4?
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch- Vlaanderen,
No. 18.
VRIJDAG 3 JUNI 1932.
48e Jaarg.
J. C. VINK - Axel.
Godsdienstige Opvoeding.
FEUILLETON.
Een moeilijke taak.
Buitenland.
Raadsverslag.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-U1TGEVER
ADVERTENT1ËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
Over bovenstaand onderwerp
hield de heer Dr. de Vrijer, pre
dikant te Amsterdam eenigen tijd
geleden een lezing, waarvoor veel
belangstelling was. En geen won
der, want meer dan ooit klemt in
den tegenwoordigen tijd de vraag
in welke richting zal men zijn
kinderen opvoeden. Dr. de Vrijer
zegt: geeft ze een Godsdienstige
opvoeding. En we achten die
uitdrukking heel wat beter ge
kozen, dan „Christelijke" op
voeding.
Er wordt te veel op den naam
Christelijk en te weinig op het
woord moreel gelet. Het woord
Christelijk wordt zóóveel en zóó
vaak m i s bruikt, dat het een
klank en geen woord meer is.
Een teveel van het goede maakt
verwend en afkeerig.
Misschien dat ook daarom Dr.
de Vrijer zich bediende van het
woord godsdienstig in plaats van
christelijk.
We laten hier volgen een uit
treksel van het verslag, dat we
van de rede van den geëerden
spreker lazen.
Dr. de Vrijer begon met de
opmerking, dat wij in onzen lijd
wat bescheidener zijn geworden,
dan een vroegere generatie was.
Spr. is zelf vaak in aanraking
gekomen met personen uit de
volksklasse, en zegt, dat het na
jagen cm een acte of diploma te
behalen, in die klasse zeer toe
neemt. Wij zijn ons bewust, zegt
spr., dat er in ons kind een mys
terie ligt. Wij hebben niet aller
eerst op te voeden, maar wij moe
ten eerst zelf opgevoed worden
in geestelijken zin. Dan volgt de
vraag: „ben ik een godsdienstig
mensch Zoo ja, dan moet men
zijn uitgangspunt nemen in God,
die is Almacht, Gerechtigheid en
Liefde.
Hierna noemde spr. 3 lijnen
le de vergiffenis, 2e andere we
reld, 3e de samenleving, en zeide,
wanneer wij ons door deze lijnen
laten beheerschen, dat wij dan
Christenmenschen zijn. Hoe meer
deze lijnen over ons leven ge
trokken worden, hoe meer wij
ons godsdienstig laten opvoeden,
zegt spr.
Godsdienstige opvoeding is:
begeeren opgevoed te worden.
Godsdienstig zijn is niet naspre
ken van formules of 't voltrekken
van ceremoniën, maar 't rusten in
een eigen bewuste keuze.
Dr. de Vrijer haalde aan, dat
Rousseau zegt„één van de
eerste eischen in de opvoeding
is wel, nooit haast te maken met
het kind". Daar ontbreekt bi]
ens zéér veel aan, zegt spr., wij
hebben altijd haast met de op
voeding van ons kind en kunnen
niet wachten.
Wij kunnen ons zelf tegenover
de kinderen niet stellen als de
ideale vader en de ideale moeder,
want wij zijn zelf maar beperkte
en gebrekkige menschen.
Als ideaal moeten wij niet
stellen, zal het kind mijn gods
dienstigheid vinden, maar zal het
kind God vinden.
Spr. geeft den raad, dat wij
moeten uitgaan van de goede
krachten, die er in ons kind aan
wezig zijn.
Wij moeten streven, zoo be
sloot spr., naar een zuivere liefde,
dat is het geheim van gods
dienstige opvoeding.
De Hitlerianen In Duitscliland.
Door het aftreden van het
Kabinet-Brüning wordt een vrij
gecompliceerde toestand gescha
pen. Dat het ministerie na kor
ter of langer tijd tot heengaan
zou worden genoopt, kon na de
verkiezingszege der nationaal-
socialisten met zekerheid worden
verwacht. Maar dat het besluit
hiertoe is genomen vlak voor de
conferentie van Lausanne bracht
toch wel eenige verrassing.
Over de oorzaken, welke tot
deze stap hebben geleid, valt
nog weinig met zekerheid te
zeggen, echter wordt daardoor
des te meer aanleiding gegeve.i
tot gissingen. De meest aanne
melijke verklaring voor deze ge
beurtenis is wel, dat de rijkspre
sident von Hindenburg gezwicht
is voor den op hem uitgeoefenden
drang van vrienden, die de
uiterste rechterzijde na staan, om
meer dan tot dusver rekening te
houden met den volkswil, aan
de stembus tot uiting gekomen.
