Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. Als Tolstoi terugkeerde. No. 82. VRIJDAG 22 JANUARI 1932 47 e Jaarg'. J. C. VINK - Axel. FEUILLETON. Een moeilijke taak. Binnenland. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-UITGEVER Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postrek. 60263. ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franc» ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. Gravin Tatiana Tolstoi, doch ter van den wereldberoemden Russischen schrijver, graaf Leo Tolstoi, woont reeds vele jaren niet meer in Rusland. De revo lutie deed haar wijken- Zij is een groote Tolstoi-kenner en hield in alle landen van Europa lezingen over het leven en werken van haar vader. Daarbij bezocht zij destijds ook Nederland en had o.a. in Den Haag met een voor dracht over Leo Tolstoi groot succes. Tatiana Tolstoi heeft zich tot levenstaak gesteld de manus cripten, notities en werken van den auteur te rangschikken en te verzamelen en ook uit de cor respondentie van haar vader en de herinneringen aan zijn parti culiere leven ontleende zij tal rijke gegevens voor hare boeiende voordrachten. We laten hier volgen een dier interessante bijdragen van gravin Tolstoi, welke we ontleenen aan een nummer van de „Avp." Het lijkt lang niet gemakkelijk voor iemand, die erover denkt nog eens naar Rusland terug te keeren aldus vangt de schrijf ster aan om het in den titel genoemde onderwerp te behan delen. Het is duidelijk, dat een veroordeeling van de toestanden, zooals deze tegenwoordig in mijn vaderland heerschen, onverstan dig zou zijn terwijl het opheme len ervan zou moeten leiden tot een ernstige verdenking van de zuiverheid mijner beweegredenen. Gelukkig evenwel, sluit de Russische beteekenis van het woord „Europa" Rusland nadruk kelijk uit. Wij zeggen, bij voor beeld, dikwijls„de Russische gewoonte is niet, zooals die in Europa, zus of zoo." Rusland wordt door ons als een aparte eenheid beschouwd en in dezen zin moet het woord „Europa" in bovengenoemden titel worden opgevat. Laat mij eerst duidelijk ver klaren, dat Tolstoi altijd de ge dachte ver van zich afwierp, dat 6) Nirt'egenstaande de koude, want het had 's nachts hard gevrorer, zaten er zes soldaten in de herberg te drinken en te spelen. Mair deze lieden namen geen notitie van ten. Ik ging daar om naast hem zitten en bestelde wijn. Hij bear t voorde mijn groet koeltjes en zag mij wantrouwend aan. U behoeft niet naar mij te kijken alsof ik een hond ben, bromde hij in eens. U bent zelf niet veel bijzonders of het mocht soms zijn, dat u zich weer een beetje voelt, na uw bezoek aan het hof, en hij begon zoo hatelijk te lachen, dat ik werk had om mij te bedwingen. Ik beheerschte mij echter, ofschoon mijn gezicht gloeide. Weet u daar dan van vroeg ik, zoo onverschillig mogelijk kijkend. Nu, wie zou daar niet van ge hoord hebben, zeide hij grinnekend. Het onderhoud van den jonkheer de Marsac met den koning is t p aller lippen, maar Zwijg er nu maar verder over, riep ik uit. Ik waarschuw u nog ver der den spot met mij te drijven, Maar ik heb er nu eenmaal plelzier in, zeide hij grijnzend. Schei er over uit, gebood ik met iets waarschuwends in mijn stem. Ik ben gekomen om over iets anders te Bpreken. Hij weigerde niet om te luisteren, tnaar gooide het eene been over het hij een leer verkondigde, die ook maar in het geringste afweek van de allereenvoudigste Chris telijke opvatting, volgens welke men anderen moet behandelen, zooals men dit zelf wenschte te worden gedaan. Hij had een hekel aan de pogingen, die van tijd tot tijd werden aangewend om de een of andere Toistiaan- sche secte te vormen. Den invloed, dien hij uitoe fende, kan men tegenwoordig, evenmin ais toen hij nog in leven was, moeilijk bepalen men kan alleen zeggen, dat hij velen in vele landen beïnvloed heeft. Deze invloed dankte zijn ontstaan oogen- schijnlijk minder aan zijr. eerste romans „Oorlog en Vrede", „Anna Karanine", „Sebastopol", „De Kozakken", enz. dan aan zijn latere werken, zooals: „De Biecht", „Wat ik geloof", „Wat moeten wij dan doen en zijn „Schetsen"; nog duidelijker ech