Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwseh - Vlaanderen
No. 6
VRIJDAG 24 APRIL 1931.
47e Jaarg.
J. C. VINK - Axel.
meer vreugde.
FEUILLETON.
Binnenland.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-UITGEVER
ADVERTENT1ËN van I tot 5 regels 60 Cent voor
eiken regel meer 12 Cent. Greote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën werden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
Eerste Blad.
Lieve tijdgenoote, ik weet wat
gij denkt wanneer gij dezen titel
leest. Gij wantrouwt mij, gij ver
denkt mij van onoprechtheid.
Gij hebt reeds zooveel derge
lijke menschen ontmoet en het
leven heeft u geleerd voorzich
tig te zijn. Gij hebt reeds te
dikwijls vertrouwd op voorge
wende vriendschappen, en gij
hebt u reeds dikwijls voorgeno
men, voortaan te beginnen met
wantrouwen om dergelijke te
leurstellingen te voorkomen.
Doch ik weet ook, dat gij in
uw hart nog altijd verlangt naar
vreugde, als een kind naar zijn
moeder dat de vreugd een
levensbehoefte voor u is, evenals
eten en drinken. Het wantrouwen
tegenover de wereld om u heen
is als een pantser, waardoor gij
niet vrij kunt ademen. Gij zoudt
het graag geheel afwerpen, doch
gij durft het niet.
Duizenden dingen hebben dit
wantrouwen in u gevoed. Ik ken
ze, want ik heb ook zelf den
moeilijken tijd doorleefd, waarin
gij thans verkeert en die u afge
mat heeft. Ik verwachtte ook
niets goeds meer van de men
schen en daarom kan ik ook uw
voorzichtigheid begrijpen en maak
u daarvan geen verwijt. Ik hoop
alleen, dat gij dit wantrouwen
wilt laten varen tegenover mij
en mijn woorden.
Ik ben zelf ook geen gunste
ling van het lot. Ik behoor ook
niet tot de menschen, voor wien
na een moeilijke jeugd, plotse
ling alle zorgen wegvielen en
die, sinds dien gelukkigen omme
keer in hun leven, geen werke
lijke moeilijkheden meer hebben
gekend. Ik heb op het oogenblik
nog evenzeer met tegenspoed te
kampen als gij. Doch ik heb de
vreugde teruggevonden en wil
die ook aan anderen geven.
Terwijl ik dit zit te schrijven
kijk ik eens mijn kamer rond
ik zie door het raam op de vuil-
grauwe binnenplaats, die niet
veel grooter is dan mijn kamer;
er staat geen boom, geen struik,
geen bloem, geen grashalm, geen
enkele vogel. Het is een omge
ving, waarin men zich moe gaat
gevoelen, lichamelijk en geeste
lijk; er is hier veel levenskunst
noodig om opgewekt en vertrou
wend te blijven.
Ik kijk naar de ruiten van de
armzalige huizen aan den over
kant van het plaatsje en ook
daar is niets vroolijks te zien.
Integendeel, ik weet, dat achter
elk venster de zorg woont en dat
de menschen er arm zijn aan
geld en goed, doch nog veel
armer aan levensvreugde. En dat
is de bitterste armoede.
Doch deze sombere overwe
gingen mogen mij niet beheer-
schen. Ik heb nog iets mogen
behouden: mijn zoontje, dat
juist op dit oogenblik vroolijk
lacht. Is dat geen vreugde en
geluk genoeg, om mijn leven te
vullen? Ben ik niet rijk? Ik leef
onder moeilijke omstandigheden,
dat is waar, doch het allernoo-
digste heeft mij ook in den erg-
sten tijd niet ontbroken en mijn
jongen is gezond.