De verhoudingen in den Rijksdag
beantwoordden daaraan sedert
lang niet meer en het kabinet-
Brüning kon zich alleen handha
ven, doordat nieuwe Rijksdag
verkiezingen werden uitgesteld,
of juister: geweigerd. Want van
nationaal-socialislische en andere
zijde was reeds herhaaldelijk
aangedrongen op ontbinding van
den Rijksdag, opdat ook ten aan
zien van de volksvertegenwoor
diging van het rijk, zoo goed als
in die der afzonderlijke staten,
aan de uitspraak der kiezers ge
hoor zou worden gegeven. Naar
dit voorstel hadden de regee-
ringspartijen evenwel geen ooren
zoolang de bestaande toestand
gehandhaafd bleef, zoolang ook
moesten de aanhangers van Hitier
zich als behoorende tot de min
derheidsgroepen beschouwen. De
jongste Landdagverkiezingen le
verden echter het overtuigende
bewijs, dat het getij was verloo-
pen en dat de Hitlerianen verre
weg de sterkste partij in het rijk
vormen. Daardoor werd het
ministerie-Brüning onmiskenbaar
tot een minderheidskabinet ge
stempeld, maar desondanks meen
de de rijkskanselier het bewind
in handen te moeten houden uit
vrees, dat bij het optreden van
een nationaal socialistische re
geering het land aan burgeroorlog
ten prooi zou vallen. Niemand
zal trouwens de beschuldiging
durven uiten, dat dr. Brüning de
teugels van het bewind in handen
heeft gehouden uit persoonlijke
eerzucht of welke minderwaar
dige overweging ook. Slechts
het landsbelang, zooals hij dat
zag, heeft hij willen dienen. Toch
zat er een zekere onbillijkheid
in dat star vasthouden aan den
bestaanden toestand, ofschoon de
zaak formeel natuurlijk in orde
was. President von Hindenburg
nu heett klaarblijkelijk gehoor
gegeven aan de stemmen, die
met nadruk op die onbillijkheid
hebben gewezen. De rijkskan
selier steunde per saldo op een
fictieve meerderheid, welke bij
nieuwe Rijksdagverkiezingen on
getwijfeld zou ineenschrompelen
tot een minderheid van geringe
beteekenis. Tot dit inzicht ge
komen, heeft President von Hin
denburg de consequenties aan
vaard en naar recht en billijkheid
willende handelen, dr. Brüning
aan het verstand gebracht, dat
langer voortgaan op den tot nu
toe gevolgden weg voor hem
onmogelijk was. Dienvolgens
moest hij den man laten heengaan,
die het sterkst geijverd heeft
voor zijn herkiezing tot President
der Duitsche republiek.
Op welke wijze deze kabinets
crisis zal worden opgelost blijft
vooralsnog een duister geheim.
Het spreekt vanzelf, dat de Hit-
Iermannen, alles op alles zullen
zetten, om te bereiken, dat nieuwe
Rijksdagverkiezingen zullen wor
den uitgeschreven, opdat ze in
staat zullen worden gesteld op
te treden als regeeringspartij.
Wat daarna zal gebeuren ligt
nog in den schoot der toekomst
verborgen. Ir.dien de nationaal-
socialisten zich houden aan hun
toezeggingen en beloffen jegens
de kiezers, dan zal Duitschland
zich zoo spoedig mogelijk trach
ten te onttrekken aan de ver
plichtingen, opgelegd door het
verdrag van Versailles. Het ge
vaar voor internationale verwik
kelingen, daaruit voortvloeiende,
wordt door hen, naar ze steeds
hebben voorgegeven, niet geteld
Maar ook met betrekking tot den
binnenlandschen toestand zal de
instelling eener nationaal-socia-
listische regeering veel onrust
baren, wijl ze zich verbonden
hebben communisten en sociaal
democraten volledig uit te roeien.
Dat opent hoogst ongunstige
perspectieven, culmineerende in
een burgeroorlog, waarvan het
uitbreken onvermijdelijk moet
worden geacht, wanneer inder-
jonkvrouw de la Vire, riep hij
daad de Hitlerianen op de aan-
gekondige wijze hun macht zullen
aanwenden.
Er is een donkere wolk temeer
verschenen aan den Europeeschen
politieken hemel en het ziet er
niet naar uit, dat de zon spoedig
zal doorbreken.
Vergadering van 2 Juni 1932.
I.
Tegenwoordig alle leden.
Voorzitter de heer F. Blok,
burgemeester.
De VOORZ. opent de verga
dering met het gebedsformulier
en stelt aan dan de orde de
agenda.
1. Notulen.
De notulen van de vergadering
van 17 Maart jl. worden z. h. s.
goedgekeurd.
3. Ingezonden stukken en
mededeclingen.
a. Goedkeuring door Ged. St.
van de Raadsbesluiten van ver
koop grond aan G. Boer, J. M.
