Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-V laan deren. No. 52. VRIJDAG 30 SEPTEMBER 1032. 48e Jaarg. J. C. VINK - Axel. HERFST. FEUILLETON. Een moeilijke taak. Buitenland. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-UITGEVER Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postrek. 60263. ADVERTENT1ËN van 1 eiken regel meer 12- Cent. plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. tot 5 regels 60 Cent; voor Groote letters worden naar uiterlijk Eerste Blad. De zomer is weer ten einde. Wei herinneren de mooie herfst dagen ons aan de zomerweelde, maar de kille temperatuur vooral van de ochtenduren is niet te vergelijken met de frissche dauw die ons in den zomerochtend verkwikt. Wat was zij voorbeeldeloos schoon, deze zomer! Dagen, weken, ja maanden heeft deze zomer zijn schoonheidsgaven over ons uitgestort, zooals we dat in geen jaren gewoon waren. Het was opmerkelijk, hoe nu en dan groote hitte en eenigszins lang durige droogte plotseling werden afgewisseld door koelere dagen met verfrisschenden regen en ver stomd werden de monden, die klaagden over zoo'n „afmattende hitte", zoo „vreeselijk veel stof", „schadelijke droogte" en feitelijk eigenlijk over een „teveel van het goede I" Koele regens drenkten de vel den, verfrischten de planten, laaf den de dieren, en wekten op tot nieuwe levenskracht. Stof werd verdreven, de hitte geluwd, de felle zonnestralen werden door een gordijn van wolken onder vangen enin anderen toon kon de ontevreden mensch klagen over het druilige weer, waarin men nu niet kon uitgaan, wegens den vervelenden regen en het onbetrouwbare weer. Tot op nieuw de hemel zich klaarde boven de vochtige aarde, het zonlicht verrees aan den blauwen koepel en de klaagstemmen wer den vervangen door blijden lach en sombere blikken plaats maak ten voor glanzende oogen. Zeker men kan ons bij het herinneren aan den rijken, mooien zomer wijzen op velerlei onge vallen, als zonnesteek, brand en verdrinking en allerlei ongevallen, die het mooie seizoen met zich bracht. Maar toch moeten wij over 't algemeen in dezen zomer 70) Naarmate mfln bewustzijn terug keerde, herinnerde ik mij waarom ik uitgereden was. Ik sprong ineens op en duwde Maignan, want hij was 'r, die over mij lag gebogen, met alle kracht op zijde, terwijl ik uitriep, dat ik leefde en dat ik nieuws had. Maignan deed nog 'n poging om mij weer op den grond te gooien, terwijl hij me influisterde dat ik eer. gtk was. Maar tevergeefs. De koning van Navarre, die naderbij was geko men, zeide: Zeg eens, wat betee- kent dat. Laat dien man lus. Hij gehoorzaamde, terwijl over eind kwam en rondkeek. Op hetzelfde oogenblik ging er een kreet van her kenning op onder de aanwezigen. Terwijl mijn naam op aller lippen wes, zag ik den heer de Rosny staan, die me in treurige verbazing aankeek. Ik weit er allemaal niets van, hoorde ik den koning van Navarre tegen Turenne zeggen. Die man is hier zonder mijn verlof. Ondervraag Jij hem nu maar zelf. Dat zal ik zeker doen, antwoordde Turenne. En hij "behoeft niet op mijn gerade te rekenen. ineens zeide ikEn toch heeft Uwe Hoogheid mij zijn bescherming toegezegd, Mijn bescherming, mijnheer aeide hij met van boosheid flikkerende oogen. In de herberg te Etampes, toen Be heer Crillon met mij wilde vechten. roemen en zeggen, dat zij aan spraak maakt op onze dankbaar heid. We weten nu eenmaal dat het leven vol tegenstellingen is en wie vermaak schept in pruilen en grommen kan daar evengoed zijn reden voor vinden als hij, die naar hartelust wil loven en danken. De zon geeft licht en schaduw. De bij geeft honing, maar draagt ook een giftigen angel. De roos heeft schitterende kleur en balse mende geur, maar ook fenijnige dorens. En de aarde brengt naast koren, bloemen en vruchten ook stekels, distels en giftig onkruid voort. Wij leven nu eenmaal niet in een paradijs, maar in een on volmaakte wereld, waar de blin kende medaille meestal een doffe keerzijde heeft. De