Zijt gij ook niet rijker, dan gij
op het oogenblik misschien be
seft Ik hoop 't van harte. Doch
ook onder de meest troostelooze
omstandigheden behoeft gij niet
te wanhopen. Velen hebben alles,
wat men zich maar kan denken
en gaan toch onvoldaan door
het leven. Dat komt, omdat
vreugde iets anders is dan ver
strooiing en begoocheling der
zinnen. Wanneer elke wereld-
sche wensch kan worden vol
daan door geld, wordt het leven
vervelend en eentonig, omdat
men er niets meer van heeft te
verwachten, omdat de wenschen
te vroeg en te rijkelijk vervuld
zijn.
De ware vreugde is echter
onafhankelijk van uiterlijke om
standigheden. Wanneer wij aan
den schaduwkant van het leven
staan, kan elk zonnestraaltje ons
dubbel verkwikken. En zelfs al
blijven de zonnestralen uit, al
brengt de dag ons geen aangename,
doch onaangename verrassingen,
dan kunnen wij onszelf nog
moed inspreken, als wij beden
ken, dat de rijkdom van het
leven niet bestaat in geluk of
ongeluk, maar in de groote ver
scheidenheid van emotie's, waar
door ook de eenvoudigste zijn
gevoelsleven kan ontwikkelen.
Wij kunnen niet alleen zelf
vreugde gevoelen, wij kunnen
ook anderen vreugde schenken,
zonder welgesteld te zijn. Een
opgewekt gemoed en een warm
gevoelig hart zijn veel kostbaar
der dan goud en edelsteenen
Vreugde verspreiden is dikwijls
zoo gemakkelijk, wanneer slechts
de goede wil aanwezig is. Een
liefdevolle blik, een vergevens
gezind woord, een handdruk kan
een geplaagd menschenkind weer
moed doen vatten. En wanneer
gij geleerd hebt, op deze wijze
de menschen tegemoet te komen,
dan zal de belooning ook niet
uitblijven. Ondanks alle teleur
stelling en miskennning zal dan
toch blijken, hoe waar het oude
spreekwoord is: „Wie goed doet,
goed ontmoet".
Het rijkswegenfonds en het on
derhond van de rijkswegen.
Van den bond van bedrijfsauto
houders in Nederland ontvingen
we het volgende schrijven
Bij de invoering van de wegen
belasting en de instelling van het
Rijkswegenfonds in 1927, heeft
de minister van Waterstaat uit
drukkelijk betoogd, dat de gel
den die als opbrengst van de be
doelde belasting in het fonds zou
den vloeien uitsluitend besteed
zouden worden voor den aanleg
van nieuwe wegen en de verbe
tering van bestaande, welke in
verband met de toename van het
automobielverkeer noodz'akelijk
was geworden.
Voor het onderhoud der rijks
wegen zou steeds evenals
vroeger een bedrag ten laste
van het IXe hoofdstuk van de
staatsbegrooting in het wegen
fonds worden gestort; dit bedrag
zou niet worden verminderd en
vastgesteld blijven op 41/t mil-
lioen gulden, het bedrag dat on
geveer in 1926 voor dit doel
werd besteed.
Ongetwijfeld was dit standpunt
juist; niet voor wegonderhoud
werd de zware druk van de we
genbelasting op de autohouders
gelegd, neen de verbetering van
het Nederlandsche wegenstelsel
werd uitdrukkelijk als compensa
tie van dezen zwaren druk toe
gezegd.
Helaas is gebleken, dat de toe-
zegg'ng n'et wordt gehouden.
Zooals ook reeds in vroegere ja
ren is gebeurd, is op de begroo
ting van het wegenfonds voor
1931 slechts een bedrag van
f 4 000.000 ten laste van het IXe
hooflstuk gebracht en den aan
drang door verschillende leden
van de Eerste Kamer op den mi
nister van waterstaat uitgeoefend,
om dit bedrag tot 5 millioen te
verhoogen wordt door dezen be
windsman beantwoord met de vol
gende zinsnede in de Memorie
van Antwoord
„Al ware de ondergeteekende
bereid nog eens de mogelijkheid
te overwegen, of de bijdrage ten
laste van het IXe hoofdstuk we
der zou kunnen worden gebracht
op f 5.000.000, dan zou daarvan,
gezien de huidige financiëele om
standigheden, alsmede de ver
wachtingen voor de naaste toe
komst, toch niet het gewenschte
resultaat zijn te verwachten. In
de eerstvolgende jaren zal men
vermoedelijk zelfs nog op verla
ging van het thans uitgetrokken
bedrag bedacht moeten wezen".
