No. 22.
VRIJDAG 17 JUNI 1932.
48e Jaarg.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch- Vlaanderen
J. c. VINK - Axel.
Kleine en Gronte Kinderen.
FEUILLETON.
Een moeilijke taak.
Chr. Boeren- en Tuindersbond
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Cent; franco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-U1TGEVER
ADVERTENT1ÊN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
Zeer vele ouders zijn tegen
woordig, veel meer dan in onze
jeugd het geval was, geneigd
alle wenschen hunner kinderen
blindelings in te willigen.
Dit geschiedt vaak om ver
schillende redeneneensdeels
uit gemakzucht om niet verder
lastig gevallen te worden en ook
dikwijls omdat de ouders te toe
gevend zijn: Kees heeft zoo
graag zoo'n automobiel die hij
in den speelgoedwinkel zag staan
waarom mag hij die niet hebben
Ook zijn er ouders, die alles
toegeven, omdat zij van meening
zijn, dat de kinderen zich in hun
latere leven nog zooveel zullen
moeten ontzeggen en ze dus
maar moeten genieten.
Weer anderen zeggen„Och
laat hem of haar dit of dat maar
doen, wij hebben als kind zoo
veel gewenscht, wat wij nooit
verwezenlijkt zagen".
Vele ouders gaan zelfs zóó
ver door van de kinderkamer een
soort Oostersch despotenhof te
maken, waar zijne heerlijkheid
baby door glans omgeven regeert
en naar de oogen gezien word».
Hoe verkeerd denken en han
delen deze ouders en hoe weinig
in het waarachtig belang van hun
kind. Gelooven zij nu inderdaad
dat het kind nu ook maar een
schijntje gelukkiger is, omdat
men hem met het mooiste en
kostbaarste speelgoed omringt
Integendeel, men neemt iets
weg van het droomland, waarin
de kinderen zoo gaarne leven,
wanneer men zijn wenschen
steeds maar weer bij het eerste
verlangen vervult.
Er moet iets te wenschen over
blijven voor een kind
Wenschen en jong zijn en
wenschen en kind zijn, zijn on
afscheidelijk met elkander ver
bonden. Wenschen is een spel
zijner fantasie. Men zegt wel
eens: „Het bezit is het einde
van het genot". Inderdaad is
hier zeer veel waars in. Hoe
kan men zich soms niet verheu
gen bij de gedachte een of ander
in zijn bezit te hebben en heeft
men het inderdaad gekregen, dan
is de blijdschap, die men ervan
heeft, vaak zelfs vrij matig.
Zoo gaat het ook met het ver
langen van een kind. Fransje
wil een gróóte, een hééle groote
Teddybeer en krijgt hem, want
zijn wil is wet. Nu hij Teddy
eenmaal heeft, is deze lang zoo
groot niet, als hij gedacht heeft
en gelooft hij zeker, dat er nóg
mooiere en grootere beren te
krijgen zijn.
Door toegeven aan zijn ver
langen, waarvan het bezit niet
geheel en al aan zijn verwach
tingen beantwoordt, hebben wij
het kind ook zijn fantasie ont
nomen.
Heel goed herinner ik mij nog,
vele jaren geleden een kind te
hooren zeggen„lk wou dat ik
de maan eens had 1"
De moeder zei: „Ja kind, de
maan is prachtig als je die aan
den donkeren hemel ziet staan
en het is een mooie gouden bal,
maar hoe vindt je dezen prach-
tigen gummibal wel? Het kind
was dolblij met haar geschenk
en de mooie bal had voor het
kind iets van den tooverglans
van de maan.
Moderne ouders zijn vaak in
vele opzichten ontwikkeld, maar
weten zij dan niet, dat er heel
precies genomen geen volkomen
vervulling van wenschen bestaat
Immers de wensch, het wer
kelijke verlangen der fantasie
zweeft altijd een weinig boven
de mogelijkheid uit, daarom is
het „een wensch".
Wanneer men de verlangens
der kinderen zoo precies moge
lijk tracht te vervullen, dan komt
er heel gauw weer een andere
en vaak zelfs een grootere wensch
bij het kind op. Het is daarom
noodig, dat wij de mooie droom
wereld van het kind niet ver
storen, door maar steeds aan
alles tegemoet te komen.
