Nieuws- en Advertentieblad voor Zeen wscli - VI aan deren. No. 24. VRIJDAG 30 JUNI 1933 49e Jaarg. Wie was 'took weer? FEUILLETON. De valsche Gravin. Binnenland. J. C. VINK - Axel. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. Hoe dikwijls gebeurt 't ons niet We lezen een naam, we hooren een bekenden klank Ja, dien naam hebben we rpeer gelezen meer gehoord Maarwie was 't ook weer Vroeger stond die naam menig keer in de krant, z'n portret ook. Maar wat drommelwat deed die mensch toch bij z'n leven Zoo gaat 't u en mij vele ma len Was die mensch een kun stenaar, een geleerde, een wel doener, eeneen misdadi ger De naam komt me bekend voor, maarmaarwie was 't ook weer Och, later betreft 't misschien ook u. Ge hebt thans een voor aanstaande plaats in uw organi satie, ge wordt geëerd als musi cus, als schilder, als dichter Ge zijt een gezocht geneesheer, wiens raad veelvuldig wordt in geroepen. Ge hebt als advocaat naam gemaakt aan de balie. Ge zijt in de sportwereld een der .sterren" ge zijt Maar over 'n paar jaar na uw dood vraagt uw eigen geslacht nog: „wie was dat ook weer?'' Wat is ons werkWat een naam De wereld vergeet zoo gauw de wereld herinnert zich slechts hèèl grooten. In elke stad, in elk dorp wo nen personen, die zich gewichtig achten. En toch, wie kent ze We worden opgenomen in de massa... Vergeten! Slechts de ooren zullen zich nog ons her inneren... het goede van ons moet in hen voorleven En Eén zal weten >,D. v. U. Oouden Standaard b)yft. Te Londen heeft een belang rijke geheime zitting plaatsgehad van de Centrale banken der Eu- ropeesche landen, welker valuta nog op den gouden standaafd gebaseerd zijn. Te middernacht waren voor deze bijeenkomst de uitnoodigingen verzonden aan de vertegenwoordigers der centrale banken van Nederland, Zwitser land, Frankrijk en Duitschland. In deze conferentie is de positie van den gouden standaard in Europa besproken, speciaal met betrekking tot het beloop van zekere Europeesche wisselkoersen der laatste dagen. Eenstemmig werd besloten, dat er geen sprake van mag zijn dat een van de vier bovengenoemde landen van den gouden standaard afgaat. Verder weid aan den Franschen vertegenwoordiger verzocht, bij AlacDonald stappen te doen, opdat deze er bij landen, die het voornemen mochten koesteren, den gouden standaard los te laten, nadrukkelijk op zal aandringen, zulks niet te deen, aangezien de Britsche handel met Europa daar door in ernstige mate zou wor den benadeeld. Onze minister van financiën, mrs. P. J. Oud, heeft door een vertegenwoordiger van de „Times" in dit Engelsch blad een verklaring doen publiceeren, nopens het handhaven van den gouden standaard hier te lande. De jongste geruchten, aldus de minister, dat Nederland den gou den standaard zou loslaten zijn zonder eenigen grond. De Neder- landsche regeering en de Neder- landsche Bank zijn integendeel vastbesloten, den gouden standaard te handhaven. De gulden geheel gezond. De president van de Nederland- sche Bank, mr. L. J. A. Trip, heeft aan den Londenschen ver tegenwoordiger van de Parijsche „Agence Economique et Finan- cielle" het volgende verklaard DRUKKER-UITGEVER Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postrek. 