Het is duidelijk, dat een der
gelijke handelwijze in strijd met
billijkheid en rechtvaardigheid
moet worden genoemd, omdat
deze zouden vorderen, dat dit
bedrag met de toename van de
lengte van het wegennet en de
aangroeiing van de bevolking elk
jaar in evenredigheid zou stijgen.
Geen wonder, dat de B. B. N.
zich met een adres heeft gewend
tot de beide Kamers der Staten-
Mevrouw Bienjour, vervolgde
PRINA
ZUIVERE
KRISTAL
STIJFSEL
(Ingez. Mededeeling).
Generaal, waarin wordt verzocht
eventueele voorstellen tot verla
ging van bovenbedoelde bijdrage
niet aan te nemén en den Mini-
srer mede te deelen, dat het de
wensch van de Staten Generaal
is, dat deze bijdrage niet beneden
de -vijf miliioen daalt.
Kerkeltyke actie voor den
vrede.
Te Amsterdam is een vergade
ring gehouden van afgevaardig
den van kerkeraden en kerkbe
sturen voor een gemeenschap
pelijke actie voor den verde.
De afgevaardigden vormden
zich voorloopig tot een „Confe
deratie van Kerken van Amster
dam voor den Vrede".
Het doel is een krachtig geluid
voor den vrede in onze hoofd
stad eenparig te doen hooren.
Daartoe zal allereerst een ver
klaring worden opgesteld, waar
mee de Kerken gezamenlijk ge
tuigenis afleggen voor den vrede.
Een commissie werd hiervoor
benoemd.
De bedoeling is met deze ver
klaring, goedgekeurd door de
verschillende kerkeraden, de actie
dezen winter krachtig aan te
pakken opdat zij iets moge bij
dragen tot oplossing der proble
men, die ook de kerken te Am
sterdam te dien opzichte bezig
houden.
Ais voorzitter der voorloopige
confederatie werd benoemd ds.
J. F. v. d. Duyne, pred. der Ned.
(Wordt vervolgd,)
AXELSCHE
COURANT
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postrek. 60263.
9
55)
Ik beloof het u, fluisterde hij.
Vaarwel mijn kind.
Kussend nam hij afscheid en schijn
baar onopgemerkt keerde Sofie terug
en zou haar kamer opzoeken, indien
niet onverwacht een gestalte te voor
schijn trad en de stem had geklonken
van mevrouw Bienjour.
Heb ik u nu eindelijk eens be
trapt? vroeg zij zegepralend. Volg mij
naar het suon, waar mevrouw u reeds
lang wacht en verklaar dit gedrag te
genover een edele vrouw, die gij schan
delijk bedriegt. Het uur van de ont
maskering is nu geslagen.
Nog eer Sofie van schrik was her
steld, stond zij voor mevrouw Mix
tome, die de binnenkomende verrast
aankeek.
Sofie was bleek, doch haar oogen
gloeiden, terwijl zij van angst en ver
warring niet wist of zij waakte of
droomde.
Mevrouw Bienjour keek zegepralend
beurtelings naar Sofie en naar mevrouw
Eugenie.
Wat moet dat beteekenen? vroeg
deze.
Dat beteekent, dat dit onschul
dige meisje inderdaad een geheime
samenkomst in den'tuin had met een
man, van wien zij afscheid nam op
een wijze, waaruit ik besluit, dat zij
op vertrouwelijken voet met hem staat.
