Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen No. 3 DINSDAG 14 APRIL 1931. 47e Jaarg. J. C. VINK - Axel. Binnenland. FEUILLETON. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-U1TGEVER ADVERTENT1ËN vap 1 tot 5 regels 60 Centvoor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvcrormiddag 11 ure. De Clir.-Hist. Unie. De Chr.-Hist. Unie hield Woens dag te Amsterdam haar algemeene vergadering welke werd ingeleid door .een politieke rede van den voorzitter, dr. J. Schokking, die daarin een uitvoerige beschouwing gaf van de economische crisis, waardoor de volkeren der geheele wereld worden getroffen. Aan deze openingsrede is het volgende ontleend Vergelijkenderwijze, zei spr., wordt ons land door die crisis nog niet het ergst getroffen, zoo wel op politiek, als op econo misch terrein. En spr. zegt dat niet, om den in eigen kring on dervonden nood te verzwakken, maar wel om toe te zien, dat in de hieruit oprijzende klacht de juiste maat niet uit het oog ver loren wordt. De moeilijkheden welke in het eigen land ondervonden worden, zijn een deel van die in de gan- sche wereldzij hebben misschien een eigen karakter, maar staan niet op zichzelfen kunnen daar om evenmin binnen de eigen grenzen overwonnen worden. Tijdelijke voorzieningen kunnen eenige tegemoetkomingen geven maar de crisis is van internatio nalen aard, zoodat ook interna tionaal overleg zich opdringt om tot een oplossing te komen van de vragen die zich daarbij voor doen. Met voldoening mogen wij erop wijzen, dat onze regeering het belang van het internationaal overleg ten volle erkent. Wanneer de handelsconventie van 24 Maart 1930 ten gevolge van de niet vervulling der voor waarden, waaraan haar inwer kingtreding verbonden was, ten slotte niet tot stand kwam, is dit waarlijk niet onze schuld. Inte gendeel zelden werd met zooveel nadruk in klare, duidelijke woor den op het belang van de ver- krijging van eenig resultaat van internationaal overleg aangedron gen, als door den gedelegeerde van onze regeering, den heer Co ign is geschied. Spr. zal niet in bizonderheden treden, maar wel wil hij met enkele woorden op dezen gang van zaken wijzen, omdat daardoor vermoedelijk reeds een vooraf schaduwing geworpen wordt van de aanstaande ontwapeningscon ferentie en men goed zal doen daarvan niet te groote verwach tingen te koesteren. Wij zeggen dit waarlijk niet om daarop eenigszins den dom per te zetten, of omdat wij niet zouden wenschen, dat zij gunstige resultaten had. Zoo weinig, dat wij in den tegenovergestelden wensch de verklaring moeten zoeken voor het feit, dat wij niet alleen met het oog op de nood zakelijke verandering van de in ternationale verhoudingen op han delsgebied maar niet het minst ook met het oog op de voorge nomen conferentie tot verminde ring van bewapening, de totstand koming van de handelsconferentie zouden hebben toegejuicht, en wij haar mislukking thans moeten betreuren. Nadat spr. vervolgens heeft uiteen gezet, dat de wereldoorlog, de opstandigheid onder de vol keren heeft ontketend, staan wij voor het feit, zegt spr., dat de revolutionnaire gedachte over- heerscht en voor haar toepassing een bereiden bodem vindt. En nu wordt van revolution naire zijde, waar men openlijk en met verbluffende brutaliteit voor den 'opzet tot omkeering uitkomt, de crisis aangegrepen, om de bestaande orde, zoowel staatkun dig als maatschappelijk daarvoor aansprakelijk te stellen en de massa daartegen in opstand te brengen. Vanuit Rusland, den haard der revolutionnaire beweging, wordt stelselmatig de propaganda uit gezonden naar alle deelen van de wereld, daar zij met niet minder dan met een in de gansche we reld ontketende revolutie haar doel kan bereiken. Zij mag zich nu eens krachtiger op het eene dan op het andere deel werpen, naarmate de kansen op een vlugge verwezenlijking grooter worden geacht, maar zij gaat geen enkel land of volk voorbij. Zoozeer is een radicale om keering, waarbij geen enkel le vensterrein onaangeroerd mag blijven, doel, dat de heftigste be strijding uitgaat tegen de groepen, die eveneens van revolutionnairen huize en bedacht op een andere inrichting van