Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
De valsche Gravin.
No. 18.
VRIJDAG 9 JUNI 1933
J9e Jaarg.
J. C. VINK - Axel.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulderrr
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-UITGEVER
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag II ure.
-Eerste Blad.
Binnenland.
Verkorting ran den arbeidsduur.
De Hooge Raad van Arbeid
heeft rapport uitgebracht in zake
wettelijke verkorting van den
arbeidsduur ter beperking van de
crisis-werkloosheid.
In dit rapport zegt de Raad
ten aanzien van de principieele
kwestie het volgende
De Raad is er zich van be
wust, dat indien hij ten slotte
Uwe Excellentie adviseert tot
het treffen van een wettelijken
maatregel, welke het opleggen
van een verkorten arbeidstijd aan
bepaalde bedrijfstakken zal mo
gelijk maken, hiermede over een
bezwaar wordt heengestapt, dat
voor sommigen principieel is en
hetwelk tegen een gedwongen
40-urige werkweek zou kunnen
worden opgeworpen. Men zou
zich namelijk kunnen afvragen,
of eqn dergelijke inbreuk op de
persoonlijke vrijheid van den
individueelen arbeider nog wel
geoorloofd is, nu het immers niet
gaat om arbeidsbescherming in
engeren zin, doch uitsluitend om
het tewerkstellen van werklooze
arbeiders. Wat zou de rechts
grond voor de Overheid zijn in
een dergelijk geval Betreedt zij
hier een terrein waarvan zij verre
behoorde te blijven, aangezien
het uitsluitend van de betrokke
nen behoort af te hangen of zij
al of niet korter zullen werken
dan 'n algemeen als „normaal"
erkende arbeidstijd meebrengt?
De Raad is in meerderheid
van oordeel, dat voor deze be
zwaren van principieelen aard
niet moet worden uit den weg
gegaan. Het algemeen belang is
bij een vermindering der werk
loosheid in den huidigen omvang
en in de bestaande omstandig
heden in zoo groote mate be
trokken, dat reeds daarin de
Overheid bij het eventueel dwin
gend opleggen van een 40-uren
week een voldoenden rechtsgrond
kan vinden.
In een crisistijd als thans
worden maatregelen noodig,
waartoe men in normale tijden
niet spoedig aanleiding zou vin
den. Bovendien dient'men niet
uit het oog te verliezen, dat reeds
in verschillende gevallen in de
sociale wetgeving over dergelijke
bezwaren is heengestapt. Herin
nerd zij in dit verband aan het
verbod van nachtarbeid van den
alleenwerkenden bakkerspatroon
en de verplichte winkelsluiting.
Zooveel te meer is het bij crisis
maatregelen verdedigbaar, om
de persoonlijke vrijheid sterke
remmen aan te leggen.
Eenige leden kunnen zich met
het bovenstaande betoog niet
vereenigen. Zij achten het niet
geoorloofd, ook al zou de maat
regel op zichzelf een nuttige
uitwerking hebben, een arbeider
te verbieden meer dan 40 uur
per week te werken. Een derge
lijke aantasting der persoonlijke
vrijheid schept gevaren, ook op
staatkundig gebied, welke men,
gezien de ervaring, niet mag on
derschatten. De argumentatie
der voorstanders, dat in onzen
tijd maatregelen noodig zijn, die
men in normalen tijd niet zou
nemen, is niet te aanvaarden,
aangezien op deze wijze iedere
maatstaf gaat ontbreken, waar
naar de toelaatbaarheid van het
ingrijpen der Overheid kan wor
den afgemeten. Aantasting van
het vertrouwen is daarvan het
onvermijdelijk gevolg.
In totaal zijn door de sub
commissies ongeveer 3000 onder
nemingen in het onderzoek be
trokken
De Raad heeft zich in hoofd
zaak bepaald tot het behandelen
van een aantal algemeene punten.
Deze punten kunnen als volgt
worden samengevat.
1. Practische beteekenis van
beperking van den arbeidstijd tot
pl m. 40 uur per week in verband
mei de bestrijding der crisiswerk
loosheid.
2. Aard van een te treffen
regeling (algemeen of bedrijfsge-
wijzedirect of indirect).
3. Inhoud van een wettelijke
regeling of verkorting van den
arbeidsduur.
