«m aai Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch- Vlaan deren. No. 46. VRIJDAG SEPTEMBER 11)32 48e Jaarg. J. C. VINK - Axel. Het Cadeau-stelsel. FEUILLETON. Een moeilijke taak. Buitenland. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-U1TGEVER Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. Er is al veel geschreven en gesproken over het cadeau-stelsel en meestal in afkeurenden zin. Men begint het beschikbaarstellen van cadeaux wanneer men in een bepaalde winkel of een bepaalde serie winkels een vastgestelde hoeveelheid bonnen heeft gekre gen, hinderlijk te vinden, omdat men gaat inzien, dat men de cadeaux per saldo toch betalen moet. Meestal hebben die cadeaux weinig reëele waarde voor den kooperin andere gevallen daar entegen krijgt men werkelijk „waar" voor zijn geld. Doch hoe men het ook wendt of keert, de ontvanger van het cadeau be taalt ten slotte de waarde ervan zélfSomtijds zijn de prijzen der grondstoffen voor den fabri kant gedaald, terwijl hij zijn ver koop-noteeringen handhaaft. Van de verkregen winstmarge staat hij een heel klein deel af, want door de massa-inkoop der cadeaux krijgt hij deze ook voor een klei nigheid. Geeft hij waardevolle dingen wij bedoelen hier niet waar devol in geld, maar waardevol voor den inleveraar van bonnen dan doet hij winkeliers in de branche der cadeau-artikelen groot nadeel. Deze toch kunnen niet altijd in zulke kwantiteiten koopen als de grossiers, die het cadeau stelsel huldigen men denke in dit verband aan de serviezen van de Gruyter terwijl zij over het algemeen veel meer verschei denheid en veel beter kwaliteit moeten weten aan te bieden. Toch zal degeen, die voldoende bonnen heeft ingezameld, waar door hij in het bezit komt van het grovere en goedkoope aarde werk, zijn behoeften aan fijner en dus duurder goed uitstellen. Verder zal de waardeertng voor cfie koopwaar, die bij sommigen als cadeau-artikel fungeerl, bij den consument verminderen en niet zelden komt bij hem eenigen wrevel op tegen de veronder stelde (meestal ten onrechte) hooge winstmarge bij den be roepshandelaar, gezien de groote voordeelen, welke hij als cadeau heeft ontvangen bij een winke lier, die in geheel andere artike len handelt. Het cadeau-stelsel is o.i. een afkeurenswaardige handelswijze. Afkeuringswaardig voor den ca deau-gever, omdat dikwijls meer aandacht aan het cadeau moet worden geschonken dan aan de waar zelf, terwijl de administra tieve werkzaamheden aan Je or ganisatie ervan den kostprijs be langrijk verhoogen. Het wordt geleidelijk een geraffineerd spel der concurrenten onderling zoodat het principe een deel der sur- pluswinst in een aantrekkelijken vorm aan het publiek te geven, teneinde koopers te trekken geheel vervaagt. Men biedt in het geven der cadeaux tegen elkander op en de eene concurrent wil al méér en beter geven dan de ander, met gevolg, dat het een last wordt in stede van een bate. Het is een afkeurenswaardige handeling voor den consument, omdat deze, wat hij noodig heeft, zoo goedkoop mogelijk wil koo pen, hetgeen destemeer spreekt in deze tijden van groote verso bering. Wat heeft hij aan de dikwijls voor hem nuttelooze cadeaux die hij toch betalen moet Verder hebben de win keliers er schade bij, omdat het hem groote rompslomp geeft hij dikwijls in eigen zaak erdoor beconcurreerd wordt, want ver koopt hij toevallig ook de ingre diënten, die de ander als cadeaux distribueert, dan daalt zijn omzet, terwijl hij geen provisie verkrijgt over het meerdere dat zijn klan ten per saldo voor de cadeaux moeten betalen. En toch heeft men het cadeau stelsel niet kunnen verdrijven en men zal het ook niet kunnen doen, zoolang de regeering niet dwingend optreedt. Het pro bleem is door een regeerings- commissie onder voorzitterschap van mr. Baron van Wijnbergen bestudeerd. Deze commissie heeft een uitgebreide enquête gehouden bij de drie belanghebbende groe pen, t.w. de fabrikanten, de tus- schenhandel en de verbruikers en het resultaat is geweest de in diening van een voorstel tot wetsontwerp, van strafrechter lijken aard. Dit voorstel heeft niet de goedkeuring van de re geering kunnen