het maatschappelijk leven en niet aanstonds bereid zijn aan een gewelddadige om verwerping als het eenige middel daartoe mee te werken. Ja, naar mate bij de sociaal-democratie in de verschillende landen, zonder loslating van het revolutionnaire beginsel, het streven naar gelei delijke verandering krachtiger is geworden en gepoogd wordt orn door omzetting van de politieke instellingen het doel naderbij te komen, wordt de strijd niet het minst op dit front, als het innerlijk zwakste aangebonden. Dit verklaart de spanning in de sociaal-democratie, waarvan het zoo juist gehouden congres van de S. D. A. P. in ons land ook een duidelijk bewijs heeft gegeven, zegt spr. De politieke toestand wordt door dit alles ernstig beïnvloed, terwijl bij het gevaar van een grootere verwarring een reden te meer is om te waarschuwen dat de tocht scherp onderscheiden wordt. Spr. bedoelde dat het belang van de door hem voorgestane politieke beginselen in het oog gehouden wordt. Reeds is voldoende gebleken, dat de Chr.-Hist. allerminst van oordeel zijn, dat de regeering in het eigen land, in afwachting van hetgeen het internationaal overleg zal opleveren, of ook niet zal opleveren tegenover de moeilijk heden waarin in breeden kring geworsteld wordt werkloos moet blijven. Voor zoover onder de bedrijven, die in het algemeen van de crisis te lijden hebben, vooral de landbouw het zwaar te verantwoorden had en heeft, is er niet het minst van onzen kant in de pers en in het parlement op voorziening aangedrongen. Er mag wel eens aan herinnerd worden, zegt spr., dat de voor zieningen die op dit gebied in den laatsten tijd getroffen werden, afkomstig zijn, althans in hoofd zaak voorbereid zijn, door een commissie, onder leiding van een onzer Chr.-Hist. Kamerleden, den heer Lovink. Onze houding wordt in deze niet allereerst of in hoofdzaak bepaald door de overweging dat tot eiken prijs aan het kapitalis tische stelsel moet worden vast gehouden, en onze strijd alzoo op dit punt ingezet wordt. Wij hebben in het algemeen niet erg met stelsels in dit opzicht op, daar zulks uitgaat van de onder stelling, dat de maatschappij duurzaam naar een kunstmatig uitgedacht stelsel zou kunnen en moeten worden ingericht; een onderstelling die wij als onjuist afwijzen. Ook is het kapitalis tische stelsel niet op een zeker oogenblik, of in een verloop van tijd als zoodanig ingevoerd, dat nu als een sluitend geheel, zonder het aan te raken met zijn kwade en goede eigenschappen onver anderd gehandhaafd zou moeten worden of plaats moeten maken voor een ander, het socialistische stelsel. Maar voor ons ligt het hoofd punt van den strijd nog op een ander plan, niet voor het kapita lisme en tegen het socialisme, maar tegen de politieke gedachte die daarmede verbonden is, daar van den ondergrond uitmaakt en bedoeld of niet, een steeds ster ker uitwerking krijgt. De politieke gedachte van den autonomen staat. De staat die opkomend uit het souvereine volk het een en het al is, moet om te kunnen bestaan, zijn wil hoe verschillend de vorm ook mag zijn waardoor die tot uiting wordt gebracht aan allen in volstrekten zin kunnen opleggen, zonder daarin door eenige macht te worden gehin derd of gestoord. Het is mogelijk dat daarin een zekere mate van vrijheid voor het individu en afzonderlijke kringen gelaten wordtmaar die vrij heid is volkomen onzeker en hangt af van het inzicht dergenen die aangewezen zijn, of zooals bij de dictatuur welke ook, die zichzelf aanstellen om den staatswil tot uiting te brengen. In zooverre is hetgeen thans in de Sovjet-republieken aangetrof fen wordt, waar de machthebbers het in strijd met de belangen van de gemeenschap achten, dat een andere macht dan die van het proletariaat zou worden erkend, in den grond der zaak niets an ders dan de consequente toepas sing van de autonome staatsge- dachte. Spr. meent althans dat er reden is om het stelselmatig tegengaan van iedere religie, de scherpe ge loofsvervolgingen, de ook naar buiten opzettelijk gevoerde onge- loofspropaganda, niet het minst ook van dezen kant te bezien. Hoe begrijpelijk het is, dat die openlijke vijandschap van alle religie