T. a. v. hef eerste punt wordt
in het rapport opgemerkt, dat bij
invoering van de 40-urige werk
week het totaal aantal arbeiders
en geëmployeerden der geënquê
teerde ondernemingen, maximaal
met 12.676 zou kunnen worden
verhoogd, op een totaal van
239.167 arbeiders. Stelt men de
totale personeelssterkte in de
onderzochte industriëele bedrijfs
takken op 660 568, dan komt
men aldus tot ten hoogste 36.948
nieuw aan te nemen arbeiders,
d.i. ruim 13 pet. van het gemid
delde over 1932 van het aantal
werkloozen onder de bij de or
ganen van de openbare arbeids
bemiddeling ingeschreven werk
zoekenden.
Uitdrukkelijk wordt er op ge
wezen, dat de hiergenoemde ma
xima van de bedoelde bedrijven
waarschijnlijk niet bereikt zullen
worden. Het bijplaatsen van ar
beiders zal in sommige seizoen-
bedrijven alleen in 't seizoen
kunnen plaats vinden, zooals in
de steenindustrie en in het bouw
bedrijf. Ook heeft men rekening
te houden met de kans van toe
nemende nationalisatie, welke een
gevolg zou kunnen zijn van een
kostprijs-verhoogende werking
van arbeidstijdverkorting.
De uitwerking van een maat
regel tot werktijdverkorting kan
ook geheel of gedeeltelijk worden
te niet gedaan door het feit, dat
in een groot aantal ondernemingen
reeds meer arbeiders in dienst
worden gehouden dan strikt nood
zakelijk is.
Op deze en andere gronden
wordt in het rapport de conclusie
gesteld, dat van werktijdverkor-
ting geen overdreven verwach
tingen als middel tot werkloos
heidsbestrijding gekoesterd mogen
worden.
De vraag is nu, in hoeverre
het wenschelijk is van de zijde
der Overheid een regeling te
treffen, teneinde werktijdverkor
ting door te voeren.
Denkbaar is een algemeene
regeling voor het geheele bedrijfs
leven (event, met uitdrukkelijk te
bepalen uitzonderingen) of wel
een bedrijfsgewijze regeling, waar
bij dus voor bepaalde bedrijfs
takken, welke daarvoor in het
bijzonder in aanmerking komen,
een verkorte arbeidsweek kan
worden vastgesteld.
Uit de enquête is gebleken,
dat een algemeene wettelijke
regeling tot invoering van een
verkorte werkweek als crisis
maatregel niet wel uitvoerbaar is.
De omstandigheden in de ver
schillende bedrijfstakken wijken
te sterk van elkaar af. In het
rapport wordt daarom geadvi
seerd, niet tot een algemeene
wettelijke regeling over te gaan.
De meerderheid van den Hoogen
Raad meent echter, dat deze
regelingen een bedrijfsgewijs ka
rakter zullen moeten dragen.
De helft van den Raad meent,
dat de minister gemachtigd moet
worden, zoo noodig de verkorte
arbeidsweek dwingend aan een
bedrijf op te leggen. De andere
helft is echter van oordeel, dat
een land als Nederland, dat zijn
binnenlandsche markt tegen de
buitenlandsche concurrentie niet
beschermt, wel het laatste moet
zijn, dat het bedrijfsleven bloot
stelt aan experimenten als de
verplichte invoering van een ver
korte werkweek.
Noodtoestand in den landbouw.
Namens de besturen der samen-
kende Boerenbonden is een adres
gezonden aan den Minister-Pre
sident, betreffende den noodtoe
stand in den landbouw. Op
overwegingen van moreeien so
cialen politieken en economischen
aard is het volgens de meening
van adressant noodzakelijk dat
ten spoedigste tot het nemen van
zeer krachtige maatregelen inzake
den landbouw wordt overgegaan.
In het adres wordt voorts ver
wezen naar het program der
Boerenbonden met uitvoerige
toelichting, terwijl den Minister-
President met nadiuk verzocht
wordt, aandacht voor den toestand
in den landbouw te hebben.
Neen, meneer. Ze zijn al weer
verhuurd»
Kinderarbeid.
De Inspecteur van hel Lager
Onderwijs in de inspectie Goes
vestigt in het belang van werk
gevers en werknemers de aan
dacht op artikel 24 der Leerplicht
wet 1920.
Dit artikel luidtOnvermin
derd de voorschriften der Ar
beidswet 1919 is het ten strengste
verboden, tijdens den volgens
de Wet bepaalden leerplichtigen
leeftijd, diensten of arbeid te
doen verrichten door een kind
gedurende den tijd, waarin on
derwijs wordt gegeven aan eene
school, waarop het is ingeschre
ven, of gedurende den voor het
huisonderwijs van dat kind be
stemden tijd.
De loting.