mensch is geneigd het leed breed uit te meten, de rampen angstvallig te tellen en in cijfers duidelijk kenbaar te maken, terwijl we de zegeningen met een stokje in 'tzand schrijver.. „Zoo zijn onze manieren" zin gen de kinderen. En dat terwijl we recht, noch aanspraak hebben op iets, omdat niets van onszelven is of uitgaat. A propos, een aan ons volkomen onderworpen en afhankelijk mede- mensch, dien we iederen dag voedsel en kleeding gaven, steun den en hielpen redding gaven uit zijn nood, waarin hij zich ondanks onze waarschuwing had gestort deze moest het eens wagen, zich telkens ontevreden, onver schillig, boos, wrevelig en on dankbaar te toonen jegens ons, als we hem niet in alles zijn zin gaven l Hoe spoedig zouden we den ondankbare van ons stooten en aan zijn lot overlaten Wat cjoen wij tegenover Hem, die ons zegent en draagt, wiens daden a l t ij d liefde en wijsheid zijn, al begrijpen we dat vaak niet? Hoe zelden komt in ons hart de ootmoedige vraag „Zou den wij het goede van God ont vangen en niet het kwade Wit? riep hij. Bent u die man Ja, maar ik ben niet hier om over mijzelf te spreker, aniwoordde ik, en terwijl ik een knieval deed voor den koning van Navarre, zeide ik: Sire, ik breng u nieuws, groot nieuws. Zijne Majesteit de koning van Frank rijk is een half uur geleden in zijn kabinet vermoord. Dood, de koning! riep Turenne uit. Dat is onmogelijk. Ik sloeg geen acht op de ontzette kreten der ruiters, maar keek strak naar den koning, wiens gelaat een groote verandering had ondergaan. Zijn wangen werden vuurrood, zijn oogen waren met bloed beloopen, terwijl ziin lippen beraden zich samen nepen. Ik zag dat zijn hand zijn rijzweep krampachtig omgreep, als wilde hij zeggenHet is mijn, Frankrijk is mijn. Hoor eens, mijnheer, zeide hij ineens weer tot mij, het is toch wel waar wat u daar zegt. Het is toch geen list. Neenriep ik uit, ik heb het met eigen oogen gezien. De moord is door een spion van de Ligue be gaan en ik zou Uwe Maj:steit dus aanraden om op u zelf te passen. Ik zag dat hij me geloofde, want zijn gelaat ontspande zich, Ik dank u. mijnheer voor het brengen van deze tijding, ofschoon het een heel treurige is, en voor uw zorg vcor mij. Opkij kende zeide hijDaar komt de Mornay aan, die weet er misschien ook van, Ik werd nu aan mezelf overgelaten en zag Maignan naar me toekomen. Hier mijnheer, neem dit paard, fluisterde hij» en maak dat u weg komt. €ty gaat vele mnscbjes te boven S 'n Muscbje sprak eens tot zijn makker .Wat ik wel eens weten wou, Is, wat d' oorzaak van al 't tobben Bij de menschen wezen zou?" „'k Denk" sprak d' ander wat [verwonderd, Na een enkel oogenblik. „Dit ze niet zoo,n trouwen Vader Hebben, zooals gij en ik I" Het was de sympathieke schrij ver, wijlen Zegers de Beijl, die dit versje aanhaalde en eveneens bij het naderen van de herfst het volgende schreef Beschamend is de waarheid, die dit eenvoudige versje onder een sprookjessluiertje verbergt Waarlijk, het is met ons dikwijls, alsof wij geen trouwen Vader in den hemel hebben maar de speel bal zijn van het wreede blinde lot Nooit zijn wij tevreden, tenzij alles naar onzen zin gaat. Zelden dankbaar dan wanneer het ons recht naar den vleesche gaat. Nooit wegen de zegeningen Gods in ons oog op tegen Zijne be proevingen en bezoekingen, ter wijl Hij die ons toch zendt, alleen opdat ze ons ten zegen zouden zijn. Maar dat gelooven we niet, tenzij Hij ons bij al de vergan kelijke zegeningen, ook dien grootsten en besten onverganke- lijken zegen heeft geschonken, dien Hij geeft, „dien die er om bidt", 't Geloof in Zijne liefde en trouw, Zijn wijsheid en recht vaardigheid jegens ons als zijne kinderen. Eerst dan wordt ons alles ten zegen eerst dan erken nen wij in alles Zijne Vaderhand. Ook dan eerst erkennen wij, dat zomer en winter, hitte en koude, droogte en regen, licht en scha duw, ramp en vreugde, ons in dit leven noodzakelijk zijn, opdat wij de pennen onzer tenten niet te vast zouden slaan. Wij hebben hier geen blijvende plaats Als wij de pennen onzer tenten zoo diep en vast hebben ingeslagen, dat er geen losmaken aan is, dan zijn er stormen en rukwinden noodig, om ze uit den diepen bodem weer vrij te maken. De heide bloeit! 