Ik zag, dat hij haar omhelsde en toch
was deze man niet graaf Beaucourt.
Sofie bleef met neergeslagen oogen
staan, terwijl bij Eugenie hpt wantrou
wen plaats gemaakt had voor toorn
niet tegen de aangeklaagde, maar
tegen de aanklaagster.
Ik kan niet inzien, welke belan
gen mevrouw Bienjour heeft bij de
bizondere zaken van juffrouw Lepage.
Ik wil er niets van hooren.
Sofie wierp mevrouw Mixtome een
dankbaren blik toe.
Mevrouw Bienjour sloeg haar han
den samen van verbazing.
Mevrouw Mixtome, zoo riep zij,
u schijnt me niet góed te begrijpen.
Dit meisje heeft u gezegd, dat zij
vreemd is in Frankrijk. Zij kent hier
niemand, behalve graaf Beaucourt.
Welnu ik zeg u, zij heeft u bedrogen.
Nog geen twee minuten geleden zag
ik haar in de armen van een man, die
mij onbekend is. Laat zij het eens
loochenen, als zij kan.
Gij zult u vergissen, mevrouw.
Juffrouw Lepage, aldus viel de
oude dame mevrouw Mixtome in de
rede, terwijl ze zich tot Sofie wendde,
kunt gij het tegenspreken, dat ik
zooeven getuige was, hoe gij afscheid
naamt van een vreemden man
Sofie antwoordde niet, hetgeen
Eugenie veronrustte.
Zij kan het niet loochenen, me
vrouw, riep mevrouw Bienjour. De
mooie juffrouw Lepage is een slang,
mevrouw, en gij behoort dit feit vast
te leggen. Gij hebt haar hier voorge
steld aan uwe gasten en haar als ge
lijke geplaatstwelnu, het is uw plicht
u ervan te overtuigen, dat gij uwe gas
ten niet in aanraking hebt gebracht
met een onwaardige. Als zij bewijzen
kan, niets kwaads gedaan te hebben,
wil ik haar gaarne vergiffenis vragen.
Sofie bleef echter verlegen en zwij
gend voor zich staren.
En toch geloof ik, dat gij u
vergist hebt, zeide mevrouw .Mixtome
Ik heb haar bij den arm geno
men en hier gebracht: neen, ik ver
gis me niet. Maar u wil het niet ge-
looven, of ge zult het uit den mond
van juffrouw Lepage zelf moeten hoo
ren. Welnu, juffrouw, aldus wendde
mevrouw Bienjour zich gebiedend tot
juffrouw Lepage, hebt gij van avond
niet iemand in den tuin aangetroffen
Heb ik u geen afscheid van hem zien.
nemen
Even sloeg Sofie de oogen op, en
Eugenie bemerkte hoe wanhopig zij
zich voelde, hoe hare lippen beefden,
z mder een woord te kunnen uiten. Er
heerschte een pijnlijke stilte. Eugenie
begon te twijfelen. Waarom weersprak
Sofie deze beschuldiging niet Waarom
verdedigde zij zich niet tegen dien
laster
Juffrouw Lepage, vroeg mevrouw
Bienjour, kunt gij het loochenen, dat
ge in dienst zijt getreden bij mevrouw
Mixtome om geheime plannen door te
voeren
Een lichte siddering bewees, dat deze
vraag haar geheel ontroerde.
Juffrouw Lepage, zeide Eugenie
medelijdend, geloof mij, ik heb geen
schuld aan dit tooneel. Ik geloof stel
lig, dat mevrouw Bienjour zich be
driegt. Mijn oude vriendin schijnt hard
en wreed te zijn, maar ik geloof aan
den ernst van hare woorden. Niet om
u, want ik vertrouw u volkomen, maar
juist daarom bid ik u te zeggen, dat
mevrouw het abuis heeft, Gij zijt
geheel vreemd in Frankrijk en daar
om is het niet aan te nemen, dat gij
met Iemand van uw kennissen een sa-
menkomst kunt hebben in mijn tuin.
