Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. No. 15. DINSDAG 24 MEI 1932 4Se Jaarg. J. C. VINK - Axel. Buitenland. FEUILLETON. Een moeilijke taak. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-UITGEVER ADVERTENTlEN van 1 tet 5 regels 60 Centvoor eiken regel neer 12 Cent. Qreote letters worden naar plsattniirata kereleend. Advertentiën worde» f r a n e ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoarmiddag 11 ure. Bewogen tjjden. Al naar mate de inzinking van kapitaal toeneemt en het uitzicht naar nieuwe bronnen donkerder wordt, des te meer zoekt men naar middelen en schijnt aan sommige menschen niets te laag of te gemeen te zijn om maar geld en macht te veroveren. Er wordt een fanatieke, vin nige strijd om het bestaan ge voerd door volken, door groepen, door individuen. Feller en scher per dan ooit grijpt ook de mis daad om zich heen. Telkens worden wij opgeschrikt door een nieuwe schanddaad, die de we reld in felle beroering brengt, die haar als het ware een oogen- blik in het witte schitterlicht der publieke emotie plaatst, maar we vergeten snel, en we hebben bovendien geen tijd om te ont houden, want nauwelijks is de indruk van de ééne misdaad verzacht, of de andere vindt weer plaats. De ontvoering van Lindbergh's kind de bomaanslag in Mantsjoerijede moord op Doumerde moord op den Ja- panschen minister-president daarna het vinden van het lijkje van baby Lindberghhet schan delijk bedrog van Lindbergh's vriend in luttel weken tijds is dit alles elkander opgevolgd, en dan spreken we nog niet eens van de plaatselijke misdaden, die tot de aandacht van één enkel volk bepaald blijven. 's Levens felheid, in haar dra matische uitingen, is nooit ster ker aan den dag getreden dan thans. Een ernstig verschijnsel hierbij is de binnenlandsche politieke toestand van verschillende vol ken. Het valt niet te ontkennen dat die toestand in verscheidene landen reden geeft tot groote bezorgdheid. In Genève is de Ontwapenings conferentie bezig, naar middelen te zoeken om meer waarborgen te scheppen voor den vrede tus- schen de volkeren. Maar wij vragen ons in den laatsten .tijd wel eens af, of er niet meer aanleiding is voor na tionale dan voor internationale vredes-politiek. In Japan gebeuren op het oogenblik zeer ernstige dingen. De laffe moord op een weerloo- zen ouden man, die in zijn eigen huis door tal van jonge kerels, waarvan eenigen hem nog vast hielden, werd neergeschoten, is er een teeken van. Alssymptoon is deze moord veel erger dan die op President Doumer, want laatstgenoemde viel als slachtoffer van een dolzinnig persoon, ter wijl de moordenaars in Japan stellig een beweging vertegen woordigen. Tal van factoren werken er toe mede, om den binnenlandschen toestand in Ja pan zeer gespannen te maken, en me i heeft hier bovendien het beeld van een volk, dat feitelijk aan alle kanten uit zijn grenzen barst, een land waarvan het grondgebied te klein is geworden. Ook in dit volk werkt het fas cisme als een macht van onrust en opstand. Zie verder naar Duitschland. Ook daar heeft de politieke strijd slag op slag aanleiding tot aller lei uitbarstingen, ook daar lijden de botsingen tusschen partijen en groepen tot een felheid, die vaak niet blijft bij de zedelijke kracht van het argument, maar (zelfs tot in den Rijksdag toe) tot schelden en mishandelingen aanleiding geeft. En ook daar is het fascisme de sterkste bron van onrust en steekt het den communisten naar de kroon. In Engelsch-Indië botsen de rassen en godsdiensten tegen el kander op. Resultaat „De straten bezaaid met lijken". „De ziekenhuizen niet vol doende om alle gewonden op te nemen". Wij noemen slechts enkele voorbeelden. Er zouden er meer te noemen zijn. Uit alles blijkt, dat de binnenlandsche toestand in verschillende landen gespan nen is en tot bezorgheid aanlei- ding geeft. Er is dan ook reden om te vragen welk waarachtig succes zal het ontwapenings- streven kunnen hebber., als er niet eerst een betere toestand is gekomen binnen de grenzen van alle landen Materieele vermindering