Laten wij de kinderer. toch
niet verwennen door hun kasten
vol kostbaar speelgoed te geven,
maar laten wij hen leeren te
vreden te zijn met kleinere dingen
Denken we maar aan de
school. Hoeveel grooter wordt
niet de tegenstelling, die het
schoolleven toch al geeft bij het
huiselijk leven vergeleken En
zouden niet juist onderwijzer en
kinderen niet innerlijk elkaar het
meest teleurstellen, wanneer een
kind gewoon is zijn verlangens
bevredigd te zien
Wij effenen den levensweg der
kinderen niet door steeds maar
weer toe te geven aan nieuwe
verlangens, maar wel zullen wij
het kind in zijn latere leven be
hoeden voor allerlei teleurstel
lingen, als hij al vroeg leert zich
in zijn wenschen te beperken.
schen paal en perk te stellen,
nu vele en onderscheidene
groote kinderen reeds zoo ver
verwend zijn.
Afdeeling Zeeland.
En nu de groote kinderen.
Lezer, leest bovenstaand artikel
nog eens en past het dan toe op
ons, menschen. Zijn we niet
precies nog kind gebleven in
onze verlangens ondanks de
tientallen jaren levenservaring?
s het ook ons niet tot schade
veelal, als we onbeperkt onze
wenschen kunnen uitspreken met
de zekerheid, dat ze toch ver
vuld worden?
Zijn daar niet velen, die zelfs
het gebed voor den maaltijd
overbodig achten, omdat ze
wetenhet eten staat er toch al.
Steeds meer vragen we,
zonder te denken of te gelooven,
dat er nog iets van genade of
vrije w i 1 in het schenken zit.
Het is eigenlijk geen vragen,
maar een zachtere vorm van
eischen of gebieden.
We denken liever aan rech
ten op dit of dat, zonder op
andere wijze erkentelijkheid of
dankbaarheid te toonen, dan door
pruilen, kniezen en knagen om
meer, altijd meer.
Zouden wij groote menschen,
die zoo spoedig beleedigd zijn,
als we met kinderen vergeleken
worden, omdat we verstandiger
zijn, niet liever ook verstandiger
doen en onze wenschen wat be
perken
Misschien is dat beter, dan dat
de opvoeders zich verplicht zien
om aan de vervulling der wen
Dinsdag had de onderafdeeling
Oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen
van bovenstaande vereeniging
de eer haar afdeelingsbestuur en
medeleden uit de provincie Zee
land te ontvangen tot het houden
der jaarvergadering.
Deze had op initiatief van den
heer Joh. de Feijter, plaats te
Zaamslag in het hotel „De Appel"
bij dhr. C. P. de Regt.
De vergadering werd bijge
woond o.m. door den Commis
saris der Koningin in Zeeland,
den heer W. H. J. Quarles van
Ufford, den heer G. van de Putte,
lid van Ged. Staten, den heer
Chr. van den Heuvel, lid van de
Tweede Kamer, den heer ir. C.
Stevens, Rijks landbouwconsu-
lent, benevens ongeveer 100 leden
en genoodigden.
De voorzitter, de heer C. P.
Vogelaar Sr., van Krabbendijke
opende de vergadering met gebed
en heette de aanwezigen welkom.
In zijn openingsrede ging spr. de
moeilijke tijden na en wees op
de verschillende regeeringsmaat-
regelen, waarvoor men wel dank
baar, maar niet voldaan was.
Hoe zwaar de tijden echter vallen,
toch meende spr. dat als men
verlichting wil zoeken in lijdelijke
ontheffing der sociale wetten, hij
dit moest ontraden en waar
schuwde er voor, dat men niet
in het zog der Staatspensionnec-
ring moet komen. Liever wil
spr. krachtig meewerken om
maatregelen te verkrijgen, die den
landbouwer in staat stellen die
sociale lasten te dragen. De
tijden zijn donker, maar niet te
redden door financiëelen steun
van de Reg. alleen. Hard werken
en sober leven zijn de middelen
die mede helpen kunnen. Steunt
de adviseurs en leiders, door het
woord, de daad en het gebed,
zei spr. en denk eraan, dat men
naast het „Geef ons heden" ook
berustend zegt: „Uw wil ge
schiedde". Denk aan den lOen
Zondag uit de catechismus. Wees
in voorspoed dankbaar en in
tegenspoed geduldig, dat geeft
kracht ook voor den economi-
schen strijd.
Na de notulen las de secretaris
bericht van verhindering van de
heeren C. Zwagerman, zuivelcon-
sulent, A. W. van de Plassche,
tuinbouwconsulent en mr. Goed-
bloed, alg. secretaris van den
Chr. B. en T. B.
De Bond telt 10 000 leden over
't geheele land en ruim 500 leden
in Zeeland. Met genoegen con
stateerde de secr., dat ook de
Bond in de tarweorganisatie is
vertegenwoordigd, en ook de ge-
wassenkeuring van den Bond nu
officieel door het Centraal Bureau
wordt erkend.