'fis het laatste zomerschoon daar buiten Wat, zeide ik. Er is toch geen gevaar. Pas u op, antwoordde hij somber. Hier neem mija paard en ga weg. Wel, ik denk er niet aan. Waarom zal ik op den loop gaan, terwijl men hier mijn diensten noodig heeft en er zulke groote dingen gebeuren. Op hetzelfde oogenblik kwam er iemand naar hem toe met de bood schap dat de koning van Navarre mij nog even wenschte te spreken. Vlug, mijnheer, zeide Hendrik ongeduldig, toen ik naderbij trad. De heer Turenne wil, dat ik u in hechtenis neem, maar dear u zich ter wille van mij op gevaarlijk terrein hebt begeven, wil ik ook iets voor u doen. Gaat u zich dus zelf bij den heer Varenne aanmelden, geef me uw woord, dat u daar zult blijven totdat uw zaak geregeld is. Daar ik begreep, dat tij me op deze manier het best tegen Turenne zou kunnen beschermen, boog ik in stilte. Toen ik mijn paard wederom had bestegen, ging ik de richting van Meudon uit. De eerste, dien ik daar tegenkwam was de heer d'Agen. Hij had mevrouw de Brütil bezocht en kwam met een vroolijk gezicht naar mij toe. Wel en hoe was het met mevrouw de Brühl? vroeg ik lachend. Heel goed, ze heeft me zeer hartelijk ontvangen. En hoe maakt freule la Vire het Ik heb haar n et gezien, maar ik heb gehoord, dat ze neg eens zoo verliefd is. Zoo, zeide ik met 'n glimlach. Nu, ik hoop dat ik haar gauw terug mag zien. Hierop nam ik afscheid van hem en ging me bij den heer in de wijde verten. Het stille paarse kleed der heuvelen is minder schitterend, dan 't goud der bloeiende brem, dat daar in de Meimaand het oog verrukte. De bloeiende heide is de stille zachte schoonheid, die sterven gaat. Het goud der bremstruiken was het feestgewaad der Lente, die haar hoogtij vierde. Moeten wij nu, nu de zomer zijn afscheid gaat nemen, droevig gestemd op die bloeiende heide staren? Moeten wij, nu de hemel niet meer schier eiken dag lachend blauw vertoont en grijze wolken hem vaak bedekken, nu de boog dien de dagvorstin beschrijft, eiken dag korter wordt, klagen over het voorbije, dat zoo bui tengewoon heerlijk is geweest Moeten wij, ais de zomer van ons leven eindigt, als de lach op ons gelaat besterft, doordat de ernst er zijn stempel heeft inge drukt, moeten wij, ais onze heide bloeit, klagen en somber gestemd zijn Of God danken als Hij ons nog dit laatste zomertooisel ver gunt? Zoo menig leven kent geen gouden brem of paarse heidebloeizoo menigeen moet derven, wat ons gegeven wordt, maar zet den pelgrimstocht door de dorre woestijn toch moedig voort, omdat hem de grootste gave geschonken is, waarop wij hierboven wezen: 'tGeloof in 's Vaders liefde en trouw, in Zijne wijsheid en rechtvaardigheid, jegens ons als zijn kinderen. Dat zijn de gelukkigen bij uitstek, al komen zij ons hier dikwijls als de bij uitstek beklagenswaardigen voor. Want het korte poosje leven hier is op den keper be schouwd de tranen niet waard, die wij schreien, omdat onze zomer zoo kort of zoo weinig zomer was, of omdat die zomer vergald werd door onweders en hagelbuien en. stormvlagen en daarom den naam van rijken schoonen zomer niet verdient, 'tis slechts een schaduw die verdwijnt. Lenteschoonheid en zomerpratht, herfstsieraden en wtnterkleedij, lentebloesem, gou den brem en paarse heide, die Varenne aanmelden. Hij bewoonde een klein huis aan den voet van een heuvel, niet ver van het kasteel. Daar ik den koning mijn eerewoord had gegeven, om i i it te vluchten, kreeg ik een ruime kamer aan de straat, waarvoor ik den heelen dag zat te kijken, en daar zich al spoedig doer Meudon het gerucht verspreidde, dat ik mij bij den koning van Frankrijk bevond, toen deze vermoord werd, kwarten verscheiden hovelingen mij opzoeken. Tegen den avond kwam de heer Varenne