van bewapening is prachtig, maar zonder moreele verbetering zal zij weinig resultaat brengen. Het is een opmerkelijk feit, dat in vele landen op het oogenblik de toestand en verhoudingen naar buiten (d.wz. in betrekking tot andere landen) veel beter zijn dan die naar binnen. Onrust en gevaren dreigen veel meer natio naal dan internationaal. En daar om moet het streven van ieder die het in dezen ontzaglijk zwa- ren tijd met zijn land en zijn volk goed meent, gericht zijn op de bevordering van orde en rust, op het hooghouden van een rechtvaardig gezag en een sterk, eerlijk bestuur. Veel meer dan elkander be dreigen op het oogenblik de volkeren zichzelf. Ierland. Zooals bekend verzet de Vale ra, de nieuwe president van den Ierschen Vrijstaat zich tegen den eed van trouw aan den Engelschen koning, als symbool van de een heid van het Britsche Gemeene- best. Men moet Ier zijn om te kunnen beseffen, wat dit voor het lersche volkskarakter beteekent. De Engelsche Regeering hecht aan dit symbool groote waarde. Immers het is voor Groot-Brit tannië een heel gelag geweest om de onafhankelijkheid van de Do minions te moeten erkennen de ze zullen iets meer waardeering moeten toonen voor de wijze, waarop het Engelsche volk zich aan de veranderde mentaliteit heeft aangepast. Dat de Britten niet gaarne eiken band willen vernie len, die hen onderling verbindt, is te begrijpen en wanneer zij in den eed aan den Engelschen ko ning dit symbool zien en ook niets meer, dan grenst het aan kwaden wil om zich daaraan te onttrekken. Wanneer men de economische verhouding ziet tusschen Enge land en Ierland, dan bemerkt men dat Engeland de beste afnemer is van de lersche goederen, ter wijl Londen de kapitaalmarkt is voor het aame groene eiland. Wat moet Ierland doen, wanneer die steun haar ontvalt? Welk kapitaalrijk land is genegen aan een land geld te verstrekken, dat in politieken onmin met het machtige Engeland leeft? Wij bijv. hebben geld... wij zoeken afzetgebieden voor onze industrie, terwijl Ierland afnemer is van belangrijke kwantiteiten fabrika ten. Toch zullen weinig Neder- landsche kapitalisten bereid ge vonden worden om hun liquide middelen naar Ierland over te hevelen en groote hoeveelheden export-goederen naar Dublin te zenden. Bovendien zal men de boosheid van Engeland niet wil len riskeeren. De Engelsche minister Thomas heeft verklaard, dat, indien Ier land de anti-eed-wet aanneemt, Engeland er niets voor voelt om onderhandelingen te openen over een nieuwe economische over eenkomst. Hetgeen met andere woorden wil zeggen, dat Londen er niet aan denken zal, Ierland toe te laten op de komende con ferentie te Ottawa en dat onder linge faciliteiten, welke aldaar eventueel zullen worden gegeven slechts kunnen gelden voor die dominions, die zich aan de ver- drags verplichtingen houden. Wanneer het lersche Parlement den eed van trouw aan den En gelschen Koning afzweert (de Dail heeft het voorstel reeds in derde lezing aangenomen, zoo dat het woord nu aan den Senaat is) zullen de Ieren als vreemde lingen worden beschouwd. Zij mogen alsdan geen betaalde functie in Engeland vervullen, ingevolge de strenge immigratie- wetten tal van goed gesalari eerde leren zullen alsdan hebben te repatrieeren en de armoede op het eiland komen vergrooten. Van preferentieele rechten zal het worden uitgesloten, terwijl ook de financiering niet meer zoo vlot zal kunnen geschieden. Het Ltndbergh-drama. Wel geen enkele gebeurtenis, sinds het sluiten van den wapen stilstand, zal een zoo diepen in druk gemaakt hebben in alle kringen van het Amerikaansche volk, als het vinden van Lind bergh's vermoorde kind, vooral nu blijkt, dat de kleine al lang niet meer in leven was, toen de ouders nog de hcop koesterden door onderhandelingen met de ontvoerders hun baby terug te krijgen. Algemeen constateert men diepe verontwaardiging over het cynisme, waarmede de ont voerders getracht hebben den ouders een groot bedrag aan geld te ontfutselen, door valsche hoop bij hen te wekken. In geheel Amerika (en ook daarbuiten) is