Aangaande de botersteun aan
de weideboeren, zei spr., dat
daarin ook de particuliere land
bouwers, voorzoover ze boter
bereiden, zullen deelen. Er op
wijzende, dat ook de jongeren-
afdeeling bloeit, eindigde spr.
met de beste wenschen voor den
Bond.
De penningmeester, de heer j.
Oele, van Wemeldinge bracht in
geestige bewoording financiëel
verslaguit Ontvangen is f 361.85
en uitgegeven f370.10. De re
servekas telt f368
Als leden voor het Hoofdbe
stuur werden herkozen de voor
zitter en de secretaris, resp. de
heeren Vogelaar en J. A. Domi-
nicus met 55 en 68 stemmen. Als
lid van het afdeelingsbestuur werd
de voorz. herkozen met 54 van
de 98 stemmen.
Als afgevaardigde naar de alg.
vergadering te Alkmaar werd be
noemd de heer Joh. de Feijter
vnd., burgemeester van Zaamslag,
voorzitter van de onderafdeeling
„'t Land van Axel" en vice voorz.
der afd. Zeeland.
Bij de omvraag werden door
verschillende leden klachten geuit.
Allereerst was daar een motie
afkomstig van de gewestelijke
(Wordt vervolgd)
AXELSCHE
COURANT
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postrek. 60263.
42)
Mijnheer d'Agen riep een van
hen terwijl men inij met duistere
blikken opnam. Het spijt me, dat
ik u in een dergelijk gezelschap zie.
U weet zeker nie#, dat die mijnheer
ieder oogenblik door den maarschalk
provoost in hechtenis zal worden gi-
nomen.
Zoo, mijnheer. En wat is daar
mede? zeide de heer a'Agen op lis
pelenden toon.
Wat daarmede is riep de ander
met gefronste wenkbrauwen.
Ja, ziet u, mijnheer de Villequier.
zeide d'Agen, ik heb er nooit van
gehoord dat de koning u tot maar
schalk-provoost heeft benoemd of dat
u gemachtigd bent om edellieden op
den openbaren weg aan te houden.
De heer de Villequier werd rood
van woede. Het is dat je nog jong
bent, d'Agen. want anders verzeker ik
je dat die brutaliteit je duur zou
komen te stian.
Mijn vriend is niet jong, zeide
o'Agcn een buiging makend. Hij is
een edelman van geboorte en naar ik
gister hoorde, een van de beste scher
mers van Frankrijk. Bovendien komt
hij uit Bretagne en niet uit Qasconje-
Maar als u hem wilt arresteeren, gaat
u dan gerust uw gang.
Daar we al dien tijd onze handen
op onze zwaarden hadden gehad, was
er niet veel noodig om tot een van
die straat ze vechten te komen, die In
dien tijd bijna dagelijks voorkwamen»
Reeds hadden verscheiden menschen
zich om ons heen geschaard om te
zien, hoe het af zou loopen. Maar de
Villequier was, zooals mijn vriend wel
wist, een Gasconjer niet alleen van
geboorte, maar ook van hart, en daar
hij inzag, dat we klaar waren om er
op los te slaan, koos hij eieren voor
zijn geld. Minachtend de schouders
ophalend, beduidde hij zijn lakeien om
door te loopen.
Ik dank u voor uw beleefde uit-
noodiginp, zeide hij met 'n boosaardig
lachje. Ik zal het onthouden. Maar
zooais u zegt ben ik niet de maai-
schalk-provoost.
Zonder veel notitie van zijn woor
den te nemen bogen we en gingen
verder. Het gevaar was nog n et
voorbij. Niet alleen dat d t onderhoud
eenige waardevolle minn e had ge
kost, maar de Gasconjer begon ons
op eenigen afstand te volgen. Zijn
lakei scheen iets van het voorgeval
lene aan het volk op straat te ver
tellen, want het duurde niet lang of
we hadden een grooten oploop van
menschen achter ons, die riepen dat
ik de moordenaar van vader Antoine
was.
Gelukkig bereikten we spoedig het
huis van de Ramboullet, dat door een
steike wacht was afgezet en onze
vervolgers maakten zich uit de voeten.
Was et een oogenblik geweest,
waarin ik gedacht had dat ik ook bij
de Ramboullet niet om hulp behoefde
aan te kloppen, ik zag nu, dat ik mij
vergist had. Ik vond hem met drie
heeren uit zijn gevolg. Geen oogen
blik werd verloren met het geven van
uitleg, Na eenige woorden met zijn
neef gewisseld te hebben, verlieten
we wederom het huis en begaven ons
in de richting van het kasteel. Aan
de uitdrukking van zijn gelaat zag ik,
dat hij het ernstig opnam en de wijze,
waarop hij den heer de Villequier,
die buiten stond te wachten, aankeek,
duidde er op, dat hij woedend was
om op dergelijke wijze in zijn politieke
plannen te worden gedwarsboomd.
