Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch- VI aan deren.
Een moeilijke taak.
No. 41.
DINSDAG 23 AUGUSTUS 1932.
48e Jaarg.
J. C. VINK - Axel.
Buitenland.
FEUILLETON/
Binnenland.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-UITGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postrek. 60263.
ADVERTENT1ËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag li ure.
De Sovjet la Rusland.
Als men de gebeurtenissen in
Rusland nagaat, vooral op eco
nomisch gebied, dan is het niet
gewaagd te veronderstellen, dat
er van de idealen van het 5-
jarenplan niet veel terecht zal
komen. De Sovjet-Russische ont
wikkeling maakt blijkbaar haar
laatste phases door. Men heeft
het geprobeerd met den landbouw
en ook met de industrie, doch
beide proeven geven noch niet
de resultaten, welke men er van
verwacht heeft.
Het is steeds een der grootste
zorgen van de K'eml-regeering
geweest, haar geweldige industri-
eele kapitaaibelegingen te finan
cieren. In 1931 zijn in industrie
en landbouw in totaal 16 milliard
Roebel belegd, waarvan door
binnenlandsche leeningen 9.8 pet.
gedekt is.
Voor 1932 heeft men met nóg
groote moeilijkheden te kampen,
daar men berekend heeft een
kapitaal van 21 milliard Roebel
noodig te hebben. Opmerkelijk
is het, welk een enorm succes
men met de propaganda-actie
voor dergelijke staatsleeningen
bij de bevolking heeftDe meer
of minder zachte druk der auto
riteiten doet echter ook heel wat
er aan toe. In de leening van
het derde jaar van het 5-jaarplan
hadden 33 millioen personen een
aandeel genomen en bij het aan
bieden van de lijsten 1932
hebben zich 90.4 pet. van alle
arbeiders opgegeven.
Van het buitenland heeft men
geen credieten te verwachten,
alles hangt af van de binnen
landsche financiering. Hoe onze
ker dat is en aan welke gevaren
het economische stelsel is bloot
gesteld, toont de misoogst in
de Oekraine en het Wolgagebied,
die de 42 millioen zielen dezer
landstreek met 't spook van den
hongersnood bedreigt. Wegens
de gebrekkige organisatie van de
staatsrantsoeneering heeft de Sov
jet-regeering een niet onbelang
rijke wijziging in de bepalingen
op de vrije markt aangebracht,
waarvan het gevolg is, dat plot
seling uit de collectieve en
staats-meelfabrieken groote hoe
veelheden koren en andere le
vensmiddelen naar de steden en
de andere vrije markten stroo
men. Het is de collectieven na
melijk toegestaan het overschot
van de aan den staat te leveren
hoeveelheid naar willekeur te
verkoopen. En men kan zich
indenken, dat de gebreklijdende
bevolking een ruim gebruik
daarvan maakt.
Daarmede wordt het gevaar
voor een hongersnood in die
streken weer bezworen. Maar de
levensmiddelen - commissarissen
weten te goed, dat door deze
regeeringsmaatregelen de verdee
ling van levensmiddelen leelijk
in de verdrukking komt. Daar
mede zou het huishoudplan in
duigen vallen en alle plannen,
die daarmede verbonden zijn, en
dat zijn er vele, zouden hun
evenwicht kunnen verliezen en
ineenstorten.
Op dezelfde wijze heeft de
regeering zich vroeger al eens
verrekend. Bij het opnemen der
boeren in de collectieven, welke
tenslotte uitliep op een wan-
hoopsvlucht naar deze instellin
gen, werd door de boeren al
het vee, dat zij bezaten, geslacht
en op de stadsmarkten gebracht,
daar onderbrengen daarvan in
de collectieven gelijk zou staan
met verlies. Plotseling was het
vleesch in de steden spotgoed
koop en de bevolking kon zich
daaraan te goed doen, maar de
collectieven kregen haast geen
vee binnen.
Nog steeds heerscht er nu in
de Sovjet-Unie een geweldig
vleeschgebrek. De regeering heeft
daarom op groote schaal de
kleinvee-fok ingevoerd. Naar
Fransch voorbeeld wil zij van
konijntjes een volksvoedingsmid
del maken en is begonnen in
drie districten een half millioen
wijfjes uit te zetten. Bij de ge
weldige spoedige en sterke ver
meerdering van de konijnen-fa
milies, zal het waarschijnlijk niet
lang duren, of in iedere Russische
braadpan smoort Zondags een
konijntjedat is ten minste de
bedoeling van de regeering.
