Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Ylaanderen No. 70. VRIJDAG 2 DECEMBER 1932 48e Jaarg. J. C. VINK - Axel. Algemeene beschouwingen op de Gemeentebegrooting 1932. FEUILLETON. De witte Bloem. AV\ OO Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-UITGEVER ADVERTENT1ËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor eiken regel meer 12 Gent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. Eerste Blad. Rede van den heer A. Verschelling. Mijnheer de Voorzitter. Ofschoon onzerzijdsch reeds uitvoerig gebruik is gemaakt tot het bespreken van het beleid van het College van B. en W., zal ook ik de gelegenheid benutten bij wijze van aanvulling nog ver schillende punten te bespreken. Lag het daarbij aanvankelijk in de bedoeling nog nader de hou ding van onzen voormaligen frac tiegenoot te bespreken, bij nadere overweging lijkt mij dit sop de kool niet waard en hoop ik dat de naaste toekomst ook den heer Ortelee tot het inzicht zal bren gen, dat men van geen twee wallen kan eten en niet Gode en den Mammon beide kan die nen. De heer Ortelee moge inzien, dat dit uitloopt op de harde, maar oeroude logica, dat men den eenen zal liefhebben om den anderen te haten. In persoonlijk heden zal ik dus niet vervallen. Wat mij als jongste raadslid bij het bestudeeren der begroo ting heeft getroffen, is dit, dat het zoo uiterst moeilijk is om te bezuinigen. Zeer gemakkelijk is het om zich te scharen onder de „goede stuurlui", die aan wal staan of zich te voegen bij dege nen, die de verantwoordelijkheid in deze rare tijden niet verkiezen te dragen, zooals de Vrijheids bond, die, hier een zetel in den Raad verworven hebbende, zoo kieskeurig is geweest, die in het achter ons liggende tijdvak niet te willen bezetten. De liberale hooghartigheid te dezer plaatse, of misschien het gevoel van min achting voor het parlementair „gedoe" van den tegenwoordi- gen tijd moge daartoe aanleiding zijn geweest, maar het is toch voor 260 kiezers en kiezeressen een aanschouwelijke les en een teleurstelling geworden Deze ruim 260 kiezers zullen zich in de toekomst dan ook hebben te bedenken of zij hun stem nog zullen uitbrengen op een lijst, waarvan men heeft ondervonden, dat het nutteloos is, daaraan zijn vertrouwen in den vorm van een stem te geven. Men heeft nu ondervonden op welk een manier het vertrouwensmandaat der kie zers aan de laars wordt gelapt. Is dit een symptoom van verval van het gepolitieker in den Raad en een demonstratie van onmacht van een zekere categorie, ander zijds zij het voor ons een aan sporing om het zakelijk gedeelte klaar voor oogen te stellen en te zoeken ook in de gelederen van hen met wie men geenerlei „poli tieke" verwantschap gevoelt, naar datgene, wat vereenigt en te ver mijden zooveel mogelijk het na streven van verwijderende fac toren. Tal van malen is in het afgeloopen jaar daarvan geble ken en dit inzicht breekt dan ook baan. Zoo bepaal ik mij dan tot het bespreken van het verschil dat bestaat t.o.v. de opvatting om trent de manier van bezuinigen welke heerscht bij B. en W. en die welke het richtsnoer is van het meerendeel van den Raad. Ik behoor niet tot de bezuini gingsmaniakken door dik en dun en zelfs is het voor o s soms pijnlijk het mes te moeten zetten in verschillende zaken, die uit gaven betreffen, welke ons ook zeer na aan het hart liggen. Ik noem slechts de subsidie's aan de muziekgezelschappen, het Frö belonderwijs en andere zaken. Maar er komt toch een oogen- blik waarin men zich gaat afvra gen kan het nu nog wel anders enmoeten wij niet terug tot den weg van het particulier ini tiatief en den rug toekeeren aan de Overheidsbemoeiïng, die tot overdreven en buitensporige voor beelden en vormen van verwor ding op allerlei gebied gaat leiden Een slecht voorbeeld daarvan is het werk aan de Zaamslagsche weg geweest, voor welk werk aanvankelijk ruim f 6500 geraamd zijnde minstens f 10.000 is noo- dig geweest, zonder dat daar tegenover staat een noemens waardige verbetering. Wij betreuren het dat er geen beter object gekozen is kunnen worden