verkrijgen, want tot op heden is het nog niet door haar overgenomen, niettegen staande het enkele jaren geleden was ingediend. Aan den eenen kant verscherpt de crisis den strijd tusschen de concurrenten, zoodat deze pein zen op het geven van steeds meer fraaiigheden aan de andere zijde beginnen de verbruikers naar lage prijzen te vragen en zij hebben geen belang, in alle geval niet meer zooveel belang als vroeger in die cadeaux. Weten dus de winkeliers, die de ont stane psychologische gesteldheid van het publiek beter hebben leeren peilen, hun te geven, wat zij noodig hebben lagere prijzen zonder cadeaux dan zullen zij ten slotte een groot deel der cliëntèle van anderen tot zich trekken. De ontwapening. Toen Hoever zijn geruchtma kend plan op de Ontwapenings conferentie door Gibson liet voorstellen, was de eenige groote mogendheid die dit plan onvoor waardelijk steunde Italië. Weliswaar geschiedde dit door Grandi, die later als minister van buitenlandsche zaken door Mus solini werd afgezet, maar niet door deze geste werd zijn positie verzwakt. Het doet ietwat merk waardig aan, dat juist Italië zoo op ontwapening belust is. Een ieder herinnert zich nog levendig de brallende militairistische rede voeringen,die de Duce tot voor enkele jaren placht te houden, een ieder weet ook, dat hei fascisme nu eenmaal min of meer met het militairisme verbonden is. Wie dus nog een oogenblik had verwacht, dat Italië een funda- menteelen ommekeer had gemaakt, werd door Mussolini's laatste artikel in de Populo d'Italia wel uit den droom geholpen. Hierin zeide de Duce onomwonden, dat een oorlog ook zijn nut kan hebben en dat men van een eeuwigen wereldvrede niet al te veel moest gelooven. De aap alzoo uit de mouw het ontwa- peningsgezinde Italië is dit slechts door een steeds nijpender geld gebrek. Oorlogsschepen zijn duur. Zoo Italië, zoo de rest. Bij een vroegere gelegenheid toen Disraeli in 1878 op het groo'e congres van Berlijn ging onder handelen was er in Engeland een populair rijmpje, waarin gezegd werdwe willen niet vechten, maar als we moeten, hebben we de schepen, de mannen en het geld. Op het oogenblik echter is de Engelsche overheersching ter zee afgeloopen, muiten de matrozen indien op hun soldij gekort wordt, en aan geld is er alleen maar gebrek. Dus: ontwapenen, liefst op onderdeden die Engeland niet schaden, zooals b.v. onderzeebooten, waar Frank rijk er meer van heeft Amerika met zijn bijna 12 millioen werk- loozen en zijn catastrophaal be- grootingstekort is al even sterk nog sterker zelfs voor ont wapening. Het plan van Hoover, hoe dramatisch ook in Genève te berde gebracht en hoe effectvol ook voor de komende presidents verkiezingen, is zeker ernstig gemeend Maar ook al weerhet is voor Amerika erg voordeelig Naast de ongetwijfeld ook be staande idealistische motieven, dwingt de nood der tijden. De eenige landen, die de ont wapeningsonderhandelingen ern stig bemoeilijken, zijn Frankrijk en Japan; de anderen, voor wie ontwapening door financieele motieven een levenskwestie is, zouden wel tot overeenstemming komen. Maar Frankrijk is voor alles op veiligheid bedacht en kan de bewapening voorloopig nog betalen, terwijl Japan te zeer behoefte heeft aan expansie, om zijn leger en vloot al te zeer te beperken. Men moet hier niet te licht over denken. Op het oogenblik is er een-sterke strooming naar ontwapening, die nog steeds niet in de praktijk wordt verwerkelijkt. Maar de motieven zijn meer van financieelen dan van idealistischer! aard. Indien werkelijk de opge wekte stemming aan de beurs gedurende de laatste dagen het begin van het herstel beteekent, is spoed inzake het ontwapenings- vraagstuk dringender dan ooit geboden. Indien landen als Italië er economisch beter voor komen te staan zal de ontwapenings liefde ongetwijfeld bekoelen. Zoo er nog overeenstemming zal komen, moet dit gedurende deze crisis gebeuren wat de ontwa pening betreft is de veel-gesmade malaise een zegen Daar komt nog bij, dat Europa eindelijk begint te luisteren naar Amerika's gerechtvaardigdestand- puntwe schelden niemand geld kwijt, dat hij toch maar voor kanonnen gebruikt. Men gaat tenslotte