeurd, dat het koopen
van levensmiddelen met name
om deze zij het eenigszins
bewerkt weder te verkoopen,
de quintessence van de definitie
van den handel, verboden werd,
omeenen ander voor den consu
ment niet te duur te maken. De
bescherming van dezen stond
geheel op den voorgrond en
daarna die van den producent
en eindelijk die van den hande
laar. Gelijk ik opmerkte eischten
de latere omstandigheden en ont
wikkeling van het verkeer, en
zeker op de jaarmarkten, meer
en meer inschakeling van den
handel. Maar ook dan nog werd
deze aan vele regelen gebonden
ter bescherming van den consu
ment. Zoo mocht b.v. niet ge
kocht worden voor de markt
open was, of men moest de le
veranciers van de waren tege
moet gaan om te koopen. Zoo
mochten soms de goederen niet
naar elders vervoerd worden dan
een tijd na de markt, althans
voor wederverkoop. Zoo moest
buitenshuis uitgestald en openlijk
verkocht worden. Zoo werd een
recht van medekoop erkend,
waardoor iemand bij een ver
koop tegenwoordig, voor den
zelfden prijs gelijke hoeveelheid
koopen kon. Inzonderheid werd
zoo gewaakt tegen het opdrijven
van de prijzen van de levens
middelen en tegen alles wat de
consument afhield van den pro
ducent.
Kwamen de belangen der pro
ducenten niet met die der con
sumenten in strijd, dan werden
ook deze beschermd en wanneer
er strijd was tusschen de belan
gen der stedelijke en der lande-
ijke producenten, dan moesten
de laatsten het loodje leggen,
zn wanneer wederom de produ
centen ook burgers waren, dan
werden der consumenten belan
gen althans niet eenzijdig be
schermd. Onderlinge concurren
tie werd geregeld.
Bij de gilden, aan wie de de
tailhandel was, behoefde men
niet rijk, noch ook arm te zijn.
Alleenlijk op de jaarmarkt werd
een en ander weer in 't gelijk ge
steld, want dan was veelal ieder
vrij tot het uitoefenen van nering,
gelijk ook de stedelijke overheid
wei buitensteedsche producenten
toeliet als de prijzen te hoog
werden gesteld door de stedelijke
ambachtslieden. De bazen waren
(oen oproeriger dan te^nwoor-
dig de werknemers, omdat zij
veel meer nog dan thans „ge-
masregelt" werden. Het is wel
gebeurd, b.v. te Utrecht, dat de
vleeschhouwers om hun zin in
den gemeenteraad te krijgen,
staakten met de vleeschleverantie.
Ook daar poogde hoezeer de
raad gekozen was door de klein
handelaars deze raad produ
cent en consument dichter bij
elkaar te brengen en stelde men
het „ambacht" (producent) bo
ven de „coopmarischap" (klein
handel) en zag men de noodza
kelijkheid varl dien tusschenhan-
-del niet in. Er was toen nog
niet zoo'n groote differentiatie
van waren en zooveel technische
kennis noodig om deze te onder
scheiden en er was toen ook door
het gebrekkig verkeer veel min
der mogelijkheid om de goederen
van hier naar elders te transpor
teeren en voor wat kleine hoe
veelheden betreft ook veel min
der noodzakelijkheid. Te minder
als men uit de omgeving binnen
een zeker aantal mijlen de goe
deren naar de markt kon laten
vervoeren, gelijk Utrecht b.v. de
visch binnen 2 mijlen van de
stad gevangen. Deze moest alvo
rens vrij te kunnen worden ver
kocht, eerst „zijn maal" houden
binnen de stad, door op de
markt aldaar eenigen tijd te koop
gepresenteerd te zijn aan de con
sumenten. Ook voor den graan
handel had men dergelijke rege
len en de weekmaikten dienden
dan ook om de landlieden gele
genheid te geven hun waren te
koop te bieden.
Van de Utrechtsche markt
heeft men in dc archieven veel
gevonden. Vandaar dat deze als
voorbeeld nogal eens wordt ge
nomen. Daar mocht men som
mige goederen, als koren, in de
stad brengen en die in het groot
verkoopen, „in groten, als hyt
brenct, dats te verstaen alheel
ongescheiden" of wel „zamens-
coop dat is te weten „met enen
godspenninck". Ook werd wel
bepaald dat het moest zijn „on
gewrocht were" dus ruwe stof,
terwijl bewerkte artikelen alleen
op een jaarmarkt van buiten
mochten ingevoerd worden en
verkocht. De korenkoopers moch
ten in Utrecht ook buiten de
weekmarkt „zamencoops" ver
koopen. Zoo ook ging het met
de visch.
De gilden hadden het mono
polie van den kleinhandel. Van
daar dat vreemden niet in detail
of „bij pen warden" buiten jaar
merkten dus, verkoopen konden.
Van de gilden konden alleen
burgers lid zijn. Vier gilden be
stonden heelemaal voor den han
del de korenkoopers, de visch-
koopers, de marslieden en de
wantsnijders. Er waren bepa
lingen, die verboden ook als
consument boven een zekere
hoeveelheid te koopen (b.v. 25
mud tarwe) of te ruilen (b.v. 50
mud haver per rijpaard).
Dat alles was om het hamsteren
tegen te gaan, of pi ijzen in de
hand te houden.
Het is ook gebeurd, dat de
loonen voor de molenaars en de
bakkers werden vastgesteld in
verband met de prijzen van het
brood, welke weer in verband
stonden met die van de granen.
Ook de dagloonen van andere
ambachtslieden zijn soms door
den gemeenteraad vastgesteld.
Men noemde rijding het vast
stellen van een bepaalden prijs
voor een zekere hoeveelheid van
een artikel. Deze rijding waakte
tegen te dure evenals tegen
slechte waren, Tegen bediog
AXELSCHE
COURANT