en dat de wijze waarop dit werk is uitgevoerd slechts in éénerlei opzicht heeft beantwoord en wel als object van werkver schaffing. Voor het overige zijn we mei den Zaamslagschen dijk van den regen niet uit den drop ge raakt Dat bij B en W. van een ern- stigen wil en drang tot bezui niging weinig sprake is, leert deze begrooting. De salaris- voorstellen kunnen wij niet au sérieux noemen en dat doen waarschijnlijk weinigen in den Raad. Trouwens dat is ook nog in de voorlaatste vergaderingen gebleken. B. en W. maken een mooi gebaar voor de tribune t.o.v. hun jaarwedde, maar er staat hun toch niets in den weg om daarvan 25 pet. in de ge meentekas te storten Wij hopen dus alsnog, dat B. en W. dit doen zullen, tenminste als het hun ernst is. Doen zij dit echter niet, dan kwalificeeren wij hun houding metHet is mooi voor het oog van Neêrlands volk". Hoor naar mijn woorden, maar zie niet naar mijn dadenzoo is de leus bij de meerderheid van B. en W. Waarom stellen zij voor op subsidie's te bezuini gen, die in het algemeen belang zijn, zooals op die van de muziek gezelschappen En waarom dur ven zij niet te bezuinigen op de Fröbelschooltjes, etc? Of zijnde heeren hierbij van gedacht, dat het hemd hun nader is dan de rok? Neen, werkelijken moed missen de heeren Zoo is het ook met de cumulatie van aller lei bijbaantjes en functie's. Ook hier hetzelfde liedje. Beziet even de benoeming van den binnen- bode. Waar een werklooze of iets dergelijks mee van de straat geweest was. Niet dat ik wat tegen den persoon heb. Neen,ze zijn bang van Jan, Piet of Klaas te treffen. Maar daar gaat het toch niet om Moet een veld wachter b.v., aan wiens salaris door den Raad zonder de mede werking van Ged. Staten niet ge tornd kan worden, meer verdie nen dan een le en 2e ambte naar ter secretarie, dan een ge meente-opzichter en een boek houder der gasfabriek? Niemand zal toch willen beweren, dat zoo iets billijk is, of dat een veld wachter meer in zijn mars heeft, ook al is hij nog zoo ijverig en plichtsgetrouw, dan de zooeven door mij genoemde ambtenaren. En toch gaat het daarheen, ten minste als wij in de lijn van B. en W. zouden gaan werken. Daarom verheugde het ons, dat ons standpunt in den Raad door meerderen gedeeld wordt en wij wel over een meerderheid zul len beschikken die zegteerst van bovenaf bezuinigen en anders schuiven wij de verantwoorde lijkheid van ons af. Mijnheer de VoorzitterHet fooienstelsel, zoo wel als het stelsel in overheids dienst van emolumenten en grati ficatiën moet radikaal worden opgeruimd. Waarom toch toe slagen voor dit en dat bij be paalde functie's Is dit een ver ouderde, door B. en W. gehand haafde traditie of wat moeten wij daar nu van denken Iemand die in overheidsdienst is behoort van zijn salaris te kunnen leven en het is ook tegenover andere ambtenaren onbillijk er een paar uit te pikken, die daardoor in betere conditie en gunstiger posi tie te verkeeren. Ik zie b.v. voor de veldwach ters in de allereerste plaats naast het salaris ad f 1600, daarnaast f250 toelage voor kleeding, f40 toelage voor rijwielen, f200 toe lage voor woninghuur, f 50 toe lage voor geneeskundige behan deling, f 50 toelage voor diploma's, nog f 25 toelage voor de aantee- kening op het politie-diploma van Griep, f 130 als gemeente- buitenbode en misschien nog al meer. Men voelt toch dat daar door een scheeve verhouding ontstaat, wat doen B. en W. daaraan nu Huldigen zij een soort laat-maar-waaien-systeem Niet, dat wij iets tegen wien ook hebben, maar op dezen post wenschen wij toch te zien bezui nigd, b v. f 150 op kleeding en rijwielen en f 100 op woninghuur en voorls de post voor genees kundige behandeling enz. schrap pen. Het kan niet zoo blijven met al deze bijlagen, toeslagen en vergoedingen, die tenslotte een bedrag vormen, waar ook weer een gezin van kan bestaan. Wij moeten naar andere toestanden en in dezen moeilijken tijd ge zamenlijk de lasten dragen. De bestaande scheeve en onbillijke verhoudingen moeten bovendien de wereld uit, hetzij ook op welke manier. Ons oog is verder op tal