ter, aan zijn korte verhalen, spe ciaal voor het volk geschreven, de z.g. „drie-en-twintig vertel lingen". Hij deed steeds een be roep op de menschen om elkan der vrijwillig en zonder bijoog merken te dienen, allen nationalen- en klassenhaat te laten varen en te trachten in te zien, dat 's men schen hoogste goed niet stoffelijk is, maar geestelijk, en dat het niet kan gedijen door wrok, on- eenigheid en strijd. Alles wat den vrede, de harmonie en de onder linge hulpvaardigheid bevordert, kon rekenen op zijn volledige instemming; het menschdom leeft uitsluitend voor deze dingen, die nooit uit de wereld verdwenen zijn, zelfs niet gedurende den grooten oorlog en de periode, welke daarop volgde. „Waarvoor de menschen leven" is dan ook de titel van een zijner beste ver halen. Alles wat den mensch ophitst tegen zijn medemensch, of# dit nu al voortspruit uit ras senhaat of uit klasse- of geloofs- vooroordeelen, was hem altijd een doorn in het oog. Als men mij vraagt, iets aan te wijzen, waaruit men het bewijs zou kun nen pulten, dat zijn invloed leeft andere en begon op zijn grove manier te fluiten. Daar ik nog een laatste troef had, zeide ik: Ik geloof toch niet, vriend, dat geld op het oogenblik voor ons beiden iets onverschilligs zal zijn. Voordat ik uitgesproken had, had hij zich met een ruk omgekeerd en met een luiden vloek had hij zijn gezicht vlak btj het mijne gebracht. Hoor eens jonkheer de Marsac, riep hij woedend, voor eens en vooral, het doet er niet toe, maar ik heb nu geen geld en kan het niet teruggeven. Ik zeide u veertien dagen geleden, toen u het mij leende, dat u het bin nen drie weken terug zoudt krijgen, maar ik heb hi t nu toevallig niet. Begin er maar niet over te zeuren, tk kin het nu niet teruggeven. Loop rond met dat geld, riep ik. Wat? vroeg hij verbaasd. Laat dat geld voor wet het is, herhaalde ik waardig, daarvoor ben ik niet hier gekomen. Ik ben gekomen om u werk aan te bieden, heel goed betaald werk, als u tenminste naar me luisteren wilt, mijnheer de Fresnoy. De kwestie is, dat ik me in een avon tuur ga begeven, waarvoor ik hulp noodig heb. Fresnoy zag me wantrouwend aan en keek naar mijn verskten plunje. Ik sou u heel graag helpen, zeide hij, maar ik zou het geid wel eerst willen zien. Dat zal je ook, antwoordde ik. Dan ben ik uw man, reken op me, tot in den dood, riep hij uit» ter - wijl zijn hand met een slag op mijn arm neerkwam. En wat is er aan de hand De heele zaak is dat ik een vrouw ga schaken, antwoordde ik koeltjes. en doorwerkt in het hart der menschen, zou ik willen wijzen op het feit, dat er in alle landen nog steeds vraag is naar de korte, eenvoudige verhalen, die hij schreef voor den boer en den arbeider en welke zoo uitste kend geschikt zijn voor kinderen en menschen, die weinig tijd of geld kunnen besteden aan de literatuur. Ik ben blij, dat er bij voorbeeld in Engeland, een goed- koope, handige uilgaaf bestaat in een vorm, dien mijn vader spe ciaal aanbeval en die zoodanig vertaald is, dat zij zijn volledige goedkeuring wegdroeg. Wat zou Tolstoi nu wel den ken van het tegenwoordige Euro pa, in verband nl. met wat hij als hoofdzaak beschouwde ge durende zijr. laatste dertig levens jaren Wat den godsdienst aangaat, zou hij, naar ik meen, aan den eenen kant van oordeel zijn, dat de godsdienstige wereld, minder dan een halve eeuw geleden, toen hij er het eerst over schreef, den nadruk legt op de dogma's en het bijgeloof, waarvan hij zoo'n afkeer had. Hij zou ook vinden, dat in een groot gedeelte van Europa het botte materialis me, waartegen hij streed, terrein verloren heeft, hoewel ik aan den anderen kant vrees, dat hij een alomverspreide onverschilligheid voor ernstige vragen zou ont dekken en een algemeene ver warring met betrekking tot de zedelijke grondslagen, waarop ons leven behoort te rusten. Wat de maatschappelijke pro blemen betreft, die hij behan delde in „Wat moeten wij doen zou hij aan den eenen kant zien, dat de materieele levensstan daard van den arbeider en den boer aanmerkelijk gestegen is, maar dat dit bereikt is, minder door opoffering van de zijde van diegenen, welke door