opschrikt en de kerken in haar verschillende formaties sa menbrengt tot protest, waarbij er zelfs aanleiding is tot krachtiger actie naar binnen en naar buiten leidt, het zou een miskenning zijn en daarom van bedenkelijk ge volg wanneer die geloofsvervol ging als een op zichzelf staar.d verschijnsel werd beschouwd en niet in verband ook met de po- litieken ondergang der revolution naire staatsgedachte in haar uiter ste consequentie. Over het herstel van de vroe gere coalitie als over iets heel aparts, maakte spr. eenige opmer kingen om misvatting te voor komen o. a., dat herstel van de vroegere coalitie thans toch niet anders zou kunnen beteekenen dan medewerking tot de vorming van een kabinet. Aan den wil tot die medewer king heeft het bij de Chr. Hist, ook na de laatste verkiezingen niet ontbroken. Wanneer een par lementair kabinet, in den zin die daaraan nu eenmaal gegeven wordt, niet tot stand kwam, was dit alzoo niet het geval van het ontbreken van dien wil, maar om f'Wordt vervolgd,; AXELSCHE ih COURANT Buroflii Markt C 4. Telef. 56. - Postrek. 60263. 52) Weet gij niets meer van hem, graaf Beaucourt vroeg plotseling me vrouw Bienjour; van zijne familie, de vroegere welvaart, de familie zijner vrouw Ik waagde het niet hem met zulke vragen lastig te vallen, antwoord de de graaf. Hij is er de man niet naar, om ongewenschte vertrouwelijk heid toe te staan. Ik heb het dadelijk gezegd, her nam mevrouw Bienjour, dat zij iets ge- heims met zich omdraagt. Gij zult het ondervinden, zij is niet wat zij schijnt. Ik moet mevrouw Bienjour gelijk geven, zeide de markies. Het verwon dert mij mevrouw Mixtome, dat u zich door het fraaie gezichtje van het meisje zoo hebt laten verblinden. U zou goed handelen door haar elders een betrekking te doen kiezen. Dat doe ik niet, zeide mevrouw Mixtome beslist. Zij heeft met hare wondervolle oogen mijn hart gewon nen en ik kan niet gelooven, dat zij slecht is. Zij is rein en onschuldig en om harentwil geloof ik ook, dat haar vader gelijk heeft. Graaf Beaucourt wierp op mevrouw Mixtome een dankbaren blik. Hij ge voelde dat de trotsche mevrouw van zijne verhonding tot het meisje wist en deze billijkte. Op dit oogenblik keerde de gezel schapsjuffer terug en eindigde het ge- sprek. De markies en de graaf namen afscheid en mevrouw Bienjour begaf zich naar hare kamer met de zeker heid in den markies van Chariemont een bondgenoot tegen Sofie gevonden te hebben. De markies van Chariemont ver trouwt haar ook niet, zeide zij in zich zelf, hij zal niet duider, dat juffrouw Lepage de gezelschapsjuffer van zijne echtgenoote blijft. Zoo spoedig mo gelijk moet ik hem over de zaak spre ken. Met zijne hulp zal ik mevrouw Mixtome tegen deze avondturierster in het harnas jagen en hare plannen ver ijdelen. Boven het hoofd van Sofie trokken zich donkere wolken samen. Wat kon zij doen tegen zulke machtige vijanden, die haar listen en lagen spanden Drie weken waren verloopen sedert Sofie naar Montfacon kwam en gezel schapsjuffer van mevrouw Mixtome werd, en in dien tijd was de liefde voor haar moeder sterk toegenomen. Beide waren door een even heiligen als onverbreekbaren band omsnoerd, ofschoon onbewust. En tochde donkere oogen van Eugenie blonken van innige teederheid, als zij op het meisje rusten het hart der trotsche vrouw beefde, als zij den klank harer stem hoorde. Hare wonderbare oogen, die haar aan een ander herinnerden, wekten zonderlinge denkbeelden in mevrouw Mixtome op en tooverden opnieuw in haar hart harmonische accoorden van geluk, die in den loop der tijden waren ingesluimerd. Met klimmende jaloezie en bezorgd* heid sloeg mevrouw Bienjour den in vloed gade, dien Sofie op hare mees teres verkregen had. Daar zij het meisje voor een huichelaarster hield had zij slechts één doelSofie te ver drijven, en zij liet geene enkele gele genheid voorbij gaan, om hare strik ken te spannen. De eerste gasten van Montfacon wa ren vertrokken en andere weer geko men ook aan dezen deelde mevrouw Bienjour mede, dat Sofie een avontu rierster was en haar vader uit Frank rijk gevlucht was. Dit had ten gevolge dat de gasten het meisje links lieten