Terwijl dus de verzorging der
bevolking met levensmiddelen en
de voornaamste gebruiksartikelen
nog steecjs niet in orde is, ziet
het er met de industrie iets beter
uit. Daarbij moet men echter
niet vergeten, dat het grootste
deel der groote industriën niet
direct voor het volk werkt, maar
meer voor de behoeften van het
Roode Lëger. Van de totale
industrieele wereldproductie kan
men zeggen, dat over het jaar
1918: Amerika voor 41.1 pet.
geïnterresseerd was. Duitschland
voor 10.6 pet Engeland voor
8.5 pet. en de Sovjet-Unie voor
4.2 pet, terwijl in 1932 dit beeld
reeds groote wijzigingen had on
dergaan, want thans is de volg
orde Amerika met 34 petRus
land met 11 pet.; Engeland met
10.1 pet.; Duitschland met 7.6 pet
Als laatste en interessante
nieuwigheid nog iets over de
invoering van de „politieken dag",
welke in de bedrijven gehouden
zal worden. In alle staats-, in
dustrieele- en landbouwonderne
mingen zal met regelmatige tus-
schenpoozen een geheelen ar
beidsdag gebruikt worden om
politieke vraagstukken van alge
meen belang, in de eerste plaats
echter de politieke kwesties, die
in direct verband met het betref
fende bedrijf staan, te bespreken
en daarover van meening te
wisselen. Daarmede wil men
den arbeider nog nauwer met
zijn bedrijf verbinden en in ieder
individu een bewustzijn van ver
antwoordelijkheid wekken. Voor
deze „politieken dag-' wordt geen
loon in mindering gebrachtzij
worden beschouwd als „arbeids
dagen" en niemand mag er bij
ontbreken, of zijn gebrek aan
belangstelling verraden, wil hij
niet riskeeren, dat er een vijftal
dagen loon wordt ingehoHden.
Piccard's Stratosfeertocht.
Professor Piccard heeft een
aaneengeschakeld relaas gegeven
van zijn wederwaardigheden op
zijn tweeden stratosfeertocht.
„Wij waren'', aldus prof. Pic
card, „des morgens om vijf uur
te Zurich opgestegen. De ballon
steeg met groote snelheid, zoo
dat wij binnen drie uur onze
maximumhoogte van 16.500 me
ter hadden bereikt. De thermo
meter aan boord van den ballon
registreerde een temperatuur van
16 graden Celsius onder nul.
Op deze hoogte was de hemel
volkomen duister. Het was bui
tengewoon moeilijk voor ons, na
te gaan, boven welke plek ter
aarde wij ons bevonden, daar de
landkaarten ons geenerlei nut
konden zijn. De bergen onder
ons leken één onafgebroken vlakte
te vormen. Het eenige met be
hulp waarvan wij ons konden
oriënteeren, was het wateropper
vlak der meren. Eerst tegen den
middag verliet de ballon het
Alpengebied. Langzaam dreven
wij naar Noord-ltalië, boven de
Zuidelijke hellingen van het ge
bergte.
Op dit tijdstip begonnen wij
langzaam te dalen en geleidelijk
zakten wij tot een hoogte van
3400 meter. Met de topografische
gesteldheid dezer streek ben ik
zeer goed op de hoogte en ik
zag, dat we ons nabij het Garda-
meer bevonden. Toen echter
brak er een periode van wind
stilte aan. Twee uur duurde het,
aleer er weer beweging in den
ballon kwam Nadat wij eenigen
tijd boven het meer hadden ge
zweefd, kreeg ik een plek in het
oog, die geschikt was voor lan
ding.
O.ize tocht is uit elk oogpunt
uitstekend verloopen de instru
menten werkten schitterend".
Volgens een bericht van een
Fransch nieuwsagentschap zou
den bij de landing van den bal
lon van prof. Piccard alle we
tenschappelijke instrumenten be
schadigd zijn, wat echter niet
van zooveel beteekenis is, aan
gezien de aanteekeningen, die
prof. Piccard en zijn medewer
ker Cosyns tijdens de vlucht
gemaakt hebben intact zijn ge
bleven.
Uit nadere verklaringen van
prof. Piccard, na den afloop van
den tocht naar de stratosfeer,
vernemen wij nog, dat de vanaf
de aarde naar den gondel uitge
zonden radiogrammen zeer moei
lijk verstaanbaar waren, daar de
ontvangst in de gondel niet
steeds vrij van storingen was.
Sprekende over de koude op
de grootste hoogte, nl. bijna
17000 meter, verklaarde de pro
fessor, dat zijn vingers bevroren
waren, zoodat hij de instrumenten
bijna niet kon hanteeren en ook
het seinen met groote moeilijk
heden gepaard ging.
Onze schippers gepasseerd
Namens de Vereeniging van
Scheepsbevrachters, afd. Zuid-
Holland is het volgend telegram
aan den Minister van Economische
Zaken en Arbeid verzonden
„De Vereeniging van Scheeps
bevrachters in Nederland, afd.