echter met een bevelschrift, waarin stond, dat ik naar een andere kamer moest overgebracht worden ei het verboden was voor mij om be zoeken te ontvangen. Ik kwam nu in een klein somber kamer je terecht, dat uitzicht gaf op de rots, waarop het slot gebouwd was. De nacht ging voorbij en het werd morger. N.emand bezocht me en dus bracht ik een eenzame dag door. Tegen den avond hoorde ik voetstappen de trap opkomen. Er werd geklopt en Turenne kwam binnen. Hij groette mij op z'jn eigen hoog hartige manier en bleef me een poosje onbewegilijk aanstaren. Ja, zeide hij eindelijk, ik kwam u maar eens opzoeken. I Zoo, antwoordde ik schouderop halend. En u vragen, wie u nu eigenlijk bent, Die gekelderde edelman, waar van sommigen spreken, of die brutal.' waaghals, waar anderen het over hebben. Ik maakte een onverschillig hand gebaar. Ach, tegen een gevangene kan men alles zeggen. Hij antwoordde niet, maar keek me alle wijzen ons naar de eeuwi ge, onvergankelijke, volmaakte schoonheid, die ons wacht, als wij haar begeeren in ootmoed, schuldbesef en oprechtheid des harten. Moorddadig oorlogswapen. Het bericht dat de Amerikaan- schè ingenieur Barlow zijn lucht- terpedo aan Rusland verkocht heeft, bracht in de geheele we reld een groote opschudding te weeg. Zijn moorddadig wapen zal in staat zijn om in een ge bied met een straal van 1500 K.M. alle leven totaal te vernie tigen. Leslie P. Barlow, dia reeds tydens den oorlog op uitnoodi- gipg van de Britsche admirali teit naar Engeland kwam en daar de z.g. onderzeeërs-bommen tot afweer voor vijandelijke duik- booten construeerde, heeft inder tijd reeds verschillende mede- deelingen over zijn „Wapens der toekomst" gedaan. Toen heett men er geen waarde aan gehecht en thans is men er bang voor. Het nieuwe wapen is een combinatie van vliegtuig en bommenwerper en de torpedo's bevatten 15000 eenheden van een door hem samengestelde springstof en bovendien 100 K.G. explosieve gassen of brand bommen. Zij gaan onbemand de lucht in, worden uit de verte, draad loos bestuurd en ook de machi nes worden draadloos in werking gebracht. Van uit een centrale plaats kan de bestuurder draad loos en zonder eenig gevaar den weg der machine controleeren en zelf bepaleD, wanneer de pxplosie-schoten, gasgranaten en brandbommen hun vernietigend werk moeten verrichten. Hij kan de luchttorpedo's 1600 KM, ver laten vliegen en deze moe ten zelfs op de laatste kilometer nog reageeren op ieder bevel dat zjj draadloos ontvangen". weer zwijgend aan. Mijnheer de Marsac, zeide hij eindelijk, ik kom zoo juist van die kleine zottin, die u behekst heeft. Als ze in mijn macht was, zou ik haar op laten sluiten, doch daar dat nu een maal niet het geval is, moet ik tot iets anders mijn toevlucht nemen. Hij wachtte even. Hebt u er geen idee van, wat er met u zal gebeuren ging hij voort. Ik haalde verruimder adem naar aanleiding van wat hij van freule de la Vire gezegd had en antwoordde op rustigen toonIk heb het volste vertrouwen in de rechtvaardigheid van den koning van Navarre. Hij herhaalde dien naam oj spot- tenden toon. Ja, mijnheer, de koning van Na varre, antwoordde ik onversaagd. Nu, ik geloof wel dat u daar reden voor hett, zeide hij met een cynisch lachje. Tenzij ik mij erin vergis, dat hij wel wat meer van de heele geschiedenis afwist. Zoo, denkt u dat Zeker, denk ik da', herhaalde hij, Maar luister eens naar me, en hij nam een stuk papier uit den zak, dat hij me in de hand duwde. Lees dat eens. Ik keek het in en ik zag dat het een aanstelling van een onbekenden per* soon inhield, want de naam was niet ingevuld, tot luitenant-gouverneur van een afdeeling ruiterij tegen een salaris van 12000 gulden 'sjaars. Wel mijnheer, zeidehij ongeduldig. Wel, antwoordde ik werkt ui gel ij kj want het stuk papier had me met buitengewone gedachten vervuld. Kunt u het lezen? vroeg hij. (Wordt vervolgd), AXELSCHE COURANT.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1932 | | pagina 1