Loof en P. J. van Drongelen.
b. Idem van rentefype voor
geldleeningeq.
c. Idem betreffende de veror
dening op het Agentschap der
Arbeidsbemiddeling.
d. Beredeneerd verslag aan
gaande verbetering der Volks
huisvesting in 1931.
Blijkens dit verslag zijn in 1931
32 vergunningen verleend tot het
bouwen van woningen en 29
voor bedrijfsgebouwen en 10 voor
verbouwing van woningen. 46
woningen zijn gereed gekomen
en 3 woningen zijn vervallen.
Besloten wordt deze stukken
voor kennisgeving aan te nemen.
e. Begrooting Gezondheids
commissie over 1933.
De begrooting bevat de vol
gende cijfers
Ontvangsten: Goed slot 1931
f 424,96, bijdrage van het Rijk
f400, bijdrage der gemeenten
f761 (Axel f154).
AXELSCHE
COURANT
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postrek. 60263.
39)
Daar zal ik een eed voor afleggen,
mijnheer de Marsac, zeide hij haastig,
daar hij dacht, dat ik op het punt
stond om mij gewonnen te geven.
Dat wil ik zweren.
Dat is geen lor waard, riep ik
verontwaardigd uit, niet in staat om
mijn opkomende woede te beheerschen.
Ik moet een veel zikerder waar
borg hebben, uw woorden zijn mij
niets.
Wat wilt u dan vroeg hij mij
aankijkend.
Daar ik weer iets van een uitweg
zag, pijnigde ik mijn hersens er mede,
hoe ik van hem af zou kunnen komen.
Binnen vier of vijf dagen zou freule
de la Vire in Blois kunnen aangekc-
men zijn, misschien zou ik nog gele
genheid kunnen hebben om haar te
waarschuwen om Rosny niet te ver
laten. En toch vieesde ik er weer
voor, dat Maignan, die alleen de be
velen van zijn meester vertrouwde,
zich niet aan mij zou storen. Wat
moest ik doen
Nu, zeide de spion ongeduldig,
wat voor waarborg wilt u hebben
Ik kan op dit oogenblik nog niet
besluiten, zeide ik langzaam. Ik
ben in een uitertst moeilijken toestand
Ik moet tijd hebben om er eens kalm
over na te denken.
En om u van mij te ontdoen, als
het mogelijk is? zeide hij ironisch
lachend, Ja, vriendje, dat begrijp
Ik heel goed. Maar ik waarschuw u
dat u aan alle kanten bewaakt wordt
en dat ai uw gangen worden nagegaan.
O, dat begrijp ik heel goed, ant
woordde ik koeltjes.
Hij keek me een oogenblik aarzelend
aan en ik voelde wederom dien on-
weerstaanbaren lust in me opkomen
om hem naar de keel te springen,
maar de gedachte dat het te laf was
om een ongewapend iemand te doo-
den, hield me er van terug. Boven
dien begreep ik, dat hij wel zijn vooi-
zorgen zou genomen hebben.
Na nog wat over en weer gepraat
te hebben, besloet hij me nog drie
dagen u tstel te geven. We namen
dus zeer koeltjes afscheid en een
oogenbl.k later hoorde ik zijn slepen-
den tred de trap afdalen.
HOOFDSTUK XVIII.
De drie dagen uitstel, die vader
Antoine me gegeven had, bracht ik in
vruchtelooze overpeinzingen door.
Wie zou mij te hulp moeten komen
Door de onzekere houding van den
koning, die zich de vijandschap van
de Ligue nog niet meer op den hals
wilde halen, begreep ik, dat de Rarn-
bouillet niets voor mij zou kunnen
doen en mijnheer Francois o'Agen kon
me evenmin van dienst zijn. Mijn
eenige toevlucht waren dus Simon
Fleix en mijn zwaard.
Daar ik begreep, dat ik alles in het
werk moest stellen om Blois te ver
laten, nkt alleen ter w;lle van mezelf,
maar om de anderen, die aan mij
waren toevertrouwd," sprak ik er met
Simon over.
Nu is de tijd gekomen om te
laten zien, dat je wat waard bent en
dat de heer de Rosny een jpeden kijk
op Je heeft gehad, «elde ik. -*■ Want
ik kan je wel zeggen, dat, als ik geen
oplossing vird om me uit de klauwen
van dien kerel van hedenmorgen te
bevrijden, ik er bij ben.
Ik wachtte een oogenblik om te zien
of hij niet met een of ander plan voor
den dag zou komen, maar tot mijn
ontstemming bleef hij suffig voor zich
uitstaren.
Nu, ben je het niet met me eens,
dat er iets op gevonden moet worden
vroeg ik geprikkeld. Je bent toch
in mijn dienst en moet me toch met
raad en daad terzijde staan.