Zuid-Holland, in vergadering bij
een, draigt mij op Uwe Excel
lentie te doen berichten, dat door
de Eerste Ned. Coöp. Suiker
fabriek te Sas van Gent een
contract is afgesloten voor het
vervoer var. 60,000 ton suiker
bieten naar deze fabriek uit ver
schillende plaatsen van Neder
land, met een buitenlandsche
firma, welke deze met regeerings-
subsidie verbouwde peeën met
niet-Nederlandsche schepen zal
vervoeren en verzoekt Uwe Exc.
maatregelen te treffen, dat dit
vervoer door Nederlandsche
schippers zal geschieden".
Roermond jubileert.
Het is 700 jaar geleden, dat
Otto 11 van Gelre, Roermond tot
stad verhief. Dit heugelijke feit
zal worden herdacht door een
reeks feestelijkheden, welke wor
den geopend door een plechtige
raadszitting en receptie van het
gemeentebestuur.
Deze feestelijke herdt. mg zal
worden opgeluisterd door het
bezoek van Prinses Juliana, die
(Wordt rerv#lgdjt
AXELSC
COURANT
60)
Terwijl ik bezig was een en ander
te regelen, kwam o'Agen naar me toe
en vroeg nieuwe bevele i. Ik ver
heugde me zeer nu de gelegenheid te
hebben om hem mijn bewondering
te betuigen voor zijn moed en hem te
danken voor de diensten, die hij me
had bewezen. In de hitte van het
gevecht was zijn hooghartige houding
verdwenen en met een glimlach
hoorde hij me dan ook aan. Toch
kwam er ineens weer een koude ui -
drukking op zijn gelaat, toen hij zeidt
Mag ik u eens wat vragen, mijn
heer de Marsae Wat gaan we nu
tegen hen beginnen
We kunnen niet meer doen,
zeide ik. Het eenige is hen uit te
hongeren.
Maar de vrouwen dan vroeg
hij met een ontzet gezicht.
Die zullen er mindtr van te
lijden hebben dan de mannen. Geloof
me, deze krijgen er gauw genoeg van.
Hij scheen zeer verbaasd, mair ik
legde hem uit dat we niet in staat
waren om een toren te bestormen en
dat we al blij mochten zijn met wat
.we bereikt hadden.
Ja, maar hoe kunnen we hen
tegen geweld behoeden vroeg hij
met een ontevreden gezicht.
Dat zal ik met Maignan bespre
ken als hij terugkomt, zeide ik met'
vertrouwen.
Deze kwam na een oogenblib bij
ans met de tijding, dat het onmogelijk
was om het kasteel aan den anderen
kant te verlaten.
Ik zeide hem, dat er in ieder geval
een der ruiters voor den achterkant
van den toren moest blijven kruisen
HOOFDSTUK XXVIII.
Terwijl we stonden te overleggen,
wat er verder te doen was, kwam
een van mijn mannen met de tijding
dat Fresnoy uit naam van mijnheer
de Brühl, mij wenschte te spreken.
Waar is hij vroeg ik.
Hij slaat in de binnenste deur
met een witte viag, was htt antwoord.
Zeg hem, zeide ik, dat ik met
niemand anders dan den heer de Brühl
wensch te onderhandelen en voeg er
bij dat, als er aan de dames, die hi
bij zich heeft, ook maar één haar ge
krenkt is, ik dan de heele troep, den
heer de Brühl het eerst, tegen de
muren zal laten ophangen.
De man knikte en ging terug met
deze boodschap, terwijl ik met de
heeren c'Agen en Maignan builen het
hek bleef staan. Ik bemerkte dat het
gezicht van Maignan een zeer sombere
uitdrukking kreeg. Ik vroeg wat hem
scheelde.
Dat bevalt me daar niet edele
heer, zeide hij, naar de vallei wijzend
Ik keek met ingespannen blik, maar
kon niets ontdekken.
Wat? vroeg ik verbaasd.
Die blauwe mist, zeide hij met
een huivering. Ik heb er al een
half uur op gelet en het komt lang
zaam nader.
Ik vroeg of hij gek was en de heer
d'Agen werd ongeduldig, maar 't ge>
zicht van dien blauwen mist, die we
gisteren den heelen dag hadden gc
zien, vervulde mij toch met 'n onbe-
hagelijk gevoel. Op het oogenblik dat
we bijna overwonnen hadden was er
iels, waar ik, noch de anderen, ons
tegen zouden kunnen beschermen.
Houd je mond, Maignan, zeide
ik. Zeg jij dat, die zooveel veld
slagen hebt medegemaakt? Kom, doe
toch niet zoo kinderachtig. Ga liever
eens kijken of we genoeg levensmid
delen bij ons hebben.