de verontwaardi ging buitengewoon groot. In de restaurants spreekt men over niets anders dan over de afschu welijke misdaad. Iedereen riep om nadere berichten. Zooals gemeld, werd de ont dekking van het lijkje gedaan door twee mannen, die per auto de plek op ongeveer 3 K.M. van Lindbergh's woning toevailig passeerden en een kindervoetje buiten de bladeren zagen uit steken. Zij waarschuwden on middellijk de politie, die het lijkje, dat reeds in verregaanden staat van ontbinding verkeerde, naar Trenton overbracht. Het lichaam moet reeds lang op die plaats gelegen hebben, want er was weinig anders meer over dan het geraamte. De identifica tie geschiedde door de kleeren en enkele bijzondere kenteekenen. Toen het lichaampje gevonden werd, was het geheel bedekt met bladeren en aarde lag het met het gezicht omlaag. Bij de lijkschouwing bleek, dat de dood was ingetreden tenge volge van een schedelbreuk, ver oorzaakt door een slag of door dat de kleine uit een auto was geworpen. In den schedel be vindt zich ter hoogte van het (Wordt vervolgd) AXELSCHE COURANT Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postrek. 60263. 36) Hij legde zijn hand vertrouwelijk op mijn schouder en zeide met een glimlach Wel vriend, je hebt de boel mooi op stelten gezet. Ik herin ner me niet dat een mooie vrouw er ooit zoo in geloopen is. Maar als je verstandig bent, ga dan vanavond niet alleen naar huis. Ik heb mijn zwaard, markies, antwoordde ik trots. Maar kan u dat ook tegen een messteek in den rug behoeden merkte hij op. Wie hebt u bij u Mijn lakei, Simon Fleix, wacht Op de trappen. Goed, maar dat is niet genoeg, antwoordde hij. U deed er beter aan eerst met mij mede te gaan, dan kan ik u drie of vier bedienden geven om u thuis t' brengen. Wilt u wel gelooven, dat je of een heel schran dere of een heel domme man moet zijn Het eerste daar doe ik mijn best voor en het tweede, dat hoop ik niet. Wel, u hebt een brutaal stukje Uitgehaald. U hebt den vijand laten voelen wat hij van u te wachten heeft, en ik verzeker u, dat hij dat onthouden zal en of u er nu verstan dig of dom aan hebt gedaan, dat zal de tcekomst moeten Ieeren. Binnen een week zullen we meer weten, antwoordde lk. Hij keek me aan. U neemt het ttog al kaim op, zeide hij, Ik ben sedert veertig jaar bezig met me tegen alle mogelijke menschen te verdedigen, hernam ik. Hij mompelde iets. deed zijn jas aan en we vertrokken. Op straat verzocht hij de andere heeren die ons bege leidden, hun zwaarden gereed te hou den en daar we bovendien nog oir- ringd waren door eenige bedienden, die eveneens gewapend waren en fakkels voor ons ophielden, was het een heele optocht. Aan de woning van den markies wilde ik onder de meeste dankbetui gingen afscheid van hen nemen, maar hij drong er op aan, dat ik met hem naar binnen zou gaan om met hem te soupeeren. Twee vrienden zaten met ons aan en met ons vieren maakten we ons vroolijk over wat dien avond was voorgevallen. Ik hoorde dat de heer de Brühl aan het hof niet zeer gezien was, maar daar hij er de slag van had om den koning op zijn hand te krij gen en hij bovendien vermaard was om zijn moed en goed met het zwaard kon omgaan, had hii voornam» tijk na den dood van de Guise een groote groep volgelingen gekregen. De toestand is zoodanig, merkte een der heeren op, dat er op het oogenblik niets in Frankrijk is, waar een man, die een beetje durf heeft, zich niet van meester zou kunnen maken. Ja, dat is zoo, beaamde de Ram» bouiliet en zich tot zijn bediende wendend: Zeg eens, waar is mijn heer Francois? De bediende antwoordde, dat hij met ons van 't kasteel was terugge komen en ik bemerkte nu, dat de ge' miste man de bewuste jongeling was, die me dien avond op de trap telkens had weggeduwd. Hij bieek een van de naaste bloedverwanten van de Rnmbouillet te zijn. Ik nam afscheid en begeleid door twee lakeien ging ik tegen midder nacht naar huis. De maan was opge komen en het va: licht genoeg om zonder fakkels te zien. Ik verzocht dus aan de lakeien om deze uit te doen. Het was gaan vriezen