Ook zag ik dat hij met meer dan
gewone zorg gekleed was en dat hij,
noch een van zijn begeleider--, gewa
pend waren.
Mijnheer de Marsac, zeide de
Rambouillet, mijn neef heeft me
gezegd, dat u zich geheel en al aan
ons overgeeft.
Ik antwoordde, dat ik niets beters
verlangde.
Wees dan zoo goed, om niet te
spreken, voordat ik het u toesta, zeide
hij op beslisten toon. En vooral
geen geweld zonder mijn orders. We
moeten een zeer kritieken strijd strij
den, maar het is er eer, dien we met
ons verstand moeten uitvechten. We
zullen alles in het werk stellen om u
uit de handen van den maarschalk
provoost te houden.
En als het nitt gelukte? Ik dacht
aan hetgeen vader Antoine me gezegd
had en wat me ti wachten stond; ik
rilde.
We bevord;n ons nu op een vijftig
meters afstand van de poorten van
het kasteel, toen we uit een zijstraat
een groep menschen zagen aankomen,
die ons trachten in te haler. Het
werd een wedstrijd wie er het vlugst
zou zijn en het resultaat was, dat w:
tegelijk de poorten binnengingen en
ik aangestaard werd door allerlei
woedende gezichten en evenaooveie
stemmen, waar ik die van Fresnoy
bovenuit hoorde schreeuwen t
Daar is hij, dien moeten we
hebben.
Een man op leeftijd in een zeer
eigenaardig costuum stapte met een
papter in de hand naar voren en
wenkte een groep htliebaardiers, die
me vast zouden gegrepen hebben, als
de Rambouillet niet tusschenbeide was
gekomen.
Zeg eens, wat beteekent dat,
zeide hij, ik ben niet gewend, dat
menschen, die in mijn gezelschap zijn,
zoo maar ineens gearresteerd worden,
zonder mijn goedvinden. Ik geloof
toch wel, dat u me kent, mijnheer de
maarschalk-provoost
Natuurlijk, mijnheer de markies,
antwoordde de man onderdanig.
Maar het is een bevel van den koning,
Uitstekend, antwoordde mijn be
schermer, terwijl hij op zijn gemak
nagtsg, wie er zich zooal in het ge
zeischap bevonden, wat sommigen
onder hen niet zeer aangenaam scheen
te zijn. Dat is gauw genoeg uit
gemaakt, want ik ben juist op weg
naar den koning.
Mtar met dezen heer niet, zeide
de maarschalk-provoost. Ik kan
hem niet laten gaan.
Deze edelman juist wel, zeide
de irarkies, zijn hand met zijn rijzweep
zach'jes wegduwend.
Mijnheer, zei de ander met stem
verheffing, we zijn hier niet voor de
aardigheid gekomen, ik heb het bt
velschrift van den koning bij me en
dat moet uitgevoerd worden.
De Rambouillet haalde zijn zilveren
snuifdoos te voorschijn en glimlachte.
Ik zal de laatste zijn, die er me
tegen verzet ais u het inderdaad hebt,
zeide hij, met een glimlachend schou*
derophalep,
U moogt het zelfs lezen, ant
woordde de maarschalk-provoost ge
laten.
De Rambouillet nam het stuk per
kament tusschen zijn vingers, keek
het even door en gaf het terug.
Net zooals ik dacht, een valsch
stuk.
Een valsch stuk riep de maar
schalk-provoost rood van woede uit,
Ik heb het z.lf uit de handen van
den secretaris van den koning ont
vangen 1
De mannen achter hem vonden het
'n schandaal en namen zoo'n drei
gende houding aan, dat de lakeien
van den markies ongerust werden en
naar de deur drongen.
Maar de Rimbouillet tleef onbe
wogen. U moogt het van ik weet
niet wie gekregen hebben, mijnheer,
maar dit stuk is valsch en ik verzet
me tegen de uitvoering er van. Als
u hier op me wilt wachten, dan be
loof ik u, dat, indien het stuk inder
daad goed blijkt te zijn, deze heer
binnen het Hur aan u overgeleverd zal
worden. Als u daar niet in toestemt,
dan zal ik dezen oploop door mijn
mannen laten uiteenjtgen en als er
ongelukken gebeuren is de verant
woording voor u.
Hij sprak op zoo'n beslisten toon,
dat men heel goed zien kon, dat het
om meer ging dan de inhechtenisne
ming van een enkelen man. Het ging
er in de eerste plaats om, dat de
koning, die er in toegestemd had om
naar Tours te gaan, weer niet onder
den invloed zou komen van zijn oude
raadslieden,