Ach, zeide hij verveeld en zonder
op te kijken. Ik zal dat natuurlijk
doen. Maar ik heb het niet op dien
man begrepen. Ik ken hem en ik wil
niets met hem te maken hebben.
Wat, wil je niets met hem te
maken hebben? riep ik verachtelijk uit.
Neen, in geen geval, zeide hij,
zonder zijn iustelooze houding le ver
anderen. ik ken hem en ben bang
van hem. Het is een spion van de
Ligue. Ik ben niet tegen hem opge
wassen.
Dus dan heeft de heer de Rosny
zich vergist, ze dj ik opgewonden.
Als u dat wilt, zeide hij op bru
tale i toon, ja.
Dat was te veel voor mij. Ik
stampte op den grond en maakte hem
uit voor alles wat ieelijk was. Ik
dreigde hem, dat als hij geen plan had
om me te helpen, hij mijn dienst op
staanden voet kon verlaten. Denk
je, zeide ik, dat ik me door jou
ten gronde zal laten laten richten. Dat
ik jou maar op je stoel zou laten
zitten, terwijl jonkvrouw de la Vire
blindelings in het ongeluk loopt. Neen,
vriend.
Ineens uit, terwijl hij me verschrik!
aanzag. En ze is niet eens hier.
Ze zal morgen of overmorgen
hier zijn, zeide ik.
Maar dat hebt u me niet gezegd,
zeide hij met schitterende oogen.
Weet vader Antoine dat
Hij zal het weten op het oogen
blik dat zij de stad binnenkomt.
De verandering opmerkend, die er in
hem plaats greep, nadat hij hoorde
dat de freule er in betrokken zou zijn
gaf me een gevoel van vernedering,
maar op dat oogenblik had ik geen
keus. Ik moest de hulp aanvatten, die
me het geschiktste voorkwam om haar
voor vervolging te beveiligen en ik kon
er geen rekening mede houden, of die
mij aangenaam was of niet.
De jongen was een al opgewonden
heid.
Er is maar een ding op te vinden,
zeide hij. En dat is om ons van
hem te ontdoen.
Je hebt mooi praten, zeide ik.
Als hij soldaat wa3 zou ik met
hem duelleeren. Maar nu hij priester
H, of zich althans zoo houdt, gaat dat
niet.
Vechten. Waarom vechten, ant
woordde de jongen met zenuwachtig
bevende handen. Zonder vechten
gaat het gemakkelijker. Een steek in
zijn rug en hij zal ons niet meer lastig
vallen.
Wie zal dien stoot toebrengen
vroeg ik op drogen toon.
I Simon rilde en aarzelde even. Maar
na een diepen zucht zeide hij ineens
j Dat zal Ik doen.
Het zal misschien niet moeilijk
ttjn, mompelde ik.
i Het zou gemakkelijk zijrt ant
woordde hij ademloos. Zijn oogen glin
sterden in zijn bleek gelaat en een lok
haar hing over zijn voorhoofd.
Ik dacht na, en hoe langer ik het
deed, hoe gemakkelijker mi] die oplos
sing voorkwam. Een enkele stoot en
die man, die mijn moeder had geruï
neerd en die het er nu op zette mij in
zijn strikken te vangen, zou voorgoed
onschadelijk zijn gemaakt. Toch stuitte
de wijze waarop het gebeuren moest,
mij tegen de borst. Ik weet zelfs dat
als het hier niet vooral gegaan was
om de veiligheid van jonkvrouw de la
Vire, ik het voorstel niet eens zou
overwogen hebben. Maar nu ex zoo
veel op het s^el stond, kon ik het niet
dadelijk afwijzen. Eindelijk zeide ik
Simon, beste vriend, er is één
ding, dat je als soldaat nog te leeren
hebt en dat isnooit iemand van ach
teren aan te vallen.
Maar als hij nu eenmaal niet
vechten wii. Wat dan vroeg hij
koppig.
ik hield vol, dat ik het geen waar
dige manier vond om zich van iemand
te ontdoen en verzocht hem er dus
niet meer over te denken.
Hij beloofde dit en na eenige oogen-
blikken in gedachten voor zich te heb
ben uitgestaard, ging hij naar beneden
om te zien of het huis bewaakt werd,
Toen hij terugkwam zag hij er zoo
vreemd uit, dat ik dadelijk begreep,
dat er iets gebeurd was. Hij keek me
echter niet aan en scheen niets te willen
vertellen. Eindelijk kwam hij naar me
toe en stopte me iets in de hand.
Wat is dat? vroeg ik verbaasd.
Kijk maar eens, zeide hij op kor»
ten toon. U weet het. Waarom
vraagt u het mij Ik heb er toch niets
mede te maken,
(Wordt vervolgd)