60263. ADVERTENT1ËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. Er is in onze opvattingen niets veranderd. Wij blijven er vast van overtuigd, dat de gouden standaard gehandhaafd moet blij ven en dat de positie van den gulden, zooals dat in mijn jaar verslag is uiteengezet, geheel ge zond is en geenerlei aanleiding tot eenige bezorgheid kan zijn. De 40 urfge werkweek. De heer W. Lubberink, leeraar MO. staatswetenschappen te Haarlem, heeft over bovenstaand onderwerp een prae-advies uit gebracht voor het op 4, 5 en 6 Juli te Vlissingen te houden middenstandscongres, aldus lezen we in de Middb. Crt. De adviseur meent, dat zoo de besprekingen op het congres vruchtdragend zullen zijn, het vraagstuk van den arbeidsduur in verband met de werkloosheid in zijn geheel gesteld moet wor den, d.w.z. aandacht moet wor den gewijd aan de drie deelen, waaruit het bestaat. Die drie deelen kunnen, naar hij meent, het best in den vorm van vragen omschreven worden. I. Is een# tijdelijke verkorting van den arbeidstijd een middel tot vermindering van den omvang van de door de wereldcrisis verwekte werkloosheid? II. Leidt de ontwikkeling van de techniek tot een voortdurende vergrooting van het aantal over bodige arbeidskrachten, waarvoor slechts door verkorting van den arbeidsduur werkgelegenheid ge schapen worden kan III. Is het wellicht de betee- kenis van de techniek, dat zij het ons, menschen, mogelijk maakt, in een steeds korter wor denden arbeidstijd de steeds om vangrijker wordende behoeften te bevredigen? De eerste vraag beantwoordt de heer Lubberink onvoorwaar delijk ontkennend. Ten eerste: er staat niet vast, dat de veertig- urige werkweek leidt tot vermin dering van de werkloosheid Ten tweedeeen zoo ver gaande wettelijke beperking van de vrij heid van handelen van de onder- nemers belemmert het herstel van welvaart. Ook meent hij, dat de tweede vraag ontkennend moet worden beantwoord. Uit zich zelve leidt de ont wikkeling van de techniek niqt tot blijvende werkloosheid, die bestreden moet worden door verkorting van den arbeidstijd. Het slot van de beantwoording van de derde vraag luidt als volgt „In ons land wijst prof. Verrijn Stuart er op, dat wij menschen eerst plichten hebben te vervui len en op de vervulling van die plichten deze rechten rusten. En aan den ingang van zijn econo misch werk stelt de Utrechtsche hoogleeraar de wet van den arbeid. Aan ons de taak te onderzoe ken, in hoeverre wij zondigen tegen de arbeidsmoraal en on gehoorzaam zijn aan die wet van den arbeid. Wij hebben gezondigd. Wij zijn ongehoorzaam geweest. De belangstelling voor een veertig-urige werkweek als blij vende verlichting van den ar- beidslast is er een bewijs van. Het is niet de bestemming van den mensch steeds hoogere eischen aan het leven te stellen en steeds minder arbeid te ver richten om die eischen ingewil ligd te verkrijgen Het betoog samenvattend, komt de adviseur tot de volgende con clusies 1. De invoering van een wet telijke veertig-urige werkweek biedt niet de zekerheid, dat het aantal crisiswerkloozen er door zal verminderen, en schept de kans, dat men in de periode van den economischen opbloei ten achter zal komen. 2. Met geen steekhoudende argumenten kan worden aange toond, dat de tegenwoordige maatschappelijke orde niet de mogelijkheden biedt, dat arbei ders, dien tengevolge van de ontwikkeling van de techniek uitgestooten worden, opnieuw in Nooit, j'jff ouw. Mevrouw de het voortbrengingsproces worden opgenomen. 3. Arbeid is plicht. Arbeid tot het uiterste niet alleen plicht, maar ook onafwijsbare voor waarde voor werkelijke volkswel vaart, in een nog niet tot onder gaan gedoemd zijnd beschavings gebied. 8 Op de Intern. Arbeidsconfe- rentie heeft Butler, de directeur van het internationaal arbeids bureau te Genève er tijdens de algemeene beschouwingen in de internationale arbeidsconferentie op gewezen, dat het volgend jaar een conventie voor de ver mindering van den arbeidsduur tot stand komt, niet alleen als middel voor de bestrijding van de werkloosheid, maar ook in verband met den technischen vooruitgang in de toekomst. Butler gelooft, dat de verminde ring van den arbeidsduur een hervorming is, die noodzakelij kerwijs ten slctte algemeen in gevoerd zal moeten worden en als zoodanig is het een van de voornaamste problemen, waarmee