medelijden vervuld, de lasten der armen wil len helpen dragen, dan door 's menschen steeds toenemende heerschappij over de stof. En de ijverzucht, de achterdocht en de klassenhaat, die het hart verder- Hij begon te fluiten en keek me met zijn brutale oogen aan. Een damel riep hij uit. Ik zou kunnen begrijpen dat een jonge man zin in zoo iets heeft, maar.... maar enfin, dat is uw zaak. Wie is het Dat is ook mijn zaak, antwoord de ik gereserveerd. Alles Wet u te doen hebt, miji- heer Fresnoy, ging ik voort, is in mijn dienst te komen voor een dag of tien. Ik za! voor een paard zorgen en u twee kronen per dag betalen en noe tien er bij als we succes hebben. U moogt echter wel bedenken, dat het een zeer gevaarlijke geschiedenis is. Neemt u het aan Waar het om gait dat hoor ik dus niet, begon hij, terwijl hij zijn zwaard heen en weer liet slingeren. Neen, daar hoort u niets van ant woordde ik beslist. Ik moet wel tot een moeilijken s ap overgaan, om mijn berooide hnanties weer op orde te brengen, dat is het eenige wat ik zeg gen kan. Als u dus geen lust hebt om met gesloten oogen uw leven in de weegschaal te stellen, dan zal ik zien iemand anders er voor te krijgen. Hij was, zooals ik heel goed wist, niet in onittindigheden om zulk een voorstel af te slaan en plotseling nam hij het dan ook, met een voorge wende opgewektheid, aan. Ik vertelde hem daarop dat ik vier gehuurde mannen noodig had om ons te vergezellen. Fresnoy bood aan hier voor te zorgen, met de mededeeling dat hij juist vier geschikte mannen voor me wist. Ik verzocht hem er maar twee te huren, daar ik te uitgi* slkpen was om me zelf heeiemaal aan hem over te leveren en nadat ik hem geld had gegeven om een paard te ven en het leven verbitteren, zijn niet merkbaar verminderd en evenmn is, niettegenstaande de menschen minder gebrek lijden, de liefde in de plaats getreden van den haat, zooals hij ver langde. Inzake het sexueele vraagstuk zou hij zeer zeker met smart er varen, dat in plaats van een vooruitgang op het gebied van kuischheid en zelfbedwang, een opvallende toename van losban digheid en roekeloosheid te con- stateeren valt, alsmede een alge meene neiging om het huwelijks geluk op te offeren aan het toe geven aan ongebreidelde harts tochten. Op dit punt waren zijn gevoelens zonneklaar en de toestand der maatschappij zou hem ongetwijfeld verontrusten. Wat vrede en oorlog betreft, ik ben ten zeerste verheugd, dat den schrijver van „Oorlog en Vrede" de ellende bespaard is gebleven, getuige te hebben moe ten zijn van den strijd, die de wereld van 1914 tot 1919 heeft vaneengereten. Heden ten dage zou Tolstoi, als hij terugkeerde,, eenige hoopvolle teekenen zien, zooals den Volkenbond, hoe een zijdig en onvolmaakt deze ook mag zijn, en de toenadering, welke reeds bereikt is tusschen Frankrijk en Duitschland. Maar als hij zag hoe Europa, na de vreeselijke lessen van den laat- sten oorlog, voortgaat enorme bedragen te besteden aan de voorbereiding van verdere oor logen en nog steeds niet bereid is, de slagboomen tusschen de volkeren onderling op te heffen, zou hij moeten gelooven, dat dit alles het gevolg is van den waan zin, welke voortspruit uit het, tot een gewoonte geworden, lang durige misbruikmaken van de menschelijke rede en het in slaap sussen van ons geweten. Voor zoover de kunst betreft, die hem zijn leven lang zoo na aan het hart lag, met diep leed wezen zou hij zien, dat het veel zeggende aphorisme van Flet cher: „Als iemand alle balladen zelf kon schrijven, zou het hem koopen en een afspraak gemaakt had voor één uur s' middags, ging ik heen. Ik begon in te zien dat de koning de gevaren vau een avontuur, waarvoor hij slechts menschen, die in moeilijke omstandigheden waren, had uitgezocht, niet onderschat had. Daarbij kwam nog dat mijn toekomstig gezelschap niet bepaald uit vertrouwde leden zou bestaan en ik van hun kant evenveel te vreezen had als van den kant van mijn vijand. Ik wachtte dan ook zon der veel hoop de volgende dagen af, die ieder uur zwaarder op nsij begot. - nen te drukken. Het was echter te laat om terug te komen op mijn besluit en ik ging dus