van andere posten gevallen, die naar onze meening nog vermin dering kunnen ondergaan en wij zullen daar bij de artikelsge- wijze behandeling onze voorstel len over indienen. Hoe wij b.v. tegenover de kazerne-bouw staan is bekend. Dit is een streven van B. en W., dat absoluut strijdig is met den wil en den geest tot bezuiniging. Oneconomisch is zulks niet alleen, maar wat het ergste is, tevens belangrijk duur der, voor Rijk zoowel als ge meente. Wij zullen nu eens zien of het weer zal gaan met dit alles als van ouds. Voor de hee ren, die in voorvergaderingen bij elkaar komen, gaat het natuurlijk wel om een onderlinge afspraak te maken en te bedisselen om niets maar dan ook letterlijk niets van onzen kant te steunen. Zoo ge beurt het helaas vaak en er zijn er werkelijk die getrouw naar den Raad komen enkel om hier hun stem tegen uit te brengen. Dit starre conservatisme bezielt helaas nog enkelen en dat is in dezen tijd bedroevend. Van de zijde van diegenen verwachten wij dan ook geen heil. Zij sjok ken vanzelfsprekend voort in hun oude versleten, totdat hnn taak hier door de ééne of andere om standigheid wordt beëindigd. Maar er zijn ook anderen, die terug willen van het pad der Wordt vervolgd» AXELSCHEip COURANT Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postrek. 60263. (Duitsche vertalinr). 13) Nadat ik hetn een poosje flink had aangepakt en er zoo nu en dan een woordje op z'n pas bad tusschen- gevoegd, had ik de voldoening den eenen slagboom na den anderen te zier. vallen en eindelijk met open armen aan zijn vriendenhart getrokken te worden hij vertrouwde mij en dat was het voornaamste. Nu ik eenmaal vast in den zadel zit, beijver ik mij om hoe langer hoe meer invloed op hem te krijgen, totdat ik eindelijk ge heel carte blanche heb. Hij is niet gemakkelijk te bewerken, want hij heeft een opgewonden karakter en is sterk van familietrots doordrongen In den grond is hij nog onbedorven, wat mij bij een verleden als het zijne ten hoogste verwondert. En last not least, hij is verliefd. Wat Verliefd? Op wie? Heloïse stoof op en met twee stap pen stond zij vóór hem. Haar fonke lende oogen vestigden zich op zijn gelaat. En dat zeg je me nu pas, Max? Op wie weet ik niet. Och wie zou 't zijn De een of andere onbe- teikenende schoonheid, die hij even spoedig vergeet ais hij er voor ont vlamd is. Neen, het moet een diepe neiging zijn, als hij mij daarvoor kon ver- geten 1 hernam zij trots. Maar hoe 'took zij, het laat mij koud. Zijn liefde begeer ik niet meer, ik dorst naar wraak Zij viel weder op haar chaise longue neder en wierp een blik op het gelaat van den advocaat. Doch daarop las zij niets dan leedvermaak. Welnu, en verder? vroeg zij levendig. Zooals gezegd heb ik alles in 't werk gesteld om mijn net zoo te spannen, dat die beste jongen zich er in verwarren moet en ik heb zooveel brandstof om hem heen gestapeld, dat hii zekerlijk zal ontvlammen. En wat zal nu het resultaat zijn viel ze hem spotlend in de rede. Heb maar geduld Men moet de boog niet te strak spannen. Tenslotte zal je wraakzucht zegevieren. Ais ik vragen mag, Max, zei Helcïse, eensklaps zeer nadenkend. Hoe komt het toch, dat jQ in die zaak zooveel belang stelt Je liefde voor mij is het niet alleen, je bent te g.- siepen om uitsluitend naar de inspraak van je hart te handelen. Er moet meer achter schuilen I Heb jij misschien ook wat met hem te vereffenen Ik? Volstrekt niet! Ik stel be'ang In je, antwoordde hij lachend. Het doet mij verbazend veel genoegen, je van dienst te kunnen zijn, Qerrald heeft ook mijne opmerkzaamheid ge trokken, reeds toen hij te Wiesbaden zijn geld aan de groene tafel ver speelde. Het overige zal je wel te zijner tijd bekend wordenstel je voorloopig tivreden met de verzeke ring, dat het voor mij ook niet van belang ontbliot is, dat Qerrald weer de oude wordt. Dat zijn geheel per soonlijke zaken, waarover ik mij, om een vriend te sparen, niet verdet kan uitlaten. Heloïse wendde zich ontevreden van hem af. Je bent een duivel, Max Wat Qerrald betreft verdien je een pluim pje. maar