de internationale arbeidsorgani satie zich in de toekomst zal moeten bezig houden. De rol van de internationale arbeidsor ganisatie is ten nauwste verbon den met het economisch herstel en zij kan niet stilstaan, wanneer de wereld met groote schreden in een geheel nieuwe richting voorwaarts gaat. Het doei van de sociale wetgeving is niet meer zoozeer de bescherming van den arbeider. Het werk van de or ganisatie is een onderdeel van de rationale organisatie van de samenleving. Minder bieryerbrnik. De in het maandschrift van het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde cijfers over 1932 berreffende het binnenlandsch verbruik van bier en den afzet der brouwerijen, vertoonen vrij wel over de heele linie sedert den oorlog ongekenden achteruit gang- (Wordt vervolgd), AXELSCHE COURANT 19) bi de vestibule en op de trap lagen zachte tapijten. B'adolanten vulden de kale hoeken. Bedienden in livrei en net gekleede meisjes met vde ideiijke gezichten wachtten den graaf en de gravin in het portaal op. Zelfs het vtrwilderde park leek nu met de berijpte boomen niet meer somber, maar zag er sprookjesachtig romantisch uit. Ofschoon de schemering pis begon neer te dalen, waren alle vest ekktn reeds verlicht en Helene bemerkte, terwijl ze er doorliep, dat er overal een zeer gizellige weelde heerschte. Zij zelf bewoonde weer haar oude kamer en de kamer van Snoes lag er haast Maar de beide vertrekken wr- ren geheel nieuw en vriendelijk ge meubileerd, Tusschen deze beide ver trekken en de eetzaal lag een rij on bewoonde vertrekken. Het zal goed zijn, dat u de deur van Snoes' kamer voorloopig in den winter steeds gesloten houdt, jjffrouw en met haar door de gang naar de eetzaal gaat, zei de graaf. Het is in die gang warm, daar ik er kachels liet plaatsen. Maar de vertrekken, Welke aan de kinderkamer grenzen, Worden niet gebruikt en dus niet ver warmd. Als u wat noodig hebt, schelt maar. De electrische schellen zijn nu in orde en de bedienden wonen hier op 't slot, opdat we ze dadelijk bij de hand hebben. Hun kamers liggen juist onder die van u en Snoes aan het einde van den linkervleugel. Helene gevoelde z ch door deze mededeeling zeer gerust gesteld. Zii was dus niet met het kind geheel alleen in dezen vleugel. Toch kon zij den eersten avond in lang den slaap niet vinden. Ze pakle alles, wat haar en het meisje toebi- hoorde uit, en vormde onderwijl allerlei plannen, hoe ze den tijd zouden be steden. Eindelijk schreef ze nog een langen brief aan PAer Lindemann. hoewel ze er nog geen flauw begrip van had, hoe ze den brief in 'i geheim zou kunnen verzenden, want het pos*- kantoor was twee uur gaans verwij derd en de graaf had aan het soupei gezegd, dat alie trieven eiken dag door hem zeiven in een zak werden verzameld en dan door een bode naar hit station gebracht. Eenige dagen later maakte Helene van het heerlijke winterweer gebruik om met Snoes de geheele bezitting Dubschinka eens nauwkeurig te be zichtigen. Links van de groote poort van het huis stond in de vestibule een g'iazen portiersloge, waarin zij reeds bij haar aankomst een vriendelijk uitziend man had opgemerlt, die zich nu als .por tier Dobruck" aan haar voorstelde. Wil de juffrouw met de kleine gravin gaan wandelen vroeg hij vriendelijk glimlachend, toen Htlene hem vroeg of de sneeuw van de we gen in het park was geveegd. Zou het niet te koud zijn 'i Is negen gra- I den onder nul. Hij had een aangename, weekestem en sprak het Duitsch, ofschoon hij stellig geen Duitscher was, niet zoo scherp uit als de Czechen, maar heel zoet vleiend, bijna zangerig. Zeker een van de Poolsche men schen, die de graaf van Mendowan hier liet komc, dacht Helene en ant woordde glimlachend Och, de koude hindert ons hec- lemaal niet, die is immers gtzond en ik mag me gaarne oiiëitetr m op een plek, waar ik moet leven. Dus, hoe staat het mi t het park Meneer D ibruck zag haar oplettend aan en zei toen op nog vriendelijker loon De sneeuw ligt mtters hoog. Wie zou daar thans ook gaan wande len Ons pai k lokt ook heelemaal niet uit 'tis all.