liggen en men beklaagde mevrouw Mixtome, dat zij zich zoo liet begoochelen. Al de goedheid en zorgen van me vrouw Mixtome om Sofie's leven op Montfacon te veraangenamen, baatten niet. Deze had al haar moed noodig om de kleine aanvallen te verdragen, waaraan zij bij afwezigheid van me vrouw bloot stond. Doch zoowel om haren vader als om de haar dierbaar geworden moeder, verdroeg zij alles met een waardigheid, welke hare vijan din dikwijls beschaamde en verbitterde. De markies van Chariemont had ook partij gekozen tegen haar. Zij herin nerde hem aan zijn ongelukkigen bloed verwant, Alexe Mixtome, en dikwijls raadde hij mevrouw Mixtome om het meisje weg te zenden. De gasten van Chariemont waren vertrokken, met uitzondering van graaf Beaucourt en zijn vriend Charles Ber- tir. Maria Bartineux was meestal al leen, en gevoelde zich hierdoor te meer verlaten. Daarbij werd zij begeeriger naar een gezelschapsjuffer, die haar kon oppassen en haar voorlas, die deel nemend hare klachten aanhoorde en hare verveling verdreef. Zij had het nog niet gewaagd me vrouw Mixtome bekend te maken met haar plan ten aanzien van Sofie, maar besloot nu niet langer te aarzelen. Zij geloofde dat Eugenie spoedig naar Parijs zou terugkeeren, dat haar huwe lijksdag was vastgesteld en zij dan Sofie ontberen kon. Het zal voor Eugenie zeker een ver lichting zijn, wanneer ik haar aanbied het meisje tot mij te nemert, dacht zij August kan juffrouw Lepage niet uit staan, maar hij heeft er niets tegen, dat ik haar als gezelschapsjuffer in dienst neem. Ik zal mij nog heden naar Montfacon begeven en met Euge nie over de zaak spreken. Zij maakte keurig toilet en bestelde een rijtuig. De dames op Montfacon waren sedert eenige dagen genoodzaakt geweest thuis te blijven, uithoofde van het slechte weer. Nu was het een schoone en aangename dag en de gasten ver maakten zich buiten met het Cfoquet- spel. Sofie was op verzoek van me vrouw medegegaan, ofschoon zij zich liever op hare kamer had teruggetrok ken. Mevrouw Mixtome en mevrouw Bienjour stonden ter zijde het spel aan te zien. Al de andere dames grepen de ballen, slechts ééne uitgezonderd. Gij kent het spel, Sofie, zeide mevrouw Mixtome. Speel eens mede. Eer Sofie kon weigeren en zag wat haar plan was, liet eene dame hare bal vallen, en zeide dat ze liever eene wandeling naar de klippen deed. Een tweede volgde haar voorbeeld en zij gingen arm aan arm naar het strand. Eenige andere trokken zich eveneens onder verschillende voorwendsels terug en alleen twee oude dames bleven half besluiteloos en verlegen staan. De kleine opstand had zonder op- achadding plaats» In toon noch blik had men de oorzaak van dit uit elkan der gaan laten bemerkenmaar Sofie bemerkte zeer goed, wat het beduidde en het bloed steeg haar naar de wan gen. Ook mevrouw Mixtome scheen de oorzaak te begrijpen, want zij was geërgerd. Kunt gij mij zeggen, wat dit beteekenen moet? vroeg zij, zich tot mevrouw Bienjour wendende. Het beteekent, antwoordde deze een weinig bezorgd, dat de dames niet met juffrouw Lepage op een lijn willen staan. En waarom niet. Ik heb haar toch met allen gelijk gesteld, sprak me vrouw Mixtome trotsch en streng. Waarde mevrouw, zeide eene gravin die in de nabijheid stond en het gesprek had gehoord, het is jammer, dat deze vraag in tegenwoordigheid van juffrouw Lepage gedaan wordt, en toch heeft het misschien zijne goede zijde, omdat zij daardoor in de gele genheid wordt gesteld zich te recht vaardigen. De dames zijn wel bereid al uwe vriendinnen als haar gelijken te beschouwen, maar zij meenen, naar ik geloof, dat uwe vriendschap voor uwe gezelschapsjuffer ditmaal uw door zicht heeft bedrogen. Op het gedrag van het meisje valt niets aan te merken, maar wat weet men van haar? Ware zij niet zoo terughoudend over haar verleden en hare familie, zij zou zeker de lieveling van allen worden. Is het niet genoeg, als ik borg voor haar blijf? vroeg mevrouw Mix- terne. Dat zij mijne gezelschapsjuffer is, moet mijn kennissen voldoende stjn, Hierna trok de gravin zich met Sofie terug in de huiskamer,

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1931 | | pagina 1