Sofie richtte zich op. Zij verkeerde
in onhoudbaren tweestrijd. Het was
haar eigen moeder, die nu als rechter
voor haar opkwam. Zij kon zich bij
na niet weerhouden zich aan de met
juweelen versierde borst te werpen en
te bekennen. Het was de gedachte
van haar vader, die haar sterkte. In
welk gevaar zou hij komen zijn leven
hing ervan af. Zij kon de beschuldi
ging wel niet weerspreken, maar lie
ver verdroeg ze alles, dan hemtevei-
raden. En zoo was het geen vrees,
die uit haar oogen sprak, rrair een
smeeking was erin te lezen, zoo innig
dat mevrouw Mixtome er zelfs door
werd aangedaan.
Ik kan de beschuldiging van me
vrouw Bienjour niet weerspreken me
vrouw, maar geloof mij, ik ben niet on
waardig. Ik ben geen avonturierster.
Ik bezweer u, mevrouw, vertrouw mij.
Misschien, dat ik eenmaal alles eens
mag verklaren, doch nu kan het niet.
Mevrouw Mixtome ontstelde door
dit antwoord. Het vertrouwen werd
dan toch geschokt. Zij had het meisje
leeren beminnen met meer hartelijkheid,
dan zij kon verklaren. Het was haar
duidelijk geworden, dat Sofie een ge
heim met zich droeg. Maar hoe was
dit voorval te verklaren Toch sprak
er uit haar oogen oprechtheid en rein
heid van haar ziel.
Eugenie maakte een einde aan dit
tooneel.
We zullen de zaak hier niet ver»
der bespreken, Sofie, zeide zij, maar ik
kom u straks even op uw kamer be
zoeken.
Na een wenk vertrok Scfle en begaf
zich zwijgend naar haar kamer.
DPIMA ZUIVERE
KRISTAL STIJFJEl
NV STLfFlELPABRtEK
„DE BIJENKORF"
VOOOMUN
IOC1- PER PAKJEi
SPAART UW WASCHGOED
EN MAAKT HET HELDER
Eugenie vermanend, toen zij met de
oude dame alleen was, ik verzoek u,
ja gebied u, met niemand over het
gebeurde te spreken.
Ik zal zwijgen.
Waarschijnlijk zal het meisje
mij de zaak straks ophelderen. Mis
schien is de bedoelde man een onwaar
dig lid harer familie en zal ze dit liever
niet bekennen. Ongetwijfeld zal ze
mij alles vertellen, maar gij en ande
ren hebt geen recht op haar vertrou
wen. En wanneer ik over haar te
vreden ben, moet gij dat ook zijn.
Het spijt me, mevrouw, dat ik
u leed heb aangedaan, maar ik voelde
mij verplicht, u te waarschuwen, ja te
bewijzen.dat dit meisje u bedriegt.
Eugenie knikte toestemmend, maar
herhaalde, dat zij niet wilde, dat er met
iemand over gesproken werd.
Eenige minuten zat zfj erover te
denken en verliet daarna het salon,
om naar Sofie's kamer te gaan. Zij
klopte en Sofie opende, terwijl roode
oogen en tranen verrieden dat zij ge
weend had.
Nauwelijks was mevrouw Mixtome
gezeten, of Sofie kwam naar haar toe
en knielde bij haar neer met het hoofd
in haar schoot, zonder een woord te
kunnen uiten wegens den strijd, die in
haar gedachten heerschte tusschen be
kennen of volharden bij haar geheim
houding. Mevrouw streek de hand
door haar haren op en neer en trachtte
haar op te beuren.
Gij weet toch, Sofie, zeide zij
feeder, dat ik u liefheb
Ja, mevrouw, heel zeker weef
ik dat.