en er stond een scherpe wind, zocdat we sntl doorliepen. Terwijl we zoo voort liepen dacht ik aan den vorigen keer, dat ik in Blois geweest was, en ik met de zorg van de freule belast was. Ik dacht aan mijn moeder, die in zulke ellendige omstandigheden was gestorven. Ineens schrok ik door de plotselinge verschijning van drie mar- nen, die uit de schaduw van een tuinmuur te voorschijn kwamen en weer verdwenen om den hoek van de straat. Ik vertrouwde dit maar half, en daar we kort daarop gekletter van wapens en een luid geschreeuw hoorden, riep ik Simon Fleix toe hen te volgen, daar ik begreep, dat er een of andere onschuldige man het slacht offer zou zijn geworden van die kerels. Toen we de straat waren ingeloc» pen, waar te waren verdwenen, trok ken we onze wapens es zagen we dat twee mannen de vlucht namen, ter wijl er twee op den grond lagen, waarvan er een opstond. U bent juist op tijd gekomen, mijnheer, zeide deze buiten adem. Ik ben u zeer verplicht, wie u ook bent. De ellendelingen hadden me al op den grond gegooid en als u een paar minuten later was gekomen zou mijn moeder kinderloos zijn geweest, Zijn stem kwam mij bekend voor en een van de lakeien van de Rambouillet zei mij, dat het de heer Fiancois was. Stil stommeling, antwoordde de vreemdeling, ik v roeg niet om mijn naam. Ik hoop, dat u niet gewond bent, mijnheer, zeide ik, mijn zwaard we derom in de scheede stekend. Alleen een weinig geschramd, zeide hij zonder eenige verbasing, ofschoon hij bemerkte wie hemeiger- lijk te hulp was gekomen, want hij scheen mijn stem herkend te hebben. Ik maak u wel mijn compliment, mijnheer de Marsac, ik geloof, dat u even handig met het iwaard is, als met uw tong. Ik maakte een buiging. Is deze man erg gewond vroeg ik. Stil. Ik dacht, dat het met hem gedaan was, maar ik ben er toch niet zeker van. De ongelukkige begon hierop op beklagenswaardigen toon uit te roe pen, dat hij een priester wilde hebben. O,.) dat oogenblik kwam juist Simon Fleix terug, die zijn fakkel aan die van een voorbijganger had opgesto ken. We zagen nu, dat de man bloed opgaf en misschien nog slechts een half uur te leven had. Ik geloof dat er nog wel Iemand gehaald kan worden, mompelde de heer Francois Gil, ging hij voort, loop vlug naar de sacristie in de Rue St. Denis en haal een priester, of wacht even, laten we hem eerst even tegen dien muur aanleggen, want de wind is hier zoo scherp. De mannen namen den stervende op en legden hem op een beschutte plek. 1* volgde hem daar ik den neef van de Rambouillet niet aan zijn H wil 3e overlaten, hoewel ik toch ook weer geen lust had om me er mede te be moeien. Nog voordat Gil terug was zag ik een pr ester komen en ik weet niet, waar hij vandaan kwam, maar wel merkte ik op, dat hij in plaats van zich dadelijk met den stervende te moeien, mij strak bleef aankijken. Ik begreep eerst niet, w&t dat beteekende, maar toen ik goed toekeek, zag ik dat het de monnik was, dien ik bij mijn moeder gezien had. Verbaasd over zooveel brutaliteit, dat hij niet alleen mij zoo durfde aanstaren, maar zich ook nog voor priester uitgaf en aan stalten begon te maken om een ster vende te bedienen, deden mij buiten mezelf geraker, te meer daar zijn oogen me op een ailerkwaadaardigste uitdagende wijze hadden aangekeken. Toen ik in dreigende houding naar hem toeging, viel hij plotseling op de kniëen en sloot de oogen. Ik liet hem echter begaan en na nog een oogenblik met den heer Francois te hebben gespreken, trad hij op mij toe. Vader Antoine, zoo zei men, schijnt u te kennen en zou graag een een woordje met u spreken. I Nu ik ook, antwoordde ik woe dend en het scheelde weinig of ik had den kerel geslagen. ik heb lang op dit oogenblik gewacht. Zoo, zoo, daar hebben we dus den zoon die tegen de Ligue vecht. Ik braakte van woede: Watellen deling, zou je mij durven behandelen, zooals je het mijn arme moeder gedaan hebt. Als je dan maar weet, dat ik hier in Blois teruggekomen ben, om me op jou te wreken.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1932 | | pagina 1