tocli inzien, dat herstel betalingen en oorlogsschulden uit de wereld moeten, dat dit alleen kan met medewerking der V. S., en dat ergo Hoover's voorstel serieuzer behandeld moet worden. Tot ieders heil. Van Frankrijk is dan ook een tegemoetkomende houding te verwachten, en een gezamenlijke druk op Japan dat er* economisch eveneens zeer slecht voor staat zou ook niet zonder uitwerking blijven. Nu of nooit 1 Keuvelt men rustig door tot er eenig econo misch herstel begint in te treden, dan is het te laat. Dan zal de door het Briand-Kellogg-pact zoo plechtig begraven wereldvrede niet als een phoenix, maar als een furie uit zijn graf herrijzen. De mentaliteit van sommige vol keren bewijst dit. De Duitsche minister van Rijks- weer von Schleicher heeft den Berlijnschen correspondent van (Wordt verveld). AXELSCHE COURANT Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postrek. 60263. ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. 65) Wel mijnheer, zeide hij, zijn hoed diep voor me afnemend. nu zoudt u misschien wel zoo goed willen zijn om u te ontmaskeren. Er is geen tafel meer tusschen ons en to'r uw 1 eve vriendinne'j s zijn er van door. Ik kan het tot mijn spijt niet doen, mijnheer, zeide ik beleefd, in de hoop nog een gevecht, dat ons in de grootste moeilijkheden zou brengen, te kunnen voorkomen. Wees zoogoed te willen gelooven, dal ik er mijn redenen voor heb en het niet in mij opkomt u onaangenaam te zijn. Zoo, dat laatste is u ook gera den, mijnheer, hoonlachte hij, terwijl hij toegfjuicht werd door een dozijn stemmen, maar ik zou die redenen wel eens willen weten, begrijpt u? Ik begrijp dit u een slecht op gevoed mensch bent, antwoordde ik heftig. Laat mij voorbijgaan, mijn heer, Doe je masker af, schreeuwde hij terug, anders roep ik mijn knecht om het van je gezicht te halen. Toen ik inzag dat al mijn pogingen otn den man te vermijden, niet alleen vruchteloos waren, maar dat die juist het 'egendeel uitwerkten, omdat zijn ijdelheid gestreeld werd door het pu bliek, dat niet naliet hem op te hitsen en zich reeds In een grooten kring om ons heen geschaard had, begreep Ik dat ik me zoo niet langer straffe loos kon laten behandelen. Ik keek daarom rond, of ?r soms iemand was, wien ik kon vragen om mij te willen bijstaan, maar ik zag niemand, die daarvoor in aanmerking kon komen. Ik zag slechts spottende gezichten en nijdige oogen. Mijn tegenstander, die mijn blik op merkte, dacht dat ik een gelegenheid zocht om er van door te gaan en zeide tot mijNeen, mijn vriend, je zit in de knin, er is geen ontkomen aan. Last mij je gezicht zien en wil ji dat niet. dan zal je vechten ook. Bist I riep ik, want daar ik je zin niet verkies te doen, schiet er niets anders over, dan om met je van leer te trekken. Vooruit, haast je wat. En terwlji alles van opgewondenheid in mij trilde, vervolgde ik: ik zal vechten met mijn masker voor. Doe je schild weg, als je een man benten ik verzeker je, dat ik je zoo zal toe takelen, dat j zelf voor het overige van je leven met een masker zult moeten loopen. Hol Hol vriendje, een toontje lager! riep de ander hoonend,maak nu verder geen praaljes mei r, alsje blieft. Hier, deze ruimte is groot gt- noeg om onze degens te kruisen en ik beloof je, dat het je slecht zal bekomen. Nu, we zullen zien, gaf ik droog ten a-itwoord. Zonder verder meer gespte hij zijn zwaard los en ging eeniae passen achteruit. De omstanders, die in het gedeelte der kamer waren, dat voor het g -vecht bestemd was, haastten zich plaats te maken, maar gingen toch zóó «taan, dat ze alles goed volgen kon den. De man was wijd en zijd om i zijn groote dapperheid en kracht be- kend, zoodat het publiek niet veel vertrouwen in mijn «aak had. Dit alles was echter niet in staat om mij mijn moed te doen veilitser, wat wellicht mogelijk zou zijn geweest, indien ik een tiental jaren jonger geweest was. Nu had het geen andere uitwerking dan dat ik me hoe langer hoe sterker voelde. Het gerucht van het aanstaande tweegevecht had zich als een loopend vuuitje door het geheele huis ver spreid en wtldra was het vrij gebleven gedeelte van de kamer vol met nieuws gierigen. Op