voort met toebereidselm te maken. Verder huurde ik een paar mannen, die mij wel niet buitengewoon be trouwbaar toeleken, maar die een paar flinke paarden bezaten. Bovendien kocht ik nog een tweetal paarden, en wel één vopr de onbekende dame en één voor haar kamervrouw. Nadat ik al deze uitgaven gedaan had hield ik nog tweehonderd en tien kro nen over. Eerst wist ik niet hoe die som goed te bewaren en haar toch altijd bij de hand te hebben. Op raad van den smid, die mijn wapens in orde maakte naaide ik ze in een linnen zakje, die ik tusschen mijn zadel vastmaakte. Er viel een zacht regentje in de stra ten, toen ik even na het middaguur met mijn twee mannen achter mij, naar de Noorderpoort reed. Er waren zooveel menschen op straat, dat wij ongemerkt voorbij konden gaan. Toen wij het rendez-vous bereikten, dat zich op een mijl buiten de poort bevond, was Frestt^y daar reeds met vier mannen, Hij reed ons tegemoet koud laten, wie de wetten schreef" nog niet algemeen wordt begre pen. Want de ballade, in bovenstaande beteekenisde ge- heele kunst van een tijdperk beïnvloedt het gevoel van den mensch en dit gevoel bepaalt zijn gedachten, zijn houding, zijn gewoonten, kortom zijn geheele leven, zoodat zelfs de wetten, die hij maakt of aan welke hij zich onderwerpt, afhankelijk zijn van het gevoel, dat de kunst in hem heeft opgewekt. De kunst be hoort te worden en ook te worden beschouwd, als „een orgaan, even belangrijk als de wetenschap, voor ons leven en den vooruit gang van het menschelijk ge slacht". Tolstoi zou de kunst veroordeelen, die, zooals heden ten dage te vaak geschiedt, wordt dienstbaar gemaakt aan lage doel einden, weelde en trots. Om alles nog eens in 't kort samen te vatten indien mijn va der nog in Europa kon terug- keeren, zou hij de eeuwenlange worsteling tusschen goed en kwaad nog steeds zien voort duren, met vooruitgang aan den eenen kant en achteruitgang aan den anderen en hij zou zeggen, zooals hij zeide, toen hij nog bij ons was „het voornaamste in het leven is, dat de mensch zich ver bindt met de andere menschen, en het slechtste is, dat de men schen zich van elkaar afwenden". Het zou hem genoegen doen, als hij wist, dat eenige zijner boeken nog steeds gelezen wor den en de menschen van ver schillende rassen tot elkaar bren gen en met elkander doen deelen in„de geheimzinnige vreugde van den band, die, tot over het graf heen, ons verbindt met allen, die in het verleden dezelfde ge voelens hebben gekoesterd en met alle menschen in de toekomst, die er nog door zullen worden beïnvloed". Beloond. Als bewijs van erkentelijkheid voor de goede diensten, die zijn met een hartelijk: „Welkom, mijnheer de kapitein I" Goeden middag, zeide ik, de teu gels inhoudend, maar wie zijn dat alle maal, mijnheer Fresnoy, en ik wees met mijn rijzweep naar de vier mannen. Hij probeerde er zich met een lach af te maken. O, die, antwoordde hij, dat is ge makkelijk te begrijpen, ik zal het u even uitleggen. Deze heeren wilden volsttekt niet gescheiden worden en nu heb ik ze allemaal maar medege bracht. ik kan u verzekeren dat u niet gemakkelijk vier zulke flinke, dappere kerels zult vinden. Het waren inderdaad vier groote sterke mannen en ik begreep, dat ik geen aarzeling mocht toonen. Twee of geen. mijnheer Fresnoy, zeide ik gebiedend. Ik heb dezen mor gen tegen u gezegd voor twee man nen te zorgen, twee wil ik er dus maar hebben, meer is niet noodig. De prins van Condé had deze mannen in dienst, [zeide hij onwillig, De prins van Condé had wel meer eigenaardige menschen in dienst, mijnheer Fresnoy, antwoordde ik, hem vlak in de oogen kijkend. We zullen er dus twee netnende twee anderen kunnen we missen. Hij scheen een oogenblik te aarze len alsof hij niet wenschte te gehooi* zamen, maar eindelijk wendde hij zich tot de mannen en gaf aan twee hun congé. Fresnoy wilde thans op weg gaan, maar ik stond er op dat we zou den wachten, totdat de mannen geheel uit het gezicht waren. (Wordt vervolgd,) Beheersch uw gemoed, als gij niet wilt dat het u zal hehemcheht AXELSC COURANT

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1932 | | pagina 1