je geheimzinnigheid is on uitstaanbaar. Gi nu, 'tis al tien uur en hoe aangenaan je gezelschap ook moge zijn, ben ik moe geworden. Tot weerziens dus, en goed succes I Glad als een aal wipte zij hem voorbij en in het volgende oogenblik was zij verdwenen door een zijdeur, waarvan zij den sleutel onhoorbaar omdraaide. Een half gesmoorde vloek klonk haar na. Brand dronk wrevelig zijn glas leeg, nam zijn handschoenen van den stoel en ging naar de schrijftafel. Ia een lade lagen eenige bankbil jetten, hij nam er twee af en liet ze in ztjn zak glijden. Ik heb wat kleingeld meegeno men Heloïse! riep hij in 'iFransch door het sleutelgat. Ik ben weer ge heel A court d'argent. Hij kreeg geen antwoord. Dit deed hem besluiten heen te gaan. X. De generaalswcduwe, barones Al- bertine von Rotferswyl, zat als ge woonlijk in haar gemakkelijken arm stoel aan het venster. Een borduur werkje lag onaangeroerd in haar werkmand en het opengeslagen boek was terzijde geschoven. Had een ver velende passage daaraan schuld of was er vandaag zoovetl in de stille straat te zien De oude dame zag van tijd tot tijd ongeduldig op het hobbelig plaveisel neder. De douairière was een dame, op wie het bewustzijn, van een oud- adellijk geslacht af te stammen, zijn onbedriegelijken stempel had gedrukt. Rijzig van gestalte, had haar de natuur die houding geschonken, die bij den parvenu stijf en gedwongen schijnt, maar haar een voornaamheid verleende, die, trotjch en terughou dend, een zekere toovermacht scheen te bezitten om ieder, die haar niet met een wapen en een kroonrje onder de grijze oogen kon komen, een ge biedend „terug" toe te roepen. Albertine von Rotterswyi bezat nog twee stiefbroeders. De oudste. Verja's echtgenoot, kwam haar van tijd tot tijd bezoeken. Da jongste was offi cier bij een regiment vau de garde te Berlijn en was van zijn prilste jeugd haar lieveling gewees'. Frans von K irtegg had een fier en ridderlijk voorkomen en gitzwarte oogen, „waar- over boeken te schrijven waren," zooals eens een jongedame vel geest drift had uitgeroepen. Bloeiend en vol levenslust had hij den oorlog van '66 meegemaakt, om met wonden bedekt, geheel geknakt terug te komen. H=t grootste gedeelte van het jaar moest hij te Wiesbaden doorbrengen en in de eerste tijden van sijn verblijf aidaar was het hartverscheurend dien j.ugdigen, knappen man zitk en hul peloos in zijn rolstoel te zien liggen, Albertine had reeds dikwijls ver langd hem weder te zien, maar de drijfveer, het moeten ontbrak, om haar uit haar dagelijkschen sleur te lukker. Nu echter dacht zij er ernstig aan naar Wiesbaden te gaan. Lang zaam bladerde zij in een reisgids, doch onophoudelijk wierp zij een vorschenden blik op de straat. Daar werd de portière opengescho ven en vertoonde zich het grijze hoofd Van een iakeii Mevrouw Von Kartegg en doctor B^and Op een wenk van zijn meesteres trad hij terug en geleidde de bezoe kers in het salon. De barones stond langzaam op en begroette de bin nenkomenden met een lichte buiging. Het verheugt mij, dat doctor Brand je vergezeld heeft. Verja I zeide zij kortaf, terwijl zij beiden uitnoo- digde plaats te nemen. Ik heb reeds lang gewenscht kennis met u te maken, mijnheer Brand, ik heb u meermalen zien voor bijrijden. Da aang.-sprokene boog eerbiedig, het eigenaardig korte in den toon der oude dame bracht hem voor het oogenblik in verwarring. Als ik had kunnen vermoe den, mevrouw de barones, dat mijn komst nut ongewenscht was, zou ik reeds eerder de vrijheid hebben genomen. R ;eds heb ik de eer gehad met de freule uwe dochter kennis te maken. Dat is mij bekend, zeide de barones kortaf, waarbij haar doorbo rende blik zich op zjjn bleek gelaat vestigde. Toen wendde zij zich tot Verja. Zou je niet eens naar boven bij Marie willen gaan Zij zal even ver heugd als dankbaar zijn, als je haar bezoekt. Onwillekeurig fronste de jonge vrouw het blanke voorhoofd. Dat heeft den tijd nog wel maar als je denkt Ja, dat denk ik. antwoordde de douarière droogjes,

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1932 | | pagina 1