het laatste oogenblik voor we reeds op het punt stonden om te beginnen, traden er nog vier personen binnen, die klaarblijkelijk ook van het schouwspel wilden ge nieten. Ik meende In hen de vier mannen te herkennen over wie ik reeds gesproken heb, maar geheel zeker was ik er niet van. In de weinige seconden dat we door dit oponthoud nog stonden te wachten, woog ik mijn kansen en besloot, in dien het mogelijk was, in ieder geval de'.en man te dooden. Hij stond daar met glinsterende oogen en ec-n zelfbewust glimlact j ip zijn gezicht. Het maakte me hue langer hoe opgewondener. De ramen der kamer waren achter mij en bij hem aan den linkerkant. De avond begon te vallen, maar toch scheen de dcl:n<te zon nog door de ruiten. Ik besefte dat het dragen van mijn ma;» ker beslist in mijn voordeel was. want zoodoende was het voor hem onmo gelijk mijn gemoedsstemming op mijn gelaat te lezen, terwijl ik vlak in he* zijne keek en er alles op kon waar nemen. Je bent de drie-en-twintigsie man, dien ik gedood zal hebben, zeide hij hoovaardlg, terwijl onze degens elkaar begonnen te kruisen. Pas op, antwoordde ik, dan heb je er drie-en-twintig tegen je. Een heftige stoot was het antwoord ik pareerde hem er. daarop begon het eigenlijke gevecht. We hadden echter pas een half dozijn slagen gewisseld, toen ik zag dat het goed was mijn masker te hebben voorgehouden. W;e van ons in het voordeel was, kon ik nog niet uitmaken. Het wapen var. mijn tegenstander was langer, maar ik kon verder reiken. Hij gebruikte de punt en ik het vlak van mijn zwaard. Hij was opgewonden door den wijn, terwijl mijn arm door de zifkte, die ik pas doorstian had, niet zao zeker was als vroeger. Goed beschouwd vond ik wel, dat hij een bee'je in hel wilde er op los sloeg, terwijl ik op mijn hoede was en iedere vergissing van zijn kant goed in het oog hield Het publiek, dat onze eerste stoeten met juichkreten had begroet, begon te zwijgen toen het zag da; zijn bi- roemde held nog niets bereikt had. De verwondering van de toeschouwers was echter nog niets vergeleken bij die van mijn tegenstander. Ongeduld, afgunst, woede en twijfel wisselden zich beurtelings op zijn gelaat,trekken af en weldra begrijpend, dat hij met een goede schermer te doen had spande hij zijn k>achten tot het niter ste in. Met verwoede oogen en hoe nende kreten stootte hij maar lak e>f raak dan trachtte hij me hier, dan daar te steken, maar steeds pareerde ik den stoot. Ten laatste kwam er eenige verandering, Groote zweet droppels begonnen op zijn voorhoofd te parelen, de ademlooze stilte, die in het vertrek heerschte, scheen hem uit het veld te sltsn zijn stooten werden minder krachtige en plotseling be merkte ik, dat hij op het punt stond den strijd op te geven. Woest keek hij om zich heen, maar weldra zich herstellende sag ik een razenden angst in zijn oogen oplichten als begreep hij het te moeten opgeven. Met zijn rug naar de tafel en mijn zwaard op zijn borst, voelde hij, dat hij ditmaal het onderspit zou moeten delven. Toch schetn hij nog niet op te willen geven en steeds trachtte hij zich te herstellen. 0)k ik voelde dat mijn krachten begonnen af te nemen en ik begreep, dat ik van zijn tijde lijke zwakte gebruik moest maken. Het was echter of een bijgeloovige vrees hem verlamd had, hij wisi niet wie ik was, noch van waar ik kwam, en met mijn vermomd giliat kwam ik hem in het wegstervende licht van den avond als een bovenmenschelijk wezen voor. Hij kon niets op mijn gelaat lezen en angstig met j3genden adem, staarde hij me met ontzette oogen aan. Ik toonde geen mede lijden. Het einde kwam eerder dan ik ver» wacht had. Plotseling liet hij zfju zwaard schieten, op het oogenblik, dat ik hem een stoot wilde toebren gen. Het kwam te midden der toe schouwers terecht, wat een algemeene opschudding veroorzaakte en een stroom van uitroepen ontlokte. Een oogenblik hield ik mijn tegenstander scherp in het ooghij leunde achter* over, maar toen scheen het of hij zich op mij wilde werpen. Toen hij zag dat ik hem met het zwaard in de hand afwachtte, trok hij zich terug.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1932 | | pagina 1