De loting voor den militairen
dienstplicht ter bepaling van den
ingeschrevene die in elke gemeen
te of in elke groep van gemeen
ten, het eerst in aanmerking komt
om tot gewoon dienstplichtige
te worden bestemd heeft in het
openbaar plaats voor de lichting
1935 op Donderdag 15Juni 1933,
des midddags 2 uur te Den Haag
Binnenhof 8.
Regeling Brandstoffenprtfzen.
Te Goes is in een vergadering
van brandstoffenhandelaars uit
eengezet hoe de toestand voor
hen wordt door de Haagsche
Kolen-Conventie. Deze Conven
tie betreft een op last der regee-
ring getroffen overeenkomst tus-
schen de Nederlandsche mijnen,
kolen importeurs en groothande
laars, die onder leiding van de
uit hun midden benoemde „Huis
brand-commissie", regelend zul
len optreden ten opzichte van de
prijzen van alle soorten binnen-
en buitenlandsche brandstoffen.
De bedoeling is, dat elke pro
vincie voor alle brandstoffen be
paalde prijzen vaststelt, waaraan
alle handelaars (ook coöperaties)
verplicht zijn zich te houden.
Zij, die zich niet aan de vastge
stelde prijzen houden, zuilen
door de „Huisbrand commissie"
van levering worden uitgesloten.
(W^-dt vervolgd),
AXELSCHEï#COURANT.
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postrek. 60263.
13)
Op den avond van 1 December
toen hun bagage eindelijk kwam.
Dt.ze bleef namelijk ergens liggen,
geloof ik, en dat gaf aanleiding tot
een eindelooze schrijverij. De jonge
meneer moest ten slotte zelf gaan om
ze te halen. Hij was daarovtr zeer
boos; want ze wilden eindelijk zoo
spoedig mogelijk weer weg.
Zoo. Hm, dat is werkelijk heel
interessant. Waar reisde de jonge
Baviani heen om de bagage
Dat weet ik niet.
Bleef hij lang weg
Drie dagen.
Hoe behielp de oude zich in
dien tijd V
O, hij bltef meestal op zijn ka
mer. Alleen liet hij zich des morgens
voor een uur door een jongen naar
het strand brengen en den laatsten
avond bracht ik hem er nog eens heen.
Hij wilde afscheid nemen van zijn
lievelingsplekje, zei hij.
Hoe laat was dat
Tegen half twaalf.
Wat zoo laat in den avond.
Viel je dat dan niet op Men gaat
niet midden in den nacht aan't strand
wandelen, als men zijn vijf zinnen bij
elkaar heeft.
Hij ging immers ook niet wan
delen. Ik moest hem alleen maar naar
zijn plekje brengen, waar hij bedaard
ging zitten. Bovendien was het lichte
traan en een zeer schoone nacht. Er
gaan daar veel menschen wandelen
de promenade aan de overzijde van
<le tinven W3S lieelemaal vol, zooals
ik mij herinner. Maar mijnheer Baviani
hield niet van het gedrang. Hij wilde
de zee hooren ruischen en nitt in ij n
overpeinzingen gestoord worden.
Zijn lievelingsplekje i g; dan
z-ktr zeer afgelegen?
JHeel daar ginds achter de
pakhu zen. Daar is een eenzame bank
bij de kleine trap, waar langs men
naar hit visschersstrand afdaalt.
Was hij niet bang om daar alleen
Ie zijn
Och. meneer een oud man, die
daarbij nog blind is wie zou hem
kwaad doen
Men kon toch niet weten dat hij
blind was.
Zeker wel Hij droeg Immers
steeds een breed, groen scherm boven
de oogen, daar het ftlle licht hem,
hoewel hij blind was. pijnlijk aandeed.
Maar het was toch immers nacht.
O :h, hij was zeker aan die kap
gewend, wart hij legde haar nooit af,
ook niet in de kamer.
Wanneer moest je hem toen
weer afhalen
Ik behoefde hem in 't geheel nitt
af te halen. Hij had namelijk dien dag
een telegram van zijn zoon ontvangen,
dat deze eindelijk de bagage had ge
vonden en hier om half twaalf met de
„Robber" arriveerde. Er moest iemand
aan de haven komen om de bagage
in ontvangst te nemen en als ztjn
vader het goedvond, kon ze dadelijk
naar de „Violette" gebracht worden,
die een uur later naar Palermo vertrok.
De oude vond dat gordwant hij
verlangde reeds naar Sicilië, waar hij
vrienden had, zooals hij ze). Er werd
dus oveilegd, dat ik hem eerst naar
zijn bank aan het strand ?ou brengen
en das den jongen meneer O' wach
ten om de bagage op de „V.otette" te
beregen.