-s door elkaar gegroeid, letterlijk een wildernis. Meneer de graaf wil pas in 'tvoo jrar daar den boel wat opknappen, Miar het park is in zijn wit sneeuwkleed thans veel romantischer dan in den herfst. Jammer, dat men er nitt in kan komen. O, er zijn immers genoeg andere wegen, waarlangs u kunt gaan, juf frouw. Naar het slot Herrenwalle bijvoorbeeld, dit baron Eiters toebe hoort, is een goed beioopen oad, dat zelfs door een aardig boschje leidt. Dan zijn er de wegen naar de dorpen Krisan en Cnumatz; ook fes pad naar den vischvijver van Dubschinka -is belooper, omdat daar de oude Jan Prokoy woont, die des daags hier op het slot werkt. Ha, dus er is een vijver in de nabijheid Natuurlijk, nauwelijks tien mini - ten hier vandaan, 't Spreekt vanzelf, dat hij tegenwoordig geheel dichtge vroren is, maar in den zomer.,, Maar dat is prachtig. Dan kunnen we daar zeker ook schaatsenrijden Waarom zou u dat niet als u er pleizier in hett, juffrouw? la welke lichting ligt de vijver? Als men langs de koestallen gaat en dan naar den achterkant het bin nenplein verlaat, ziet men dadelijk aan de rechterhand het pad. Mag ik u er heenbrengen, juffrouw Kunt u dan uw post als portier verlatei Och kom, d;e is toch niet van zooveel gewicht. Komen doet er im mers bovendien toch niemand en ik zit hier eigenlijk alleen maar, omdat hm, omdat het nu eenmaal ge woonte is. Dan verzoek ik om u geleide. Kunnen we niet dadelijk u t het slot p het n'ein van de bedrijfsgebouwen komen Z ker. Kom maar mee, juffrouw. Hij bracht Helene en het kind door de lange breede gang naar een deur, die recht tegenover den ingang lagen op het plein uitkwam. Hier zag het er nu trouwens niet zeer ne'jes uit. Links strekten zich de paardenstalier, rechts de koestal en ut+j ze waren verbonden door een smal, laag gebouw, waarin blijkbaar varkens onder dak waren gebracht. In den hoek daarnaast bevond zich een steenen poort, waarvan de beide deuren openstonden. Hit midden van het ,-lein werd in genomen door een groote mestvaalt. Boven de stal'en, waarvan de pleister kalk gro? t ndeeis afgevallen was, wat ze op n les deed gelijke», bevonden zich de hooi- en korenzolders. Hier komt zeker zelden een lid van het grafelijk gezin vroeg Helene met een glimlach. gravin heeft met het bedrijf natuurlijk heelemaal niets uit te staan, en meneer de graaf, die wel eiken dag in den paardenstal komt, betreedt dien alleen van d* andere zijde, waar zich de hoofdirgtng bevindt. d Wie dan het greote be- Voor het buitenwerk zorgt de Boheemsche opzichteres, die reeds onder dta vorigen eigenaar gediend heef!het toezicht oo de huishouding is opgedragen aan juff ouw Kithinka die eerst nu aangesteld werd. Hebt u haar nog niet gezien Neen. Ze k wam zeker van Men dowan It geloof het niet. Ik vermoed, dat zij meneer onderhands gerecom mandeerd is. Zullen we verder gaan Ja j maar waar woont die juffrouw Kathinka? Bij ons op de eerste ver dieping Neen, ze heeft twee kamers par terre aan het rechteiz jfront. En u Waar woont u, meneer Dobruck Op de tweede verdieping. O, ik meende, dat die geheel onbewoond was. -- Er woont ook niemand anders dan ik. Helene dacht plotseling aan de waan zinnige, die haar indertijd den eersten nacht zoo had doen schrikken. Ze was immers de dochter van den por tier en ztjn vrouw zou meneer Do- btuck haar vader zijn Bent u getrouwd? Woont u al lang hier in huis? vroeg Helene plot seling,

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1933 | | pagina 1