Ik zag hem gedwee weggaan en zijn
trouw voor zijn meester kennend,
was ik niet bang dat hij niet bij me
zou blijven. Ik had echter nog ande
ren onder mij, waarvan ik niet zoo
zeker was.
Toen ik me dan ook omkeerde, zag
ik ze met bleeke gezichten bij elkander
staan en met ontzette gebaren wijzen
naar het verschijnsel dat Maignan
zoo'n schrik had aangtjeagd. Mannen,
die een uur te voren, met onvervaarde
gezichten onder een regen van kogels
de binnenplaats over waren gegaan,
hokten nu als opgejaagd wild bijeen.
Er hing angst in de lucht. Ze spraken
op fluisterenden toon en verborgen
zich in de srhaduw alsof de dood hen
daar niet vinden zou.
Ik zag he t gevaar dat ons bedreigde
maar al te goed en legde er dus alles
op toe om hen aan het werk te zetten,
zoodat ze geen tijd hadden om zich
in hun angst te verdiepen.
Na een poosje kwam Maignan bij
mij en vertelde, dat een van mïin
mannen met een knecht van de Brihl
zat te praten. Ik ging naar den kerel
toe en beloofde hem dood te zullen
schieten, als hij niet maakte dat hij
dadelijk wegkwam.
Hij stond op, maar hei suffe gezicht
waarmede hij mij aankeek, zefde mij
dat de fut er uit was.
Ook het voedingsvraagstuk was een
moeilijk ding. Ztlf durfde ik niet
weg gaan en evenmin waagde ik het
een der anderen om voedsel te sturen.
Zoo werd onze pesitie met de minuut
minder gunstig.
GHukkig was ik verzekerd van de
trouw van drie onzer, waarbij ook
Simon Fie x behoorde.
Na een poosje kwam men mij ver
tellen dat Fresnoy mij wederom
wenschte te spreken. Daar ik niet in
een stemming was om n-^g langer op
formaliteiten te staan, haastte ik me
naar de binnenplaats, waar Maignan
hem bewaakte. Hij zag er niet zeer
strijdlustig meer uit. De ontdekking
dat ik hem wederom op de hielen
zat, scheen hem gebroken te hebben.
Zijn oogen waren met bloed beioopen
en zijn leelijk gezicht was met angst
zweet bedekt, Ofschoon hij me niet
vriendelijk begroette, behoefde ik niet
bang te zijn dat hij op mij zou aan
vliegen, want hij beefde als een
schoothondje.
Mijnheer de Marsae, zeide hij
met heesche stem, u weet dat ik
een moedig man ben.
Ik begreep al dat hij een laag plan had.
En zeide ik kortaf.
Wel, ik kan het niet meer uithouden.
Als u goede voorwaarden stalt, zal ik
ze allemaal aan u uitleveren, allemaal,
Ik antwoordde op koelen toon
Jullie leven zal ik je schenken en dan
kunnen je heengaan waar je wilt,
maar ik moet allereerst die twee
vrouwen hebben.
Maar voor mij vroeg hij nieuws
gierig.
Voor jou Wel voor jon gelden
dezelfde voorwaarden als voor de
anderen.
Hij probeerde geld los te krijgen of
een paard, maar ik weigerde botweg.
Ik begreep dat het maar probeeren
was en dat het bij hem vaststond om
zich over te geven. Ik hield dus voet
bij stuk, met het resultaat, dat hij
zich bereid verklaarde om ons binnen
te laten.
Maar de Brühl vroeg ik, daar
het me nog niet duidelijk was, waar
om hij als bemiddelaar optrad.
Ga maar mee, zeide hij met 'n
cynischen lach.
Neen, neen, vriend, zeide ik.
Zoo gaat het niet. Jij geeft je over
en moet ons dus vertrouwen. Breng
eerst de dames bij ons en dan zal ik
me met mijn mannen terugtrekken.
Wat u nu vraagt is juist hetgeen
ik niet doen kan.
Kan je dat niet? riep ik uit, ter
wijl een plotselinge ontzetting mij
aangreep. Waarom niet, waarom
niet, man De vrees dat er iets met
de vrouwen gebeurd moest zijn, deed
me op mijn beenen trillen. Ik duwde
hem zoo heftig terug, dat hij zijn hand
aan zijn zwaard sloeg.
Pas c»pstotterde hij. Het is
niet zooals u denkt; Jonkvrouw de la
Vire is gezond en wel en mevrouw
zou het ook zijn ais ze haar zinnen
maar bij eikander had. Maar dat kun
nen wij niet heipen. Ik heb de sleu
tels van de kamers niet. Die zijn in
de zak van de Brühl.
Nu, en de Brühl
Siil mijnheer, antwoordde Fres
noy, zijn leelijk gezicht dicht bij het
mijne brengend. Die heeft de test.
Ik keek hem een oogenblik zwijgend
aan.