Zoo gebeurde het ook. Den hand
koffer van den ouden heer had ik reeds
des namiddags naar de „Violette" ge
bracht en ook dadelijk plaatsbewijzen
genomen.
En de jonge Biviani kwam wer
kelijk met de .Robbei"?
Ja. Hij gaf mij .ei k ffer en een
reistasch, betaalde mij dadelijk en zei,
dit ik later op de „Viote'te* met
meer op hem en den ouden heer be
hoefde te wachten. Ik moest de b. -
gage voorloopig maar aan den hof
meester geven en het op zijn naam in
een hut laten brenger,
Hij ging dus zelf niet mee.
Neen Hij vroeg alleen maar waar
zijn vader was, en zei toer, dat hij
eertt een jonge dame, die hij op de
boot had l;eren kennen, aan een rij*
tuig moest helpendaarna wilde hij
den ouden man halen en dan dadelijk
met hem naar de „Violette" gaan.
Zag je die jonge dame?
Natuurlijk. Ze stond eenige pas
sen van mij af en wachtte tct meneer
Baviani met mij klaar was.
H >e zag ze er uit
Hm ik heb haar niet nauw
keurig bekeken en ze droeg ook een
grooten reissluier. Maar ze scheen
heel voornaam te zijn.
Was ze groot of klein
Groot en slank. Ook zag ik,
toen ze het hoofd een weinig om
draaide, dat *e blond was, wat hier
bij ons opvalt, daar bijna alle dames
zwart haar hebben. Ook scheen ze
mij n )g jong te zijn» Meer zou ik
echter van haar niet kunnen vertellen
want, zoods ik reeds zeiik bekeek
haar niet heel nauwkeurig.
Goed Mtar beschrijf rrij nu de
Biviam's een?. Hoe oud was de blinde
z >o ongeveer?
O, reeds heel oud, Hij maakte
.den Indruk van vrijwel afgeleefd te
zijn, zijn haar en knevel waren bijna
wit. Treuwens in gezicht w-.ren nog
geen rimpels en zonder het grijze haar
zou het hoogstens op dot van een
vijftiger geleken hebber. Hij had een
adelaarsneus en zwarte tevminsie
donkere oogen precies kon men
dat niet zien vanwege de kap, die het
halve gezicht overschaduwde,
En de jongere
Was het verjongde evcnheeH
van zijn vader, maar zonder haard.
Hij was blank en rood in 'r gezicht
als een meisje en had mooi zwart
haar en blauwe oogen.
Hoe oud kan hij zijn?
Hm misschien achttien of ne
gentien jaar.
Spraken de twee Italiaansch met
elkaar
Als ik er bij was, meestal. Maar
menigmaal gebruikten ze ook een taal
d e ik niet verstond.
Neen, bepaald niet. En ook geen
Fransch, want deze drietalen worden
hier veel door vreemdelingen gespro
ken en ik zou ze dadelijk aan de
klanken herkend hebben. Het was een
taal met veel sisklanken ik heb ze
nog nooit gehoord,
Waarschijnlijk dus een Slavische
taal. Zou ik misschieu de kamers
kunnen zien, waarin de twee gewoond
hebben
Maar je kunt mij toch wel naar
de plek brengen, waar de oude Baviani
zoo g'aag zat
Dat wel, sfgnor, maar
De huisknecht, die tot dusver, zon
der zich te bedenken, r<p de vlug
achter elkander gedane vragen geant
woord had, zweeg nu plotseling ont
huts'.
Welnu, wat „maar"
Waarom vraagt u mij zooveel
over den nhnden schilder en'zijn zoon,
signor? Worden ze misscaien door
de politie gezocht Of
Och, daarmee behoef je je hoofd
niet ie breken, mijn waard« Hier hen
ji wat voor je inlichtingen en j-
krijgt nog eenzelfde bedrag als je mij
nu naar het strand brengt en dan over
alles het grootste stilzwijgen in acht
neem'.
Hij drukte den jongen man een
aanzienlijke fooi in de hand er» ver
vel gde haastig:
Z e zoq, vraag nu maar dadelijk
verlof aan je meester en breng ons
dan raar het strand.
Terwijl ze door straten en steegjes
achter hun gids aanliepen, zei Peter
Undemann in het Dudsch
U t alles is mij slechts dit da
delijk gewo-der, dat deze Bavian.'s
waarschijnlijk avn moord gepleegd
hebben en ailes daarvoor op de meest
geraffineerde wijze hadden voorbereid.
Maar hoe konden ze weten, wanneer
Harriet in Eeypte kwam en wanneer
ze toen naar Napels vertrok?
Je vergeet, dat miss Morgan voor
haar vertrek uit New-York aan haar
zuster schreef.